Zitting van Woensdag 21 December.
In deze zitting zijn aangenomen de wets-ontwerpen tot amortisatie of aflos
sing van Nationale Schuld en tot vermindering van regten op den invoer van
de granen en andere levensmiddelen.
Daarna zijn de beraadslagingen aangevangen over den begrootingswetten.
De hoofdstukken I, II, III en IV zijn aangenomen.
Zitting van Donderdag22 December.
De Minister van Koloniën zendt in de publicatiewaarbij de uitvoer uit
Java van gouden muntzonder bepaling van regtenis toegestaan tot uil0.
December 1855.
Voortzetting der beraadslagingen over de Begrootingswettenen wel het
eerst over Hoofdstuk V, Binnenlandsche Zaken.
Eenige sprekers voeren bet woord over verschillende punten.
De Heer Lotsy vestigt onder anderen de aandacht daarop dat het Rijk zich toch
ernstig late gelegen liggen aan bet Observatorium te Leydenin welke zaak
hij tol bondgenootcn zegt te hebben Z. M. en den Minister van Binnenl.
Zaken. Z. M. door zijn geblekene belangstelling in de Akademie, waarvan
Hij zelf burger is geweest. Ten slotte is liet Hoofdstuk aangenomen.
Tweede Biamer der Staten-füeneraal.
Vervolg der Zitting van Dingsdag 20 December.
De Heer Thorbecke heeft het woord na den Minister van Financiën. Des
sprekers rede heeft ruim anderhalf uur geduurd en was in twee deelen ver
deeld. Het eerste diende ter beantwoording op menige beschuldiging, en het
mcdedeelen van eenige opmerkingen. Het tweede kortere gedeelte diende lot
ontwikkeling der gronden voor het voorstel. De berigtgevers aan de dag
bladen hebben echter verklaard, dat de spreker van hunne plaats zoo moei
lijk te hooren, ja vaak zoo onhoorbaar was, dat het bun ondoenlijk is ge
weest, om van die rede in haar gebeelen zamenhang een naauwkeurig ver
slag te geven, en zij zich hebben moeien vergenoegen met het geven van
een zoo getrouw mogelijk overzigt van hetgeen zij konden hooren.
Het eerste gedeelte dat meer tot wederlegging van beschuldigingen en op
merkingen omtrent gezegden van sommige sprekers dient, en van wege de
groole uitvoerigheid, onmogelijk bier in korte bewoordingen kan worden aan
gestipt, achterwege latende, bepalen wij ons hier bij de geheele mededeeling
van hetgeen onze berigtgevers van het tweede deel als onmiddelijk de zaak
zelf betreffende hebben kunnen opvangen.
Het voorstel is in zijn oog een begin van verbetering van het stelsel. Dat
stelsel strookt niet meer met den tegenwoordigen tijd. Z. i. behoort een
belastingstelsel tot de meest veranderlijke zaken. Er is geen stelsel uit te
denken dat overal en algemeen kan werkenwel in eenige algemeene hoofd
trekken, maar niet in regeling. Ons belastingstelsel, als bet naar een wijs
plan is daargesteld, is thans, in de tegenwoordige maatschappij in vele op-
zigten bedorven. Men beeft te veel gezien wat en niet hoe wordt opgebragt.
Noch het voordeel des volks, noch dat der schatkist werd bij de regeling
betracht. Daarbij komt dat het gebruik der noodzakelijke levensbehoeften
afneemt, niettegenstaande de toeneming der bevolking. Niettegenstaande (en
bij heeft hier geloofwaardige cijfers voor zich) sedert 1835 de bevolking met
15°/0 is toegenomen, en men dus bij niet te miskennen toenemende wel
vaart, ook een toenemend verbruik van eerste levensbehoeften mogt verwach
ten, is dit niet bet geval, maar is omgekeerd, het verbruik van vleescb
granen en andere eerste levensnoodwendigheden zeer afgenomen, zoo in de
steden als ten platten lande. Ons belastingstelsel bezwaart de eerste levens
behoeften. Het behoeft hervorming. Hoe en waarin Zóó dat zij de pro
ductie vrijlaat, gelijk ook de mededinging vrij, naar binnen en builen. De
gemeentewet heeft reeds het accijnsstelsel binnen eene naauwere grens be
perkt. De beperking van de binnenlandsche consumtie mag niet voortduren,
en de toestand der middenklasse vordert dringend voorziening; dat gedeelte
der middelklasse dat na aan de armoede grenst; dat gedeelte, dat gelegen
is aan den breeden zoom der armen-populatie. Dat deel der middenklasse
inoet worden behoed voor voortgaand vervalopdat de klasse der armen al
lengs binnen engere grenzen worde teruggetrokken. Die middenklasse eenig
beter voedsel te verschaffen, is in verband met de andere deelen van bet
voorstelhet doel dat beoogd wordt. En nu vrage men nietis de accijns
eenige centen meer of minder, maar men zegge: men belaste de voedings
middelen evenmin als de overige grondstoffen der nijverheid en men ga
daartoe over zoodra de finantiele krachten bet toelaten.
