legenhcid zijn, naast de openbare en aangekondigde instruclien, nog andere zijn. Het is niet dezen last meest gesteld als niet een postscriptum van een' brief, dat die eigenlijk de hoofdzaak uitmaken. De voorzigtigheid verbood den Minister, van die andere instrnctien te rep pen. Ook hij, spr.zal ze niet mededeelen. Hij wil alleen dit gevraagd hebben: kan cene Regering, zonder bepaald te onderhandelen, eene andere Regering niet polsen en de kennis uitlokken wat, in een gegeven geval, die Regering zal doen, cn tevens doen kennen wat zij zelve, in dat gegeven ge val voornemens is te doen Dit is niet bepaald onderhandelen over een ver drag of tractaat. Zulke aanraking met eene andere Regering heeft alleen ten doel, het vertrouwen lusschen beide Regeringen gemakkelijker te maken, d. i., de toenadering mogelijk te maken en te bevorderen. In dien zin moet des Ministers zending naar Rome worden verklaard, en stelt zij geen hinder nis voor den vrijen gangof belemmert zij de handelingen der Regering en der Wctg. Magt. Dit alleen kon Z. Exc. als man van eer verklaren, dat zijne zending niet zonder vrucht is geweest, ter bereiking van het gewenschte doel, toenadering en wegneming der spanning tusschcn de heide Regeringen, waarvan het gevolg is ook wegneming der spanning hier te lande. Gewis zal niemand onbescheiden in deze openbare Vergadering vragen: «Welke woorden heeft de Koning tot uvóór uw vertrekgesprokenen welk ant woord heeft de Paus u gegeven." Hij zou daarop alleen moeten antwoorden, dat die woorden en dat antwoord getuigen van zelfstandige waardigheid en van de zucht van toenadering en van verdraagzaamheid der beide Souvereinen. Dat antwoordt zou welligt velen niet bevredigen maar de bescheidenheid en de staatkunde zouden hem beletten, hieromtrent meer te zeggen. Alleen de toekomst kan cn zal bewijzen, dat zijne zending een goed doel had, en dat zij niet geheel vruchteloos is geweest. Eene andere beschuldiging heeft Z. Exe. gedurende zijne afwezigheid getrof fen. Men heeft gezegd, de Minister Lightenvelt was tegen wet: als eerlijk man had hij zijne dimissie moeten nemen, in plaats van zich te verwijde ren. Z. Exe. zal rond voor zijne meening uitkomen. Hij beeft zich van den aanvang verklaard tegen het beginselom het toezigt op de kerkge nootschap bij eene wet te regelen, en ook de tegenwoordige wet heeft hij tot. het laatste toe bestreden. Wat is er echter gebeurd? De Ministers cn de Koning keurden bepaald eene buitengewone zending naar Rome noodig. Spr. begreep toen, en doet dit nog, dat de woorden van Art. 55 Gwt. (De Koning heeft het opperbestuur der builenlandsche betrekkingen) geen ijdele klank behoorde te zijn. Die zending lachlte Z. Exe. niet toe. Voor zijne ge zondheid behoefde hij, vooral in dit saizocn, niet te gaan. Ilij was dan ook de eenige vreemdeling te Rome. Het besluit zijner benoeming dagtcekent van den 18den Julij, en hij vertrok eerst den 29stcn. Daaruit blijkt, dat hij niet met veel lust en voortvarendheid de zending aanvaardde. De waarheid is, dat hij aan den uitdrukkelijken wil des Konings persoonlijk gemeend heeft te moeten gehoorzamen. Maar, zegt men, ge hadt in allen gevalle uw ontslag moeten aanbieden. Z. Exc. antwoordt hierop met te vragenwie of weet wat er tusschen den Koning en zijne Ministers is voorgevallen. Aan een vorig Minister heeft men wel verwetendat hem het ontslag als zedelijke dwang was opgelegd. Bovendienaan de wet zijntot aan het vertrek van Z. Exc. voortdurend wijzigingen aangebragt; ook na zijn vertrek zijn er nog veran deringen in gekomen. Hij heeft, met te gehoorzamen aan den Koning, geens zins de belangen der Katholieken ten offer gebragt, omdat hij bedongen heeft dat, gedurende zijne afwezendheidvoor de interimaire waarneming zij ner portefeuille door een' Katholiekzou gezorgd worden. Die belofte is door het Ministerie, zoo veel dit in hetzelve lag, nagekomen. Is het de schuld j dier Ministers, is het dus spr. schuld, dat er geen