LEYDSCHE cou 1853. N" ,n €S®>' «5 ©cgoïber 1574. Do Courant wordt Maandag, Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdug Avond. MAAjNDAG, 3 OCTOBER. De Prijs der Courant is f\2> in het jaar de afzonderlijke no miners worden tegen 10 Centen afgegeven zijn sedert 3 Februarij J. 1. ter rolle onzer Hoogeschool ingeschreven een getal van 140 studenten, als: in de Godgeleerdheid 45 (30 alhier studerende, 15 elders); in de Reglsgeleerdheid 43 (36 alhier stud., 7 elders); in de Ge neeskunde 41 (18 alhier stud., 23 elders); in de Letteren 8 (5 alhier stud., 3 elders); in de Wis- en Natuurkunde 3 (alhier stud.). Dat was een blijde, een onvergetelijke morgenstond, die morgenstond van den 3d™ October 1574! Daar trok, na vier maanden belegerens, de vijand af. En wie was die vijand? de legerbende van den Koning van Spanje, die tevens Graaf van Holland was, maar Spanjaard door geboorte, door opvoeding, door verkecring; die het Nederlandsche volk niet kende, die er geen hait voor had. Hij, de hardvochtige, de achterhoudende, de bekrompene Phi lips II, was de man niet voor Nederland, dat den vader, Keizer Karei, betreurd had, maar bekommerd den zoon 's vaders troon zag beklimmen, en weldra van dien troon eene dwingelandij zag uitgaan, die al wie prijs stelde op vrijheid al wie iets te verliezen had donkere dagen voorspellen deed. Spoedig braken zij aan. Godsdienstige en burgerlijke vrijheid werd door den onlijdelijkslcn gewetensdwang, door schromelijke afpersingen en 'l begeven van ambten aan vreemdelingen vervangen; vergeefs leverde 't volk eerbiedige vertoogen in, met opsomming zijner grieven en beden tot hare opheffing. De Koning bleef doof voor alle klagten; van lieverlede werd de dwingelandij ondragelijker, 't vertrapte volk ongeduldiger en wanhopender, zoodat het ten laatste opstond en alles waagde om het onschatbaarste te behouden. De Koning trachtte nu rnet geweld dien opstand te smoren, een opstand die nog niet overal was doorgebroken, die het nog aan zamenhang en een- beid ontbrak; vele steden, waaronder Amsterdam, waren nog aan den Ko ning onderworpen. Het afvallige Haarlem was belegerd en ingenomen en had dien afval met gruwzamen moord en plundering vreeselijk geboet. Zoo moest, zoo zou het ook het wederspannige Leyden gaan, en de Span jaard rekende er op, dat het vallen zou. Anders was het bij Hem besloten, tegen Wiens hand geen Koning iets vermag. Ilooger en hooger steeg de nood in de benaauwde stad. Van 14000 inwo ners die haren toen nog zoo niet vergrooten omtrek bevatte, waren er 6000 door honger en pestziekte bezwekenen 't scheen dat de dood de ganschc bevolking binnen weinige dagen tot haren prooi zou bekomen. Schoon nog zwak na pas uitgestane ziekte en overkropt van bekommerende zorgen, liet Willem van Oranje niets onbeproefd wat tot verlossing der stad scheen te zullen balen. Hij gaf last oin eene vloot van platboomde vaar tuigen uit te rusten, aangevoerd door den Admiraal Boisot, met kloeke Zeeuwen bemand en met levensmiddelen beladen en dijken en dammen te doorsteken om ze van Rotterdam herw-aarls aan te voeren. En ziet, daar steekt de wind op, hel water rijst, de vloot nadert; de •Spaanseho Generaal Valdez vlugt met zijne bezetting uit de schans bij Lam- inerbrug buiten de Koepoort, en omstreeks des morgens ten acht ure komt de vloot den Vliet binnen. Alles juicht nu, Leyden is ontzet, Godc zij dank in eeuwigheid! Dat was een uitkomst, te heugelijker, naar mate de nood ten uitersten toppunt was geklommen; te onverwachter, naar mate de uitredding onmoge lijk scheen; te gewigtiger, daar de val van Leyden, als de doodsteek voor de vrijheid, als de voorbode van Nederlands ondergang, was te beschouwen; te Heerlijker, als gegeven door Hem die alleen over wind en zee gebiedt. 