organisatie aan te wijzen en zich met den Minister van Justitie te verstaan tot liet ontwerpen eencr wet over dit gewigtig onderwerp. De Commissie is zamengesteld uit de Hceren den Ridder van Rappard, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en Voorzitter van het Prov. Geregtshof van Gel derland, die tot Voorzitter benoemd is; Meeussen, Godefroi en Wintgens, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Mr. J. L. G. Gregory, Ad- vokaat Generaal bij den Iloogen Raad en Mr. W. F. G. L. FrancoisSubstituut- Officier hij de Arr.-Regtbank te 'sHage, die lot Secretaris is benoemd. II. M. heeft aan de Dames-vereeniging Liefde tot den naastete Sloten in Frieslandeen fraai geschenk doen toekomenals prijs in eene door die A'ercenigirrg te houden loterij. - Naar men verneemt zal Z. K. II. Prins Frederik der Nederlanden na oenigen tijd te Berlijn vertoefd te hebben, zich van daar naar Moskou, Warschau en ook naar het kamp te Olmutz hegeven. Eergisteren zijn- de zerken voor het voetstuk van het standbeeld voor wijlen Koning Willem II hier aangebragt. Zij zijn van witte Bentheimer steen. - Er bevinden zich nog slechts enkele badgasten te Scheveningenof schoon het cijfer der gedurende het ten einde spoedend hadsaizoen genomen zeebaden minder zal zijn dan het vorige jaar. hetgeen aan het minder warme weder moet worden toegeschrevenzoo is dat van het aantal badgasten even- j wel hooger dan andere jaren. Noch aan de beide zeebad inrigtingennoch ter plaatse waar het publiek gebruik maakte van de baden, heeft men een enkel ongeluk te betreuren gehad; dank zij de goede voorzorgen, welke in alle opzigten aan liet strand genomen worden. Sedert cenigen tijd wordt veel gesproken van een plan tot het bouwen op den dijk aan de overzijde der Gereformeerde kerk van een hotelop grooten schaal daar te stellen uit een te verkrijgen kapitaal door aandeelendat wel 200 appartementen zoude moeten bevattenen aan welks hoofd zoude ge plaatst zijn de Heer Maas. TTtveefle fCnnier der Staten-fZener-aa!. Zitting van Zatnrdag 24 September. Uit de rede van den Minister van Financiën over de Staalsbegrooling voor 1854 ontleenen wij het volgende: Op last des Konings heb ik de eer overeenkomstig art. 120 der Grond wet, bij deze in uwe vergadering over te brengen de ontwerpen der algemeene bcgrootingswetten van 's Rijks-uitgaven voor het dienstjaar 1854, en der wet tot voorziening in de middelen tot dekking dier uitgaven. Te dezer gelegenheid zal ik mij veroorlovenop het voetspoor van vroegere jaren, in ecnigc algenieene beschouwingen te treden ten aanzien van 'sLands financiëlen toestand, en tevens eenige toelichtingen te geven omtrent deze begrooling zelve. Ik acht mij gelukkig, Mijne Ileeren! dat ook thans weder gunstige uit komsten op den voorgrond kunnen worden gesteld. Omtrent de voordceligc sloten over de dienstjaren 1844, 45, 4G47, 49 cn gedeeltelijk over 1850 zal binnen kort een ontwerp ter overweging worden voorgesteld. Van het voordeelig slot van 1850 blijft slechts beschikbaar ƒ331,294.13», terwijl bij de wet van 20 December 1852 daarop bereids is aangewezen, tot aflossing of rentevermindering van schuld 5,639,755.02. Over 1851 bestaat een voordeelig slot van 7,670,423.37Hiervan wordt, in overleg met het Depart, van Koloniën, beschikbaar gebonden eene in'sRijks kas overgeslorte som van 3,179,447.48, uit de koloniale remise-rekening over het dienstjaar 1851, inct het doel, om te helpen dekken de uitgaven, tot herstel van het muntwezen in Nederlandsch Indië benoodigd. Zoodat overblijft 4.490,975.89 waarop bij de wet van 20 December 1852 bereids is aangewezen tol aflossing of rentevermindering van schuld 4,306,909.56j cn dus nog beschikbaar blijft ƒ184,066.33. Op de begrooting voor 1852 is bespaard 1,474,933. De raming der mid- delen over 1852 bedraagt 