Spreker eindigt met de betuiging, dat hij zich niet vleit, dat de Regering
uit vrijen wil tot hervorming van het belastingstelsel zal overgaan, omdat
zoo iets schier nooit ergens gebeurd is.
Daarna vat de Minister van Buitenl. Zaken bet woord op, ter verdediging
van de rigling van bet Ministerie. Hij zal niet treden in de beraadslagingen
over bet voorstel zelve. Dit behoort niet tot zijne taak, maar zijne taak
was, omtrent de politieke beschouwingen van bet voorstelmet eenvoudig
heid en waarheid de meening der Regering te kennen te geven.
De zitting is daarna opgeheven tot des avonds ten 7) ure.
Avondzitting van Dingsdag 20 December.
In die zitting zijn de beraadslagingen voortgezet.
De Heer van Bosse beeft het voorstel zeer breedvoerig verdedigd en daarbij
de bedenkingen wederlegd, daartegen ingebragt, hetzij uit een politiek oog
punt hetzij uit een algemeen fiuanlicel oogpuntbetzij op grond van den
inhoud van het voorstel zelf. Hij heeft onder anderen gezegd dat hij eens heeft
gewezen op de nadeelen van het accijns-stelsel, vooral bij de nijverheid door
de formaliteiten die bare ontwikkeling belemmerenen hoe door de uitbrei
ding van dit stelsel al meer en meer de belasting werd verhoogd.
Dc spreker toont verder aan, dat de berekeningen, in de memorien van
toelichting en beantwoording voorkomendejuist waren. Omtrent de wissel
valligheid der koloniale bijdragen merkt hij aandat de Heer Rochu6sen
een krachtig bondgenoot voor de voorstellers geweest is. De Heer Dirks had
uitgerekend, dat er nog geen behoorlijk equivalent door besparing van rente
was verkregenom tot de afschaffing van eene belasting te kunnen overgaan.
Spr. geeft toe, dat er wel een verschil van 50,000 zal bestaan. Naar
zijne berekening kan op 1 Februarij 1854 de besparing van rente tot 11 ton
geklommen zijnwaarbij men voegen moet 4 ton voor bespaarde renten door
uitgifte van de nieuwe muntbiljetten. Daarbij komt de opbrengst van gron
den van bet Haarlemmermeer. Spr. betoogt dat we gerust den weg, door En
geland ingeslagenkunnen en moeten volgendaar afschaffing van lasten
niet altijd vermindering van inkomsten voor den Staat ten gevolge heeft.
Verder zegt hij, dat de accijnsen op het gemaal, bet geslagt, de brandstof
fen het zout en de zeep hij hem op gelijke lijn staan en hij wenschle dat ze
alle konden worden afgeschaft; welke accijns eerst? dat is afhankelijk van
het bedrag der opbrengst en de omstandigheden.
De afschaffing van het gemaal is niet voorgesteld omdat dit aanzienlijk
bedrag niet kan worden gemist. De accijns op de rogge kan men niet af
schaffen omdat dan de surveillance van dien op de tarwe onmogelijk zou zijn
en men dan tot de afschaffing van den gebeelen accijns moet komen.
Spr. wederlegt de bewering, dat bet niet zou baten en dal de prijzen van
het vee toch zouden rijzen. Ilij toont aandatzoo de accijns wordt afge
schaft de prijzen zullen dalen en er dan meer vleescb zal worden gegeten.
