Bijvoegsel behoorende bij de Leydsehe Courant van 9 September J853. Vervolg der Beraadslagingen van de Berste Hamer. De Heer Blankenheym geeft zijn leedwezen over de aangeboden wet te kennen. Hij verheugt zich in de tegenwoordigheid van den Minister voor Kath. Eeredienst, en vooral in zijne rondborstige verklaring dat hij is tegon het beginsel der wet. Deze verklaring van den eenigen Minister, die in het Kabinet inlichting nopens de Kath. belangen kan gevenmoet niet anders dan de zedelijke kracht der wet verzwakken, llij betoogt verder het on grondwettige der voordragt en wil voorts in liet belang der eendragl en rust, uit liefde voor Vorst en NederlandZ. M. eerbiedig verzoeken de wet in nadere overweging te nemen. De Heer Beerenbroek vreest gecne supprematie van de R. K. Kerk. Treedt deze op het gebied van den Staat, zij stuit op de wetten,van dien Staat. Hij beschouwt de wet strijdig met de letter en den geest der Gwt. Hij is tegen de wet, omdat art. 1 bepalingen inhoudt, welke onbestemd zijn en waarvan de portee niet te voorzien is; omdat de wet is preventief en retro actief. en een eersten slap daarstelt op de glibberige baan van uitlegging en aanvulling der Gwt. De Heer Insinger gelooft weldat langzamerhand de gemoederen tot be daardheid gekomen, zich zullen gewennen aan de vestiging der Kat. hiërar chie, maar gelooft ook, dat de Kath. zullen erkennen in geen Protestantsch land zoo vele vrijheden te hebben als hier. Men moge tegen dit woord opkomen, maar de meeste ingezetenen zijn Protestant. Buiten 'slands noemt men ons een Protest, land. Hij zal niet de diplomatische kinwen ontwarren, en onderzoeken wat te Rome of wat hier gezegd is. Onbetwistbaar is het, dat men moet trachten tot rust te komen. Hij herinnert, hoe in Noord holland een Kath. lid is herkozenterwijl in Noordbrabant het eenige Prot. j lid uit deze Vergadering is verwijderd. Hij hoopt dat een einde aan al die moeijelijkheden koine. Hij gelooft in gemoede dat de tegenwoordige wet op den duur aller gemoed zal bevredigen. Hij heeft aandachtig nagegaan wat met de wet is voorgevallen. De rede van den Minister van Justitie in de i 2de Kamer heeft hem overtuigd, dat in de wet niets ongrondwettigs en retro- actief is. llij zal haar dan ook uit volle overtuiging aannemen. De Heer van Rhemen van Rhemenshuysen is tot de vaste overtuiging gekomen: 1°. dat de Gwt. deze wettelijke regeling toelaat; 2°. dat zoodanige wet thans noodzakelijken 3®. dat dit ontwerp aannemelijk is. Bij de ontwik keling dier punten zegt hij onder anderen: Het was niet de invoering der Bisschoppelijke hierarchic, die aanstoot gaf, maar het was die beruchte, die stuitende allocutie, die bij zelfs door geen Katholijk heeft hooren verdedigen. Die allocutie en niet minder de lijdelijke houding van het vorig Ministerie, heeft de April-beweging uitgelokt en de oogen doen opengaan. Hij wil niet in allen deele optreden als verdediger van het vorig Ministerie, maar na den laster en de verguizing in den laatsten tijd, is het voor hem behoefte te verklaren, dat het land aan dat Ministerie veel verpligt is; dat het was zamengesteld uit begaafde mannen, onder wier bewind orde en regelmaat in den lande heerschten, zoo als men die misschien nooit te voren had gekend. Intusschen heeft een lid van dat vorig Ministerie erkend, dat hij en zijne ambtgenooten door het Hof van Rome waren misleid. Maar daarna heeft het vorig Ministerie dan ook niet gedaan wat het doen moest. Met het oog daar op, is dus eene wet noodzakelijk en zal hij er voor stemmen. De Heer van Sasse van Ysselt schetst het hooge standpunt der Eerste Kamer en zegt nog verderdat de Minister voor R. K. Eeredienst zelf te kennen heeft gegeven, dat hij, bij aanneming, in de wet zou