2°. De noodzakelijkheid van deze wet.
3°. De wet van Germinal en hare afschaffing.
4°. De voordragt zelve in verband met de Grondwet en de eischen van hel
algemeen belang.
De Commissie heeft gemeend den uitslag der overwegingen met de meeste
beknoptheid te mogen mededeelen, zonder volledige opgave der gronden en
redeneringenvan weerszijden tot staving der gevoelens aangevoerdvermits
door de behandeling in de Tweede Kamerde beweegredenen genoegzaam
bekend kunnen worden geacht.
Verreweg de meeste leden zijn van oordeel geweest, dat de Grondwet het
vaststellen van zulk eene wet niet verbiedt, en dit dus niet strijdig is met de
letter der Grondwet. Sommigen beschouwden het regelen van dit onderwerp
bij de wet met den geest der Gwt. minder vereenigbaar. De overige meenden
dat bet onderwerp door de Grondwet reeds geregeld is, en dat het dus met
hare voorschriften niet ovcreengebragt kan worden, nieuwe regels bij de wet
daaromtrent in te voeren.
De meerderheid erkent de noodzakelijkheid dezer wet in de gegevene om
standigheden, schoon men die noodzakelijkheid betreurde. Van de andere
tijde werd zij ontkend.
De meeste leden hebben geen stellig antwoord gegeven op de vraag of de
wet van Germinal Xde jaar nog als verbindbaar kan worden beschouwd. Door
de overigen werd die vraag deels toestemmend, deels ontkennend beantwoord.
Doch vrij algemeen beeft men geoordeeld dal eene opzettelijke afschaffing dier
wet allezins wenschelijk moet worden geacht.
De beoordeeling der voorgedragen wel en hare toetsing aan de Gwt. en aan
het algemeen belang heeft lot uitvoerige en zeer uiteenloopende beschouwin
gen geleid. Een groot aantal leden achtte de voordragt niet ongrondwettig
en keurde haar in de gegevene omstandigheden strookende met het algemeen
belang. Vele andere leden hebben een ongunstig oordeel uitgedrukt. Aan
die zijde werd bet wets-ontwerp ol als strijdig met de Gwt.of als onvolle
dig, of als uit overdrijving geboren, of als doelloos afgekeurd.
Voorts zijn bij de algemcene beschouwingen nog deze twee punten bespro
ken. Het eerste betreft de afwezigheid van den Minister, belast met de
Zaken der R. K. Eercdicnsl, bij de behandeling van het wets-ontwerp in de
Tweede Kamer. Het andere punt was betrekkelijk tot den strijd, welke bij
de beraadslagingen over deze voordragt in de Tweede Kamer is gevoerd over
de schorsing van het concordaat van 1827, waaromtrent aan de eene zijde is
beweerd, dat die schorsing bij conventie in 1841 heeft plaats gehad, aan
de andere, dat gemeld concordaat nog wettig bestaat, zoolang de wet van
Germinal niet is afgeschaft. De behandeling van dit punt gaf aanleiding,
dat eenige leden den wensch uitdrukten om mededeeling te ontvangen der
nota's van 18 en 19 October 1841, tusschen de Regering en den Pauselijken
Internuntius te 's Hage gewisseld.
Verder behelst het verslag eenige bedenkingen omtrent artt. 1256
7, 9 en 14.