71,713,323. De opbrengst der middelen over dat jaar beloopt ƒ73,652,595. De gedane en nog te doene uitgaven bedragen 1 ƒ68,934,091. Waarvan bij genoemde wet bereids is aangewezen, tot aflos sing of rentcvermindering ƒ2,000,000. Hierbij zal nog moeten komen voor noodwendige uitgaven voor het Haarlemmermeer, waartoe een wels-ontwerp aan uwe vergadering zal worden aangebodeneene som van 600,000. Zoodat het nog beschikbare kan gesteld worden op ƒ2,118,503. De raming der middelen over 1854 overtreft de uitgaven met 1,572,764. De nieuwe of verhoogde uitgavengelijk alle andere veranderingen in de cijfers, zijn in verschillende memorien en toelichtende staten naauwkeurig aangewezen; waaronder behalve eene som van ƒ335,000, voor nieuwe cn belangrijke werken, nog is begrepen eene som van 786,362 voor amortisatie van schuld volgens de wet van den 27sten September 1841. De uitziglen zijn dus gunstig te noemen, hoezeer men bij de omstandig heid dat nog altijd een zoo groot deel van de Staatsinkomsten (die van de O. Indie) van hoogst wisselvalligen aard is, de meestmogelijke spaarzaamheid moet blijven betrachten. Bij zamentrekking van de resultaten der verschil lende sedert 1850 genomen cn verder in den loop van dit jaar, nog uit te voeren maatregelen, zal het blijken, dat wij de uitgaven voor renten van de Nationale Scbuld met ruim 81 tonnen gouds verminderd zullen zienen zoo niet onverhoopte omstandigheden de meest gegronde verwachting doen falen zal ook in het volgende jaar door eene nieuwe niet onaanzienlijke besparing daaraan kunnen worden toegevoegd, waardoor dan het evengenoemd cijfer waarschijnlijk zal opgevoerd worden lot 11 tonnen gouds. Mogten ons de middelen niet ontvallen om op deze wijs te blijven voort gaan het tijdstip zou niet zoo verre meer in de toekomst verwijderd zijn waarop rnen afdoende op ontheffing van lasten bedacht zou kunnen wezen. Toen de wet van 20 December 1852 tot vermindering van schuld werd Itot stand gebragt, mogt men zicli met reilen vlcijen dat de beoogde rente- vermindering door conversie zou kunnen verkregen wordendoch het is tot lieden niet mogelijk geweest, het oogmerk te bereiken. In de bestaande om standigheden wenscht de Regering aan de voor de thans onuitvoerlijke rente- vermindering voorbande sommen eene beslemming te geven, welke aanstonds tot besparing moet leiden. Zullende dienvolgens eene wet worden voorge dragenstrekkende om de beschikbare kapitalen aan te wenden lot aflossine van de geldleening voor het Haarlemmermeer. Verder deelt de Minister mede dat tol de uitgifte van tien millioen gulden aan munlbillettcn thans kan worden overgegaanen dat de inwisseling der nog in omloop gebleven tien millioen gulden aan muntbiljetten van 1849, met het einde dezes jaars zal kunnen plaats hehben. Omtrent scheepvaart en scheepsbouw wordt medegedeeld, dat in 1852 139 nieuwe schepen, metende 14,932 lasten, waaronder slechts 14 buiten 's lands gebouwde, metende 1,225 lasten, in de vaart zijn gebragt. De in klaringen van beladen over 1852 overtroffen die over 1851 met 528 schepen, metende 91,485. De uitgeklaarde geladen schepen waren in 1852, 421 uict 65,262 tonnen meer dan in 1851. De waarden van in-, uit- en doorvoer bereikten in 1852 een hooger cijfer dan in 1851. De waarde van in- en uitvoer bedroeg in 1852 te zarnen 595 millioen gulden of 49 millioen meer dan in 1851, en 118 millioen meer dan gemiddeld van 1846 tot 1850. De algemeene invoer was 19 millioen, de algemeene uitvoer 30 millioen, de invoer tot verbruik 5 millioen, de uit voer uit het vrije verkeer 13 millioen cn de doorvoer 17 millioen meer in 1852 dan in 1851. Over de eerste 8 maanden van 1853 zijn 137 nieuwe schepen in de vaart gebragt met een' lasten-inhoud van 15,801, waaronder slechts 12 buiten 's lands gebouwde schepen, metende 1,565 lasten. Over