Katholiek gevonden is, die dat interim heeft willen aanvaarden? Is het zijne schuld, dat in geene der beide Kamers cenig Katholiek lid van de Commissie van Rapporteurs over het j aanhangige ontwerp heeft willen wezen? Dit bewijst alleen den exceptionelen toestand van het tegenwoordig oogenblik. Spr. heeft zich afgevraagdof het voor hem op dit oogenblik raadzaam is, de belangen der Katholieken niet in het Kabinet te vertegenwoordigen Hij gelooft dit niet. Hij heeft voor zich de bewustheid, die belangen met meer klem en volharding te verdedi gen, dan zij die hem bestrijden. Hij meent nog, door in het Kabinet te blijven, de waarachtige belangen van Koning, Vaderland en van de Katho lieken te dienen. Hij meent, te goeder trouw, aan de goede zaak een offer te moeten brengendoor zijne portefeuille te behouden. Hij zal de woorden van een voornaam publicist tol de zijne makendat de staatsman niet alleen eene bepaalde kwestie moet zienmaar verder dient te gaan en het alge meen belang in 'toog houden. Dit nu is zijn standpunt. Hij zal in de wet berusten, zoo zij door de Kamer wordt aangenomen. Hij zal haar niet ver dedigen: 1°. omdat hij daartegen nog bedenkingen heeft; 2°. omdat de wet door de Regering als eene politiewet wordt beschouwd, waarvan de verdedi ging meer eigenaardig bij den Minister van Justitie behoort. Wordt de wet aangenomen, dan zal spr. tol de uitvoering in een' milden, verdraagzamen zin medewerken. Indien nu, na deze openhartige verklaring, iemand nog aan zijne staatkundige eerlijkheid twijfelt (hetgeen hij niet gelooft), welnu hij formulere zijne gedachte, en spr. zal zich verdedigen. [Zie liet Vervolg in liet Bijvoegsel.) ROTTERDAM, 7 September. De Bloemententoonstelling door de Nea'. Maatschappij tot aanmoediging van den Tuinbouw is den 4dcn alhier geopend; op dien dag werd zij door bijna 2000 personen bezocht; er zijn 5000 voorwerpen ingezonden. Alhier zijn den 5den, 217,153 balen Java-kofïij door de Handelmaat- schappij verkocht; de prijzen waren van 28 37J cents. De werkzaamheden aan den spoorweg van Antwerpen naar deze stad worden ijverig voortgezet. Den lsten dezer is een aanvang met den bouw van het station te Rosendaal gemaakten de aarden baan van de grenzen tot daar zal binnen weinige dagen afgewerkt zijn. Ook de onteigening gaat naar wensch. UTRECHT, 7 September. Laatstl. Zondag woonde Z. M., vergezeld van den Prins van Oranje, de Godsdienstoefening in het Kamp bijwaar Ds. Bosvan Soest de dienst ver vulde. Na het zingen van Psalm 68 vers 10, sprak de Lecraar, naar aan leiding van Matth. 22 vers 21 laatste gedeelte, cene krachtige rede uit. Tot slotzang werd Gezang 96 aangeheven. Na afloop der dienst, betuigde Z. M. zijne hooge ingenomenheid met sprekers woorden. Omstreeks 12 ure trokken de troepen uit het Kamp, met de artillerie van Amersfoort en de cavallerie, in de omstreken gelegerd, lot de groote parade op. Z. M. kommandeerde zelfde troepen. De Kroonprins, in uniform van lsten Luit. der grenadierswas in een rijtuig gezetendoor 2 zwarte paarden getrokken. De Koning hereed een kcurigen schimmel, en stelde, gevolgd door een talrijken staf, langs de linie, den Kroonprins aan de troepen voor. Met luid gejuich werden de Vorstelijke personen door de troepen en de volks menigte begroet. Daarna defileerden ze voor den Koning en den Prins van Oranje, waarop ze naar hunne tenten of legerings-plaats terugkeerden. De Koning riep vervolgens de Hoofd- en andere Officieren rondom zich, om hen nog meer in 't bijzonder den Prins van Oranje als Officier van het Nederlandsche leger voor te stellen. Z. M. zeide hoofdzakelijk: dat de dag van Zondag den 4den September voor hem een hoogst belangrijke, hoogst ge lukkige dag was; hij behoefde het niet te zeggen, dat het steeds een gelnk- kige dag voor een Nederlandsch Koning is, te midden van zijn leger zich te bevinden; maar heden was het hem een verhoogd genot, nu hij op den ver jaardag van zijn beminden zoon den Prins van Oranje, dezen