De Regering heeft op dit Verslag hoofdzakelijk geantwoord
1°. De Grondwet spreekt in het VIde Hoofdstuk nergens van de regeling
der kerkgenootschappenzij moest dit ook niet doenhet denkbeeld van ge
nootschap sluit van zelf in zich inwendige regeling, maar alle artikelen der
Grondwet ademen den geest, om die inwendige regeling en de uitwerking er
van onschadelijk te makenom eene wakende en beschermende hand over de
kerkgenootschappen uit te strekkenwaardoor het staatsgezag bij magte blijft
om stoornis van rust en orde te voorkomen. Hoe kan men den geest der
Grondwet in strijd met dat staatstoezigt oordeelen, als men zelfs de belijde
nis van godsdienstige meeningen onderworpen vindt aan de bescherming der
maatschappij door de strafwet (art. 164), en strafwetten steeds ten doel heb
ben om door voorbehoedende bepalingen onrust in de maatschappij te voor
komen en de overtreding dier bepalingenzoowel als de onmiddelijke kren
king der maatschappij en hare leden, door straffen te onderdrukken? Hoe
kan men zich denken eene bescherming, welke ook, zonder grenzen, zelfs
zonder bekendheid met den toesland van hem die beschermd moet worden
(art. 165)? En wanneer wij in art. 167 der Grondwet lezen, dat zelfs het
hoofddoel der kerkgenootschappen, de openbare godsdienstoefening, alleen
wordt toegelaten behoudens maatregelenwelke uit hunnen aard van pre-
ventiven aard moeten wezen, waartoe de medewerking der wetgevende magt
kan noodig zijn, dan zal men toch wel niet met eenig regt meer kunnen
beweren, dat het gebeele onderwerp door de Grondwet zelve is geregeld, noch
dat alleen repressive maatregelen kunnen worden voorgedragen. Ziet men nu
daarenboven art. 169 der Grondwet in, dan zal elk onbevooroordeelde over
tuigd moeten zijn dal daar gewezen wordt op wetten, welke perken stellen
aan de vrijheid en zelfstandigheid, in beginsel eigen aan alle genootschappen,
maar in uilwerking en ontwikkeling onderworpen aan het belang en de rust
van den Staat, waarin zij zich bewegen. Alles ademt in de Grondwet, tot
zelfs art. 170, dat in bepaalde gevallen bij uitzondering voorbehoedende
maatregelen afwijst, wettelijke voorziening.
2°. De noodzakelijkheid eener wet is altijd betrekkelijk; maar zoo dit I
woord ooit in beperkten zin toepassing vonddan is het hier. Ook de Rege- I
ring betreurt het dat deze wets-voord ragt onder de tegenwoordige omstandig- I
heden plaats heeft, doch indien deze wets-voord ragt aan alle onzekerheid om- I
trent de grenzen van het toezigt van den slaat een einde maakt, dan is zij I
niet alleen geoorloofd en doeltreffend, maar in de daad behoefte; en mogten I
allen met welwillendheid en beleid eenmaal tot bare uitvoering medewerken, I
dan zal het blijken, dat zij veel meer aller reglen en vrijheden waarborgt, I
dan belemmert.
II 3°. De wet van Germinal jaar X was weinig gekendmaar zij was inge-
I voerd en had dus kracht van wet. Hare bepalingen konden worden ingeroe
pen voor zoover ze bier toepassing konden vinden.
4». De wets-voordragt erkent vrije organisatie als beginsel, kennisgeving,
II uitwerking niet builen het genootschap, 's Konings regt, in liet belang der
openbare orde, tot toelating van vreemdelingen tot kerkelijke bedieningen
en ter beoordeeling van de geschiktheid van sommige vestigingsplaatsen of
zetels, handhaving van art. 167 der Grondwet en waarborg tegen onderlinge
stoornis. Het doel is alleenom zoodanige lijnen te trekkenwelkegegrond
in den aard der zaak, in de Grondwet en in het regt van den Staat om voor
de openbare rust te waken, aan de eene zijde alle mogelijke vrijheid lieten
en aan de andere zijde de overdrijving der vrijheid, welke tot wanorde en
verdrukking leidt, te keer te gaan. De Regering verwacht zeker niet, dat
zij dus doende allen zal hebben bevredigdmaar zij heeft gedaanwat eene
krachtige regering behoort te doenzij heeft zich op een onafhankelijk stand
punt geplaatst, overdrevene vorderingen, van welke zijde zij ook kwamen,
I afgewezen, billijke toegestaan, maar nooit uit het oog verloren hare eerste
roeping: handhaving van een wakend en beschermend gezag over alle kerk
genootschappen.
Wat betreft de opmerkingen omtrent de afwezigheid van den Minister van
R. K. Eeredienst, en den strijd over het concordaat van 1827, wil de Rege
ring alleen opmerkendat naar haar oordeelde Ministers voor de Eeredien
sten niet zijn de natuurlijke verdedigers van de onderhavige wets-voordragt,
maar integendeel, als behartigende beide de belangen van tegen elkander
overstaande gezindheden, daaraan zooveel mogelijk vreemd moeten blijven.