hetzelfde tijdvak hebben de inkomende en uitgaande regten ƒ70,314.78 meer opgebra"t dan gedurende de eerste 8 maanden van 1852. Het getal brieven in Aug. overtrof met 153 pCt.. dat van de brieven over Aug. 1850, zijnde de maand, welke aan de invoering van de postwet onmid dellijk is voorafgegaan, en reeds is over de 8 eerste maanden van dit jaar ruim 67,000 meer ontvangen dan over de 8 eerste maanden van 1850. Ik geloof, Mijne Ileeren! met deze verschillende mededeelingen en beschou wingen, de taak te hebben volbragt, welke mij was opgedragen. Voor de toelichting van vele bijzonderheden, meen ik te mogen verwijzen naar de uit voerige stalen en memorien, welke bij de ontwerpen zijn gevoegd. Het zal mij aangenaam wezen, wanneer die stukken bij u bevonden worden aan het doel te beantwoorden cn ik wenschdat uwe beraadslagingen over de begroo ting voor 1854 mogen gedijen tot bevordering van het algemeen belang, tot heil van het dierbaar Vaderland." Zitting van Maandag 26 September. Tn deze zitting is ingekomen een wets-ontwerp betrekkelijk de regeling van het muntwezen in AVest-lndie, met memorie van toelichting, verzending naar de afdeelingen. Daarna hebben de beraadslagingen plaats gehad over het ontwerp-adres van antwoord op de Troonrede van den volgenden inhoud Sire 1. Evenzeer als wij met innige vreugde Uwe Majesteit weder te midden der Volksvertegenwoordiging zagen verschijnen, om de zitting der Staten-Ge neraal te openen, verheugen wij ons over de ondubbelzinnige bewijzen van genegenheid en gehechtheiddie Uwe Majesteit telken reize van de zijde der Natie ontvangt. Wederkeerig vertrouwen tusschen Vorst en Volk kan niet dan bevorderlijk zijn aan de goede werking onzer staatsinstellingen. 2. Onder de verblijdende mededeelingenons gedaantellen wij de ver- zekering, dat Uwe Majesteit met de overige Mogendheden in de beste ver standhouding verkeert, hoog te waarderen blijken van belangstelling ont vangt, en de gelegenheid geopend ziet, om het vrije handelsverkeer tusschen Nederland en andere Stalen uit te breiden. 3. De getuigenis, dat zee- en landmagt, al mogen de daarvoor toegestane middelen ook beperkt zijn, eervol aan hare roeping voldoen, wordt door ons op hoogen prijs gesteld. 4. Wij verheugen ons Uwe Majesteit den toestand der koloniën en bezit tingen van het Rijk in andere werelddeelen in het algemeen gunstig te hoo ien noemen. Niets zal ons aangenamer zijn, dan ook gedurende deze zitting der Staten-Generaal, voor zoover dit tot onze taak behoort, den bloei dier koloniën en bezittingen te helpen bevorderen. 5. Met groote belangstelling hoorden wij Uwe Majesteit gewag maken van den goeden voortgang der werken zoo tot verbetering van onze voornaamste rivierenals tot het verkrijgen eener versnelde gemeenschap met het huiten- land cn tot aanwinst en ontginning, ook door het graven van kanalen of het aanleggen van wegen, van nieuwe gronden voor den landbouw. Dat de meer en meer opgewekte ondernemingsgeest der Natie zich in aanvragen tot uitbreiding van zoodanige werken openbaart, kan niet anders dan een ver blijdend verschijnsel worden genoemd. Inzonderheid werd ons nationaal ge voel gestreeld door de herinnering der droogmaking van het Haarlemmermeer; een werk, dat onzen leeftijd en Uwen Doorluchtigen Grootvader, die een grootsch denkbeeld, door het voorgeslacht opgevat, verwezenlijkte, tot duur zame eer zal strekken. 6. Met Uwe Majesteit, erkennen wij dankbaar, dat de onderscheidene tak ken van volkswelvaart over het geheel in eenen bloeijenden toestand verkee- ren cn dat in den lande gewenschte bedrijvigheid heerscht. Te midden van dien voorspoed doet het ons leed, dat de jongste oogst niet ruimer is geweest; wij waarderen dan ook de zorg Uwer Majesteit, om aan welligt eenigzins

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 2