LEYDSCHE
COURANT.
N\
1853.
MAANDAG, 12 SEPTEMBER.
ts;
BINNENLANDSCIIE BERIGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
'.tl O
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 1(1
Centen afgegeven.
LEYDEN 10 September.
De Commissie ter droogmaking van bet Haarlemmermeer beeft ter ken
nis gebragt, dat zij in bet. einde van October of in het begin van November
zal overgaan tot eene derde verkooping, en bij ecne nadere aankondiging den
dag en de plaats zal bekend maken; terwijl bij den boekdrukker, den Heer
11. R. de Breuk alhierop franco aanvraag, tegen 25 cents te bekomen zijn
de algemeene voorwaarden, met eene algemeene kaart.
Te Delftshaven zijn wederom 7 koornwijn-branderijen in aanbouwon
langs werden reeds eenige andere, benevens eene mouterij, koren- en mout-
inolen, en verscheiden particuliere buizen voltooid; dit stadje neemt zeer in
bedrijvigheid toe.
De Gemeenteraad te Willemstad beeft besloten dit jaar geen kermis
te houden, uithoofde van de omstandigheden des tijds.
Te Koekange in Groningen werd een knecht van een landbouwer, welke
met diens zoon aan bet oogsten van den boekweit was en daar beiden zich
haastten wegens eene opkomende donderbui, zoodanig door den zoon met de
zeis aan het been gewond, dat de pezen boven de hiel geheel werden door
gesneden en er eene vreeselijke bloedstorting volgde; men vreest voor het leven
van den knecht.
De werken der indijking bij Bath zijn wederom op eene groole schaal
aangevangen; ruim 2000 werklieden arbeiden daaraan, daar men ze voor den
winter wil voltooid hebben. In het volgend voorjaar zal men eene groote
afsluiting leggen in de Oosler-Scheldedie doorsneden zal worden door eenen
sterken dijk van Bath naar Ossendrecht. Meer dan 30,000 bunders land zul
len op die wijze voor den akkerbouw geschikt worden.
In de gemeente Putten, op de grenzen van België, zijn den 6Jen door
een' zwaren brand, de kerk, de pastorie en 5 andere woningen in de asch gelegd.
De Protestaritsche kerk te Turyn zal binnen kort worden ingewijd.
's GRAVENHAGE, 10 September.
Z. M. heeft den Generaal-Majoor Duycker, Bevelhebber van het kamp te
Zeyslbenoemd tot Bidder Grootkruis met de Ster der Orde van de Eiken
kroonook zoude Z. M., naar men verzekert, aan de oudste Onderofficieren
van elk Balt., dat zich in het kamp bevindt, een gouden eijlinder horologie
tot aandenken hebben geschonken.
Naar men verneemt zal het Balt. Grenadiers en Jagers zich van het
kamp naar Utrecht begeven, ten einde gedurende het verblijf van Z. M. al
daar tegenwoordig te zijn.
Z. M. heeft aangesteld tot Opziener van het Koninklijke Penningkabinet
alhier, J. F. G. Meijer.
H. M. de Koningin is niet haren zoon, den jongen Prins Alexander,den
Ie Friedrichshafcn en H. M. de Koningin-Moeder, dienzelfden dag van
Warschau te Brcslau aangekomen.
Een jongeling van 14 jaren, welke in de artillerie-caserne bezig was,
om een geweerloop schoon te maken en die in het vuur had gelegd, werd,
daar de loop nog van eene lading voorzien wasdie ontbrandde, plotseling gedo
Biersfff BCunmtr «Ier Staten-fBeneraal.
Zitting van Donderdag 8 September.
Gelijk wij in onze vorige mededeelden, was de Minister van Buiteid. Za-
ïken aan het woord hij hel afzenden van het verslag der beraadslagingen in
-die Kamer over de wet op de kerkgenootschappen. Wij nemen nu uit de
rede van dien Minister hel een en ander over. De Minister zal zich hoofdza.
kei ijk bepalen tot een enkel punt: het verwijt, dat de wet zou zijn eene
gelegenheidsu-et. Hij moet daaromtrent verwijzen naar hetgeen reeds elders
is gezegd. Eene ongelukkige gebeurtenis heeft voorzeker aaideiding gegeven
tol het maken eener wet. Wanneer nu echter de omstandigheden van dien
aard zijn, dat er bij de uitvaardiging eener zoodanige wet spoed is, dan mag
men toch het Vaderland niet blootstellen aan de gevolgen van wetteloosheid
in dat opzjgl. In de Grondwet is zeer zeker gelegen het beginsel van vrije
organisatie van ieder kerkgenootschap in den Landemaar dat beginsel is
tot nu toe bij geene wet in werking gebragt. De wet van germinal 10Jc
jaar belette dit. En nu openbaarde zich door het stelsel van het vorig Mi
nisterie welk stelsel Z. Exc. niet wil beoordeelcnmaar dat althans niet
overeenkomt met dat van het tegenwoordig Ministerie nu openbaarde zich,
zegt hij, door het stelsel van lijdelijkheid, van laissez jaireecne organi
satie bij een belangrijk kerkgenootschap, die zich grondde op de bepalingen
der Grondwet. Nu ontslond er in veel opzigten twijfel omtrent de grenzen
dier vrije organisatie. Zoo lang nu die quaestie niet is beslist, waaromtrent
eene spoedige voorziening noodig is, kan geen penning betaald worden aan de
bedienaren van het R. K. kerkgenootschap. Hij acht het dringend noodig op
deze omstandigheid wel het oog te vestigen. Ten gevolge dier organisatie
heeft het Land opgehouden een Land van missie te zijn en de geestelijken
zijn daardoor, zoowel onderling als in betrekking lot de Regering, in eene
geheel andere verhouding gebragt dan te voren. Alles moet dienaangaande
nog worden geregeld. Zoolang alzoo de wet niet daar is, is het onmogelijk
voor dat kerkgenootschap een penning uit te geven. Die omstandigheid doet
dus de behoefte aan eene wet uit den aard der zaak geboren worden. En
zal men dan, omdat men beweerde, dat deze wet niet, gelijk men dit ver
langde, zou zijn eene wet van beginselen, de zaak daaraan opoiFercn en
dus den Staat in ongelegenheid brengen? Dit kan hij niet aannemen.