't Is dan ook geene opgewondenheid van 't oogenblik geweest, 't was de Innige overtuiging van het hoogst belangrijke en het bijzonder merkwaardige, waardoor dat Ontzet immer bij de burgerij in zegenend aandenken gebleven is. 279 jaren zijn voorbijgegaan en nog is die gedachtenis levendig en dier baar bij allen die Leydendie Nederland liefhebben bij allen die bij verschil van godsdienstige belijdenis, van staatkundige inzigten, van stand en be trekking, bij verschil van al wat den eenen onderscheidt en vaak te scherp afscheidt van den ander, toch eenstemmig willen zijn in de erkentenis van de hooge waarde eener vrijheid die onder den zegen des Allerhoogsteu steeds het heil van Nederland uitmaakte en het immer moge bevestigen. Daartoe drage steeds onze vermaarde Hoogeschool, die ten prijs der volhar ding door Willem I hier gesticht werd en waaraan zoo vele Vorsten uit het Huis van Oranje hunne hoogere opleiding ontvingenimmer het hare bij. Reeds den 8slen Februarij des volgenden jaars ingewijd, telde zij dat jaar slechts 2 kweckelingenhet volgende jaar telde men er 14het derde 26en nu BINNENLANDSCHE BERIGTEN. LEYDEN, 1 October. Het Academisch Munt- en Penningkabinet heeft van wege *s Rijks Muntcollegie te Utrecht dezer dagen twee gedenkpenningen ontvangende een op het bezoek van Z. M. den Koning aan de stad Utrecht, de andere op de bezigtiging door Z. M. van 's Rijks munt aldaar. De Arr.-Reglhank alhier heeft op de aanbevelingslijst voor de betrek king van Kantonreglerin de plaats van den Heer Mr. J. B. C. P. Cau, (op zijn verzoek eervol ontslagen), geplaatst: de UIL Mrs. S. Tak, Advokaat en Regterplaalsvervanger alhier; C. J. N. Nieuwenhuis, Kantonregler te Woer den, en II. P. J. Tollens, Kantor.regter te Noordwijk. Wij vernemen dat onze stadgenoot de Heer A. Oudshoorn zoo gunstig bekend bij het kunstminnend publiek, voornemens is in het begin der maand November een Concert te geven, waarvan wij hel programma met verlangen te gemoet zien. Bij eene wet van den 31s,e" Augustus 1853, is aan den Ileer Hermann Schlegel, Conservator van 's Rijks Museum te Leyden, geboren te Altenburg (Hertogdom Saksen-Altenburg), wonende alhier, de hoedanigheid van Neder lander verleend. De inspectie der verlofgangers, die in deze maand zou moeten plaats hebbenis tot Mei c. k. uitgesteld. - De Nederl. Handelmaatschappij zal op den 14lIen dezer te Amsterdam onderanderen aanbesteden, liet leveren van 8 3^5 stuks Dehens. - Men verneemt nog onderscheiden bijzonderheden omtrent de schade, die de storm van van 11. Maandag heeft veroorzaakt; zoo zijn bij het dorp Papendrecht meer dan 60 koeijen door het water verzwolgen, van welke 12 van écnen boer, die daardoor zijn bestaan heeft verloren. In onderscheiden dijken zijn doorbraken ontstaan, onder anderen in den vóór 3 jaren nieuw aangelegden dijk te Ossenisse bij Hulst. Uit Capelle in de Langstraat wordt thans met zekerheid gemeld dal in de verschillende polders van den Bies- bosclionder Werkendam, eene menigte werklieden vermist worden, die zeker hunnen dood in de golven gevonden hebben. Twee arbeiders uit het naburig Waspik zagen in de verte 14 menschen met den dood worstelen; door den storm was het onmogelijk hulp te verleenen. Twee boerenzoons uit, het Land van Hcusden zijn uitgegaan om paarden te balen voor de markt te BrakclI, en mede verdronken. Vijf menschen zag men elders op eene hooi mijt gevlugt, tot eindelijk bet water eene ongekende hoogte bereikte en de hooimijt deed kantelen, zoodat de ongelukkigenna nog eenigen lijd gezwom men te hebben, verdwenen. Zeer waarschijnlijk is het getal der veronge lukten grooler, daar tussclten Werkendam, Dordrecht en Geertruidenberg eene hooge blanke zee is, en juist in die polders de meeste arbeiders gevon den werden. Aan den Drimmelenschen dijk vond men 46 doode koeijen aangedreven; hel aantal paarden, koeijen, schapen en varkens die verdronken zijnis onbekendmaar naar berekening onzaggelijk groot. De schade is onberekenbaar. Men kon de paardeboonen met maten opscheppen aan den kant van den dijk, daar dit artikel in de polders juist gemaaid was en de ontzaggelijk groote hoeveelheid hiervan thans geheel verloren is. Ook verneemt men nog van vele schepen, die verongelukt, gestrand ef met schade de havens zijn binnengeloopen. Te Rotterdam zijn den 28stc" aangegeven 21 cholera-Iijders18 overle den, 11 herstelden; den 29ste" 25 lijders, 18 overleden, 7 herstelden. Te Gouda, waar reeds 86 personen door de cholera zijn aangetast, 53 overleden, 8 hersteld en 35 in behandeling, was de ziekte merkelijk aan het afnemen; den 28stcn waren slechts 5 personen aangetast. Te Ilellcvoetsluis zijn wederom door den Raad twee Wethouders be noemd die echter weder bedankt hebben. Niet de Heer J. v. Leeuwen te Delft, maar de Heeren I. J. v. Leeuwen, H. en M. v. d. Bergh te Rotterdam hebben vergunning gevraagd tol bet in de vaalt brengen van cenc schroefstoomboot lusschcn Rotterdam en den Haag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 1