mogt voorstellen aan dat Nederlandsche leger, 't welk hem zoozeer ter harte ging, en dat zich in verschillende omstandigheden onder de geliefde driekleurige Vader- landsche banier op het slagveld zoo onverwelkhre lauweren had verworven onder die banier, die dikwerf met bloed geverfd is geworden! De Koning stelde er hoog belang inzijn zoon in persoon aan het leger voor te stellen omdat hij ten sterkste gehecht was aan dat leger, waarin ook hij zijne op leiding had genoten, cn waarin hij toen de hooge waarde van de Nederland sche Officieren had leeren kennen Z. M. wenschte zijn zoon spoedig in dat leger in te lijven, spoedig in den broederband met die Nederl. Officieren te vereenigen, omdat slechts een ademtogt den Prins van den troon zijner vaderen verwijderd houdt, cn die ademtogt in handen is van den Almagtige! De Koning was er trotsch op, eenmaal in de gelederen van het leger te heb ben gediendhij had er de deugden cn goede hoedanigheden der Nederland sche Officieren leeren hoogschatten; de zoon, die hem zoo innig lief is, die de hoop uitmaakt van het Nederlandsche volkvertrouwde hij dan ook gaarne aan de zorgen der Officieren; hij hoopte, dat hij zou trachten zich die deug den en goede hoedanigheden eigen te maken, die den Nederlandschen Officier kenmerken; hij wenschte, dat zijn zoon, in navolging van zijn onsterfelijken Grootvader, die zijn roem op zoo menig bloedig slrijdveld behaalde, waardig lijk plaats zou nemen in den kring van Officieren, die zulk een hechten broederband vormen, en dat alle Nederlandsche Officieren in den Vorstenzoon een broeder zouden ziengelijk hij zelf in elk Officier een broeder zag. Indien de Officieren op dien band prijs stelden, prijs er op stelden den jeugdigen Prins van Oranje onder hen te zien opgenomen, dan zouden allen van harte met den Koning uitroepenLeve de Prins van Oranje 1 We zullen naauwelijks behoeven te zeggendat de rondom Z. M. geschaarde Officieren en burgers dien kreet met geestdrift herhaalden, die, door duizen- j den opgevangen, luiden weerklank vond, cn de lucht deed daveren van het volksgejuich. De Koning betuigde hierop in eenige korte woorden zijne hooge erkentelijk heid voor de hartelijke genegenheid zijn geliefden oudsten zoon betoond; de 4dc Sept., te midden van zoovele duizenden doorgebragt, zou Z. M. een onver getelijke dag ten vreugde blijven. We geven, (zegt de Vtr. Cour. waaruit wij bet bovenstaande ontleenen de bovenstaande regels slechts als eene korte schets, van 't geen door den Koning op hartroerende wijze, met evenveel gevoel als kracht, werd uit gesproken. LEEUWARDEN28 Augustus Behalve dat er vele koeijen aan de longziekte stervenverliezen de land lieden ook enkele aan het miltvuur. Aan die ziekte is volstrekt geen her stellen en ze tast het gansche ligchaam der dieren zoodanig aandat het vleesch zelfs hoogst schadelijk is ten gebruike voor den mensch. Men heeft opgemerkt, dat het miltvuur nooit op de stallen wordt aangetroffen, maar wel in de weide, en dus de oorzaak gezocht in de planten daarin aanwezig. Tot resultaat dier onderzoekingen heeft men bevonden, dat de waterscheer ling cicuta virosawaarschijnlijk de oorzaak van dit venijn is. Te Terap pel, in Friesland, van waar dit berigt koint, heeft men vele sloten gevonden die groenachtig drabbig warennaar men meentdoordien de beesten bij het drinken de waterscheerling vertrappenwaardoor zich het gif dier plant met het water hoe langer hoe meer vermengt. Na dit ingesteld onderzoek heeft men ten minste alle sloten op die plaats doen reinigen, en in geen 4 jaren heeft men aldaar meer voorbeelden van die ziekte aangetroffen. In 1850, toen de Veearts te Terappel weder bij eene koe werd geroepen, die het miltvuur had, bevond hij, dat de walerscheerling weder in groole me nigte in de sloot aanwezig was, zoodat dit hem de overtuiging gaf, dat de ziekte werkelijk alleen aan het gif dier plant is toe te schrijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 2