die, naar hij zich overtuigd houdt, onwillekeurig de wonde heeft loegcbragt, waaraan wij lijden en die, zoo God ons zegent, hare genezing nabij is, heeft de bewijzen gegeven, hoe zij weet te waarderen wat dezerzijds gedaan is. Maar van alle andere Mogendheden, om het even (indien hij dit woord moet gebruiken) of het Protestantsche of Katholieke waren, van allen ondervindt Nederland de meest mogelijke sympathie voor den toestand waarin het zich zonder zijn toedoen bevindt, van allen ondervindt het de meest mogelijke ondersteuning. Na den Minister van Buiten!. Zaken had die van Justitie het woord. Hij zal beginnen te onderzoeken wat men in de wet niet vindt. Het ontwerp treedt volstrekt niet op eenig kerkelijk terrein. Alle geloofsbelijdenissen zijn vrij gelaten, niet alleen voor de kerkgenootschappen, welke er zijn, maar ook die, welke komen kunnen, want de Gwt. beschermt ook deze. De wet treedt niet in de benoeming van eenig kerkelijk opperhoofd. De Staat wil daarop geen invloed uitoefenen hij wil de personen niet aanwijzen of goed keuren. De Slaat roept geene kerkvergaderingen bijeen r hij wil zelfs geen invloed op de leden uitoefenen. De kerkelijke omschrijving laat hij aan het kerkgenootschap over. Wat meer is, de standplaatsen, de zetels worden door het kerkgenootschap aangewezen. Eén voorbehoud is er alleenhet is dat tot verzekering der openbare orde en rust. Verder gaat Z. Exc. na, wat men in de wet vindt. De organisatie in eigen boezem is vrij. Hij ontkent dat die door art. 5 wordt teruggenomen. Het eerste lid van art. 1 geeft die vrijheid volkomen. Maar nu gaat de wet verder. Zij wil, dat men zijne inrigting en bestuur bekend make. Welnu, daartoe is de Staat noodwendig bevoegd, ten gevolge van art. 165 der Grond wet. Daarbij is aan den Staat niet alleen de bevoegdheid, maar de pligt opgelegd, aan alle kerkgenootschappen gelijke bescherming te verleenen. Maar nu vraagt de Minister: hoe zal men besehermen, als men den toestand niet kent; als men niet weet, waar en hoe ge zijl? De Staat meent verder het regt te hebben, vreemdelingen de uitoefening der openbare godsdienst te kunnen beletten. Ook dit ligt in het beginsel der Grondwet, waarbij vreemdelingen niet gelijk gesteld worden met ingezetenen, dan in de gevallen bij de wet bepaald. Art. 5 geeft aan den Staat een meer negatief vermogen. De kerkgenootscheppen wijzen de plaatsen aan, waar zij meenen hunne vergaderingen te moeten houden en de hoofden en zetels te moeten vestigen. Maar de Koning zegtaan Mij is het regt eene standplaats af te keurenals lk weet dat daardoor het behoud der rust in gevaar wordt gebragt. Ook die bepaling steunt op art. 165 der Grondwet. Om te kun nen beschermen, moet degeen die zal beschermen, niet in een toestand gebragt worden, dut hij aan die verpligting niet kan voldoen, of dat hij te groote opofferingen zou moeten doen. En nu moet men toch erkennenmet al wat gesproken is over verdraagzaamheiddal het eene waarheid is dal hetgeen de een slicht, aanbidt, den ander ergernis geeft, en dat het de pligt der Regering is, in een Land als het onze, waar zich zoo vele kerkgenootschappen bevin den, die elkander dagelijks ontmoeten, voor te komen al wat ergernis geven kan; en dat, als die ergernis te hoog klimt, als eene daad van een kerkge nootschap zoo veel ergernis geeftdat er provocatie plaats hebbe tegenover het andere, de Staat alsdan tusschen beiden moet kunnen komen, en make dat er geene provocatie plaats hebbe. En nu vraagt de Ministerindien de Bis schoppen gezeteld worden op de plaatswaar de grondzuilen van het Pro testantisme in Nederland gevestigd zijnof men dan niet zon zeggendat die plaats opzettelijk gekozen is, ten einde