berusten, maar in be ginsel er tegen was. Hij wil aannemen, dat, deze wet met wijsheid en ge matigdheid zal worden toegepast, maar moet opmerken, dat menschen voor bijgaan en instellingen blijven. De Heer van Ryckevorsel zegt, dat de allocutie in hooge male afkeuring verdient en dat hij die betreurt, maar dat de opgewondenheid overdreven was in dien zin alsof de Protestanten in Nederland werkelijk door die allocutie iets te vreezen zouden hebbenalsof het ullramontanisme daardoor gevaarlij ker ware gewordenalsof dit nu eenig gezag zou kunnen uitoefenen. Men begint meer en meer in te zien, dat het voor de Protestantsche Kerk vrij onverschillig is, of en waar er Bisschoppen zijn. Hij wenscht te bevredigen, niet te verbitteren. Hij zal thans het Ministerie ondersteunen. Hij vindt dat I de Gwt. het maken eener wet toelaatmaar echter deze wet met haar in strijdzoo niet met de letter, dan toch met den geest. Een nationaal pro test nu tegen de aanmatiging van Rome is niet de taak der Wetgevende Magt, maar van de Regering. Spreker vindt ten slotte de wet, met betrekking tot de toekomst, zoo gewigtig, dat hij, na rijp en ernstig beraad, haar noch noodzakelijk noch doeltreffend acht; dat eenige bepalingen in strijd zijn met de Gwt. en zelfs met de lste alinea van art. 1 der voordragt zelve. Daaren boven is zij gevaarlijk en in geencn deele geschikt om de eendragt, rust en orde in Nederland te bewaren. In het waarachtig belang van het Vaderland wenscht hij Z. M. eerbiedig te verzoeken het voorstel in nadere overweging tc nemen. De Heer de Bruyn verklaart zich tegen de voordragthij beschouwt die 1». ongrondwettig, 2°. onregtvaardig, 3®. onstaatkundig. De Heer Paspoort van Grypskerke geeft de gronden op, die hem bewegen zullen voor het ontwerp te stemmen. De Regering moet weten, waaraan I zich op kerkelijk gebied te houdendaarom is de wet noodig. De Heer van Swinderen verklaart zich tegen de wet. Hij vindt in alles bevestigd zijne meening, dat de gewone wetgever allezins bevoegd is om op Hoofdstuk VI. der Grondwet wettelijke bepalingen te gronden, mits die niet te kort doen aan de wettelijke vrijheden daarbij of bij andere artikelen toe gekend. Hij vindt echter op de voorgeslagene wijze aan art. 10 gepraejudi- cieerd, voorts artt. 1 en 5 niet in overeenstemming met de Grondwet en hecht zich aan hetgeen deswege in het algemeen in 4 van het verslag is gezegd. Niemand zal voldaan zijn en er zal onrust gekweekt worden. In dat vooruitzigt meent hij dat de wet niet behoort te worden aangenomen. De lleer van Dam van Isselt verdedigt de wet, acht de verwerping nood lottig en zegt dat hier geen denkbeeld is om het R. K. kerkgenootschap I moedwillig te willen verdrukken, maar alleen vrees voor ultramontaanschen I overmoed. Deze wet zalkan nimmer toegepast wordenof er moet een kerkgenootschap zijn, dat alle banden van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat zou willen verscheuren. Hij verklaart zich met het oog op Ko ning, Vaderland en mede-ingezetenen van alle godsdiensten voor de wet. De Heer van Eysiriga vindt de wet, noch noodzakelijk, noch staatkun dig, noch wenschelijk in het algemeen belang. De Heer van Andringa de Kempenaer vindt niet dat de wet met de Grond wet strijdlen opregte Katholieken hebben hem verzekerddat er niets strijdigs in is met de vrijheid van godsdienst. Als hij nu de overtuiging heeft, dat deze wet de gemoederen zal bedarenvindt hij geen vrijheid zich daar tegen te verklaren. De Heer Lotsy heeft zich voor het ontwerp verklaard. Het treedt volstrekt niet in het wezen der godsdienst. De geest der Grondwets-herziening laat wel degelijk de vaststelling van zoodanige wet toe. Hij vertrouwt dat de uitvoe ring der wet wel zoo zal kunnen plaats