De Minister zal thans het oog vestigen op de gevolgen barer aanneming,
in tegenoverstelling van die eener verwerping. Hij moet al dadelijk te ken
nen geven dat, van den aanvang af dat deze quaestie ons heeft bezig ge
houden het Ministerie van oordeel is geweest datmet het oog op onzen
landaard, die kalm en bedaard is, niets beter is dan eene vrije, opene dis
cussie over deze aangelegenheid. Uit dit oogpunt beschouwd, liet het zich
aanzien, dat het wenschelijk was deze quaestie tot een onderwerp van wet
geving te maken. Voor een oogenhlik toegegeven, dat het waar zou zijn,
dat ten deze eene spanning zou zijn overgebragt van de meerderheid op de
minderheiddan kon het Ministerie van het Nederlandschc Volk verwachten
en vertrouwen, dat. nadat zijne vertegenwoordigers de zaak rijpelijk en met
naanwgezetheid hadden overwogen, die spanning zou bedaren, de rede de
overhand zou hebben en allen aan de wet zouden gehoorzamen. Dit was
het staalkundig oogpunt, waarvan de Regering reeds bij den aanvang uit
ging; en zij mag zich geluk vvenschen, dat van den aanvang af de uitkomst
aan hare verwachting heeft beantwoord. Nadat dit ontwerp toch met eene
aanzienlijke meerderheid in de Tweede Kamer was aangenomen, is de Natie
werkelijk bedaarder en bedaarder geworden, meer en meer voorgelicht door
de gronden van hare Vertegenwoordigers. En naar mate het oogenhlik ge
naderd was, dat de wel in deze Kamer zou behandeld worden is de span
ning zoo zeer verminderd, dat, niettegenstaande sommige bladen zich weken
en maanden hebben toegelegd, om de Regering te verguizen en zelfs onder
de buitenlandsche bladen zich een enkel heeft vermeten in te dringen en
zich te mengen in de inwendige belangen van Nederland, men al meer en
meer het stilzwijgen heeft bewaard. Dit zal nu een van de gezegende gevol
gen van de aanneming dezer wet zijn, dat het uitgemaakt zal zijn, wat lot
nu toe in twijfel was getrokken, dal de gewone wetgever het regt heeft der
gelijke onderwerpen te regelen, en dat eene wet lot regeling vau het toczigt
op de onderscheidene kerkgenootschappen is grondwettig.
Hij zal nu niet schetsen al de gevolgen eener niet-aanneining van de wet.
Hij zal alleen dit zeggen, dat al wat in het oog der Natie als bijna zeker
was beschouwd, op nieuw onzeker zou worden. Hij moet nu vragen, of zij,
die zoozeer bevreesd zijn voor spanning, kunnen geloovendat die minder
zal zijn als de quaestie onbeslist blijft? Zal het volk in Nederland rustiger
zijn wanneer zich ten deze tusschen de verschillende takken der wetgevende
magt eene verschillende zienswijze mogt opdoen, en wanneer niet al die tak
ken eenstemmig waren? Hij gelooft dit niet. Zal de spanning ophouden
wanneer men zien zal, dat het Staatsgezag onvermogend is tegen den over
moed der kerkgenootschappenvan w ie dan ook Deze Kamer zal voorzeker
zulk een denkbeeld niet koesteren. De Regering heeft verklaard en zij ver
klaart dit nog, eene wet te behoeven, ten einde te kunnen waken, dat de
kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de
wellen van den Staal; en zou men dan den Koning in de uitoefening van
dat regt tot waken niet behulpzaam zijn Door velen is de zaak behandeld
op eene wijze, die niet juist uitdrukte het denkbeeld, dat hij op het oog
heeft: de vrees voor onvermogen van het Staatsgezag tegenover de kerkge
nootschappen.
Men oordeelde, dat de wet niemand zal bevredigen. Z. Exc. zal daarom
trent slechts een woord antwoorden met bet oog op het buitenland, en dan
zegt hij, dat de wet daar wel bevrediging ontmoet. De mogendheid zelve.,