anderen te grieven? Hij vraagt aan de Katholieke leden der Kamer of de Regering daarmede zoo verkeerd handelt? Bevordert zij daardoor niet veel meer de rust in den Staal? De Katholieken kunnen dit het minste ontkennen, want Rome zelf heeft die plaatsen niet doen innemen. Rome komt eigenlijk op tot verdedi ging der wet. Rome heeft het onraadzaam geoordeeld, die zetels te doen bezetten. Waarom Omdat Rome er gevaar in zag. Als Rome dit doet is het dan voor de Regering geen tijd te waken Men heeft aan de wet retro activiteit verweten. Zijne Exc. zegt: 1". de wel mag dit niet; 2°. zij werkt niet achteruit, wanneer zij eenvoudig een beginsel sanctioneert; 3". zij werkt niet achteruit, wanneer zij de gevolgen 1 eener daad afkeurt. Als argument is gebezigd, dat de aanwijzing heeft plaats gehad, en dat derhalve, hoe men die ook afkeure, er eene achteruit- werkende kracht aan gegeven wordt. De Minister vraagt, als de bloote aan wijzing een regt daarstelt, waar het dan heen gaat? De Minister verdedigt nu nog de wet tegen de beschuldiging van ongrond wettigheid, brengt eenige woorden in het midden tegen het aangevoerde omtrent de niet noodzakelijkheid en niet wenschelijkheid der wet, en eindigt met deze verklaring De Regering en hij persoonlijk is niet dan na rijpe, ernstige overweging tot de aanbieding overgegaan en bij de beantwoording der vraaghoe een dam op te werpen tusschen den stroom die van Roine kwam en den tegenstroom die er zich tegen verhief, kwam men tot het besluit, dat twee zaken op den voorgrond moeten staan 1°. de kennis moet bij de Regering zijn van de inrigting en het bestuur der kerkgenootschappen in het belang der openbare orde en rusten 2°. de vestiging der zetels. Die voldoening wilde zij aan de Protestantsche bevolking geven dat op zekere plaatsen de Bisschoppen niet dan in overleg met de Regering zullen kunnen worden ge vestigd en zoo doende is de groote grief vervallen welke van den aanvang af gerigt was tegen het herstel aan den bisschoppelijken zetel te Utrecht. Die twee hoofdpunten zijn in de wet ongeschonden bewaard gebleven. Maar er was nog iets noodig. Ilct was noodzakelijk dat er een blijk in onze wetge ving kwamdat het Staatsgezag zich in dien zin kan stellen boven het kerkgenootschap, dat hetzelve, des noodig, allen kan houden binnen de pa len van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat. Dat was noodig; dat gevoelde de Natie, en hij betreurt het, dat juist daarom hier en in de an dere Kamer zijne oude vrienden hem zijn afgevallenoindat hij met hen gehecht blijft aan de wijzigingen in 1848 in de Grondwet gebragt. Wat toch zegt de meerderheid der Natie Dit. Indien de Grondwet van 1848 de Regering magteloos zou hebben gemaakt om de kerkgenootschappen in billijk bedwang te houden dan moet de Grondwet worden hierzien want dezelfde meerderheid wil dat de kerkgenootschappen zullen zijn niet boven, maar in den Staat. En nu zegt Z. Exc. ten slotte zij die deze wet af stemmen leggen de eerste hand aan de afbreking van het gebouwdat met zoo veel moeite en beleid in 1848 is opgetrokken. Toen was het ook geen kleine zaak om zoo vele hoofden en uiteenloopende gevoelens te bevredigen. Deze Kamer, als zij de wet afstemt, zal naar Z. Exc. overtui ging, den grond doen rillen waarop dat gebouw in 1848 is opgetrokken, zoodat het weldra zal blijken geheel in te storten. Deze wet is zoo als wij in ons vorige noinmer reeds hebben medegedeeld aangenomen met 22 tegen 16 stemmen. Voor: de 1IH. van der Oudermeulen van Weel, de Vos van Steenwijk, d'Ablaing van Giessenburg, Lotsy, '1 Hooft, van Andringa de Kempenaer, van Dam van Isselt, Paspoort van Grijpskerke, van Aylva van PallandtBoxman, Tonckensvan