hebbendat er men niets van zal behoeven Ie bemerken. De Heer Cremers vei klaart zich legen de wet, als ongrondwettig, onstaat- I kundig en strijdig met de vrijheid van godsdienst. Morgen ten 11 ure voortzetting der beraadslagingen. Zitting van Donderdag 8 September. De Heer Vos van Steenwyk motiveert zijne goedkeurende stem; hij neemt daarbij de wet op zich zelve, en geen aanleidingen herinnering tot rigtsnocr. Die wet nu bevat niets wat in strijd is met de grondwettige regtenzij behelst niets dan noodige bepalingen in het Staatsbelang, om orde en rust te bewaren; zij is evenmin krenkend voor R. Katholijken als voor andere gezindheden; zij is geene partij-wet. Bovendien is die voordragt niet te wijten aan de Protestantenspr. zal niet onderzoeken wie aanleiding tot de grieve heeft gegeven. De Heer Regout acht dit ontwerp strijdig met de Gwt. en daarom zal hij er zich tegen verklaren. De Heer van Beeck Vollenhoven heeft lang geaarzeldom der gevolge wille, zijne stem te bepalen. Hij zal, alles wel gewikt en gewogen heb bende, met gerustheid tegen de wet stemmen. De Heer van Nispen van Pannerden doet onderzoek nopens de Grondwet de wet zelve en het staatsbelang. 1®. De wet is niet in strijd met de Grond wet noch met hare letternoch met haren geest. 2°. Maar wat de bepa lingen der wet zelve betreft, is hij tegen deze, vooral om art. 5. Dit werkt terug op een eenmaal gepleegd bedrijf, dat op het oogenblik van het bedrijf, volgens sprekers inzien, naar de-Grondwet geoorloofd was. 3®. Als men de wet toetst aan het staatsbelang, dan gelooft hij dat de spanning en onrust daardoor niet verminderen, maar vermeerderen zullen. Hij gelooft dat dc partij, die de wet heeft uitgelokt, zich volstrekt daardoor niet zal laten be vredigen. De Heer van der Lek de Clercq is mede tegen deze wetzonder evenwel in te stemmen met al wal er tegen is aangevoerd. Hij meent niet dat de wet ongrondwettig is, maar hem mishaagt: 1®. de aanleiding; ligt die in de pauselijke allocutie? Dit ontkent spreker, daaidoor zou men te veel eer be wijzen aan dat stuk; hij keert de allocutie en breve af: 2®. ziet hij geen noodzakelijkheid daartoe, flein is onbekend, dat eenig kerkgenootschap op een terrein is gekomenwaarop het niet behoorten mogt dat al het geval zijn, dan zou deze wet toch onvoldoende zijn om het te beletten. Als Protestant wenscht hij vrije ontwikkelingals besten waarborg tegen alle overheerschirig hetzij van Rome van Dordrecht of van elders. Mogt later tot beteugeling van geestelijke aanmatiging blijken, dal er eene wet noodig is, dan heeft men in Nederland genoeg vrijzinnige mannen, gereed om elke regering te helpenorn d'e geestelijkheid op haar eigenaardig terrein terug te brengen. Voorts betoogt spreker, 3®. dat de wet niet bevredigt. Hij zal tegen het ont werp stemmen met een gerust gemoedin het belang van Vaderland en Koningalleen de zaak en geen personen voor oogen hebbende. De Heer van Hceckeren van Wassenaar is voor het ontwerp. De lleer Cost Jordens heeft in deze voordragt niets gevonden wat op de grondwettige vrijheid en zelfstandigheid der kerkgenootschappen inbreuk zou kunnen maken, en is gekomen tot het besluit, dat aannemen hier beter is. De Heer de Sitter mag deze wet niet aannemen, daar hij er eene verkor ting in vindt van het regt des Konings, die volgens art. 169 met de ver- eischte magt in het staatsbelang bekleed is. De Minister van Buiten). Zaken bepaalt zich hoofdzakelijk bij het verwijt, dat de wet eene gelegenheids wet isen is bij dc ontvangst van dit berigt nog aan het woord. (De beraadslagingen zijn geëindigd, zoo als hoven onder Leyden is ge meld, met de aanneming der wet, met 22 tegen 16 stemmen.) Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 5