Een dier Ministers toch behartigt zoowel de belangen der Proteslantsche Chris
tenen als die der Israëliten. De andere, die der R. Katholijken en der zoo
genaamde Jansenisten of R. Katholijken der Clerezy.
Wat nu betreft de tweede opmerking, zoo zoude dit onderzoek alleen te
pas komen, indien de voordragt der Regering werd afgekeurd, en nu kan
men niet wel van haar vorderen dat zij in die hypothese zich in alle do
moeijelijkheden, die dan zouden ontstaan, verdiepe.
Daarna beantwoordt de Regering de aanmerkingen op de afzonderlijke ar
tikelen.
AMSTERDAM, 5 September.
Zaturdag vierde de Iloogleeraar Tilanus zijn 25-jarig Professoraat aan dp
Klinische School alhier. Bij die gelegenheid is den waardigen en hooggeleer
den man door 227 zijner voormalige en tegenwoordige kweekelingen eene
kostbare en prachtige zilveren vaas met toepasselijke zinnebeelden en opschrift
aangeboden, als een blijk van erkentelijkheid voor bet genoten onderwijs en
van hoogachting en toegenegenheid jegens den man, aan wien de geneeskunde,
maar vooral de heelkunde, zoo groote vcrpligting heeft.
GRONINGEN, 2 September.
Den lsten Julij 11. arriveerde alhier de Heer Dyzma Chromy, van Krakau,
in Oostenrijk, met het doel, om, even als het vorige jaar, in Nederland
eene partij kocijen en slieren te koopen, tot verbetering van den Oosten-
rijkschen veestapel. Na in deze provincieHolland en Friesland twee maan
den gereisd te hebben, heeft het hem mogen gelukken ruim 200 van de
beste soort op te koopenwaaronder ruim 50 stieren. Dit transport leverde
II. Woensdag, terwijl zij allen bij elkander in de weide graasden achter de
behuizing van Mej. de Wed. Volband, buiten het Kleine Poortje alhier, een
fraai gezigt op, zoodat dan ook vele liefhebbers ze kwamen in oogenschouw
nemen, die allen verklaarden, nooit zoo iels te hebben gezien, niet alleen
door de schoone kleur en den bouw van het vee, maar ook door de vele
merkbare melktcekensdie de koeijen bezaten. Uit den aankoop voor parti
culiere rekening van een zoo groot aantal runderen, terwijl de prijzen thans
zeer hoog zijn, blijkt, dat het Nederl. rundvee in Oostenrijk uitmuntend
voldoet.
Morgen zal 't laatste transport vertrekken, vergezeld door den tolk, welke
dit jaar het vee naar Krakau zal geleiden. Door den Heer Chromy zijn
tevens eenige landbouw-werktuigen, als dorschblok, zaai-machienekoren-
zichter, schapereuf enz., medegenomen.
Het onweder, dat den 23sten Aug. 11. in verschillende streken van ons
land en van België woedde, heeft ook Hannover getroffen en ook aldaar op
onderscheiden plaatsen meer of minder belangrijke ongelukken veroorzaakt.
Te Warsingsfebnambt Aurichzijn van negen personen, die, op bet veld
werkzaam zijnde, tegen den geweldigen regen eene schuilplaats in een opper
hooi waren gaan zoeken, twee, eene vrouw en een meisje, door den bliksem
gedoodterwijl twee andere meisjes aanvankelijk mede voor dood werden
gehouden, doch later weer bijkwamen.
BUITENLA1VDSC11E BERIGTEN.
ENGELAND.
LONDEN, 3 September.
Koningin Victoria wordt te Dublin met vele blijken van geestdrift door
de bevolking ontvangen. Deze omstandigheid geeft aan de Engelsche dagbla
den hoop dat de tijd komt waarin Ierland innerlijk en niet slechts uitwendig
een deel van het Vereenigd Rijk uitmaakt en ophoudt het groote struikelblok
voor de Britsche Staatslieden te zijn; het blijkt nu, volgens die bladen, dat
de stem van eenige Iersche woelgeesten en partijhoofden niet als de stem van
het Iersche volk moet aangemerkt worden. Zeker is het, dat die afkeer van
de Britsche Regeringwelke volgens sommige woordvoerders der Iersche partij