Lidth de Jende, van Heeckercn van Wassenaar, BorskiMartens van Sevenhoven Insingcr, van Wessem, van Rhemen van Rhemenshuizen Cost Jordens, Vcrhey van den Bogaerd en den Voorzitter (Philipse.) Tegen: de HH. van Nispen van Pannerden, van der Beken PastcelBee- renbroekde Sitter, van Becck Voilcnhovenvan Rijckevorselvan den Dries, Cremersvan Sasse van TJsscltBlankenheym van Eysinga, van dei- Lek de Clercq, van Swinderen, Regout, de Villcrs de Pité en de Brnyn. (Afwezig de Heer Bosch van Drakesteindoor ongesteldheid.) VEREENIGDE ZITTING DER BEIDE KAMERS. Zitting van Zaturdag 10 September. (Sluiting der buitengewone Zitting.) Er zijn met den Voorzitter Mr. A. J. Philipse, 6 leden tegenwoordig, waarvan 5 uitmaken de Commissie tot in- en uitgeleide des Ministers van Binnenl. Zaken, zijnde de Heeren de Brauw, van Lidt de Jeude, Villers de Pité, van Franck en Stolte. De Minister, ter vergadering binnengeleid, plaatst zich voor den Troon en houdt de navolgende sluitingsrede: Mijne Heeren Ik heb van den Koning den last ontvangen mij ip uw midden te bege ven en deze Vergadering der Staten-Generaal te sluiten. Gewiglig boven vele andere was de Zitting die thans is geëindigd zij zal eene belangrijke bladzijde in de geschiedenis van het Vaderland beslaan. Bij de moeijelijke omstandigheden waarin dat Vaderland verkeerdehebt gij Mijne Heerende Regering ondersleud in hare pogingen om rust en orde te bestendigen. De Koning heeft met vertrouwen Uwe medewerking ingeroepenen dat vertrouwen is niet teleur gesteld. Met al den ernstwelken het gewigt der zaak vorderdemaar tevens met de gematigdheid en kalmte die verwacht mogten worden van de vertegen woordigers des Nederlandschen volkshebt gij de voorstellen der Regering onderzocht en beoordeeld. De vruchten van dat gemeen overleg zullen niet achterwege blijven en de wet in deze Zitting het laatste tot stand gekomenin hare ware beleekenis opgevat en in milden zin ten uitvoer gelegdzalgelijk wij vertrouwen strekken tot bevordering der eensgezindheid in den Staat, zonder welke geen betere toekomst, geen volkswelvaart voor Nederland is te wachten. In Naam des Koning verklaar ik deze Vergadering der Staten-Generaal te zijn gesloten. Het gewone zittingjaar van 18531854 zal ingevolge het grondwette lijk voorschrift op Maandag den 19dcn dezer worden geopend. ROTTERDAM, 9 September. Gisteren is alhier de herinnering van het 25-jarig bestaan der Geneeskun dige School plegtig gevierd door hare voormalige en tegenwoordige kweekelin- gen. Dr. Ph. F. Groshans, Lector in de Geneeskundehield bij die gelegenheid eene rede in de Walsche kerk, welke door muziek werd voorafgegaan en afgewisseld, en Dr. K. M. Giltay sprak daarna als tolk der voormalige en tegenwoordige kweekelingen. Des avonds heeft het Bestuur der School een diner van 60 couverts gegeven in Pax Intrantibus. H LI TEiML AN DSC 11K I1IM11G TE ENGELANB. LONDEN, 7 September. Er heeft zich hier, onder bescherming van Prins Albert, eene maat schappij gevestigd, met het doel om nasporingen te laten doen in de bouw vallen van Assyrië en bijzonder van Babyion. Sedert Zondag zijn bijna 370 schepengroolendeels met graan geladen de Theems binnengeloopen. Op de markt alhier werden in de afgeloopen week 17,469 stuks vee van het vaste land ter markt gebragt; de prijzen bleven evenwel boog. Volgens de Times is aan de Porte verklaard, dat zij in de moeijelijk- heden, die zij zich berokkend mogt hebben door haar besluit om de Ween er nota niet onvoorwaardelijk aan te nemen, niet op verderen bijstand van Frankrijk kan rekenen. Volgens den Globe onderwerpt de Staat Missisippi zich aan de uitspraak

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 2