De tabellen der Regering bewijzen, dat, bij rijzing der prijzen, er minder
vleesch gebruikt wordt. Hij doet opmerken, dat niet alleen de afschaffing
van den accijns wordt voorgesteld, maar ook vrijdom van invoer van vleesch
van buiten. Mogt er vleesch naar herwaarts worden vervoerd, dan zal dit
noodwendig van grooten invloed op den prijs alhier zijn. Zoo de beweringen
der tegenstanders gegrond mogten zijnmen verhooge dan de belastingdan
zal de prijs volgens ben dalen. De voorstellers weten weldat het voorstel
de kwalen van de menschheid niet zal wegnemen. Zij wenschen daaraan te
gemoet te komeniets te doen voor de middenklassen. Hij gelooft dat die
door den maatregel goedkooper vleesch zullen krijgenomdatnaar mate
de mcervermogenden meer vleesch gebruiken, de afval voor de minvermogen
den zal vermeerderen. Zoo bet waarheid ware, dat de accijns door den
meervermogenden alleen betaald wordtdie toch vleesch koopendan zou
verhooging van den accijns wenschelijk zijn. De spreker houdt voldat de
accijns werkt als eene premie op den uitvoer. Immers het transport kost
12 a 15, de inlander betaalt 30 aan accijns. De uitvoer wordt bo
ven den invoer bevoordeeld. Hij toont ook aan de juistheid der berekening
omtrent de vermindering, die de afschaffing zal ten gevolge hebben. Nog
dezer dagen heeft hij bij twee voorname handelshuizen in Amsterdam en
Rotterdam inlichtingen doen inwinnen, die de juistheid zijner berekeningen
hebben aangetoond en waarvan de slotsom is, dat de halprijzen te Londen
oneindig goedkooper zijn dan te Amsterdam of te 's Hage.
Ten slotte zegt spreker, dat bet beginsel der voorstellers is, dat op de
accijnsen op de eerste levensbehoeften, op het voorbeeld van Engeland, moet
worden teruggekomen.
De Minister van Justitie heeft den spreker beantwoord en op nieuw uit
verschillenden hoofde, voorzigtigheid aanbevolen, ten einde de pas herstelde
finantien niet op nieuw in ongunsligen toestand te brengen.
De Heer van Bosse heeft daarop gerepliceerd, waarna er eene woordenwis
seling tusschen den Minister van Finantien en de Heeren van Bosse en llu-
genhollz over de berekening van het tonnegeld ontstaan is.
Bij 11 ure is de zitting gesloten, zullende morgen ten 12 ure de be
raadslagingen over het voorstel worden voortgezet, daar de Ministers in den
voormiddag bij de algemeene beraadslagingen over de Staalsbegrooting in de
Eerste Kamer moeten tegenwoordig zijn.
Zitting van Woensdag 21 December.
Aan de orde, de hervatting van de beraadslagingen over het voorstel der
negen leden.
De Heer de Man, een der voorstellers, erlangt het woord. Hij zegt, dat,
welk lot bet voorstel ook moge "hebben, het dit gevolg zal hebben gehad,
dat over het belastingstelselmet de daaraan verbonden vraagpuntengron
dig is onderzocht.
De hoofdvraag is thans meer in bepaalde beraadslaging gekomen de
vraag, of de tijd daar is om langzamerhand lot ontheffing van de mindere
en lagere standendoor opheffing van sommige belastingenover te gaan.
Dat is het terrein, waarop men zich thans beweegt, en het voorstel, zegt
spr., is een eerste stap om tot oplossing van dat vraagstuk te geraken. Zijns
inziens veroorlooft de staat der schatkist om daartoe over te gaan.
De Heer Reinders, mede een der voorstellers, verdedigt dit en eindigt met
de betuiging, dat hij met genoegen gezien heeft dat vele leden erkennen, dat
er iets moet gedaan worden; welnu, zegt hij, men vereenige zich met het
voorstel.
De Heer Hugenholtz, ook een der voorstellers, belast zien met de taak
tot wederlegging van de aanmerkingenbetreffende het tonnegeld.
De lieer v. Hocvell zal drie punten behandelen: 1°. De beschuldiging van in-
conseqnentie2°. Of de Indische geldmiddelen eene vermindering van de lasten
van het moederland veroorlovenen 3°. Kortelijk betoogendat de hervor
ming van ons belastingstelsel hier te lande in een naauw verband staat met
een beter koloniaal bestuur.
Doch tot het derde punt gekomenwordt het vervolg bij het ver gevor
derde uur, tot des avonds uitgesteld.