LEYDSCHE VRIJDAG, 5 AUGUSTUS. ËÏMENLANDSCUE BERIGTEH. Do Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Za tarda g Avond, De Prijs dor Courant is f 13 in het jaar de afzonderlijke Hommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 4 Augustus. PROCES-VERBAAL fan de opening der Stembriefjesdie ter benoeming van één Lid van den Gemeenteraad van Ley.den den 2^n Augustus 1853 zijn ingeleverd. 0|> lieden den derden Augustus des jaars achttien honderd drie en vijftig, in de Gemeente Leyden, is door het Bureau van Stemopneming in de ter inlevering van stembriefjes bestemde zaal op het Raadhuis plaats genomen, des morgens te negen ure. Het Bureau is zarnengesteld uit den Heer Mr. A. O. E. Grave van Limburg Stirum, Burgemeester, Voorzitter; en de lleernn M. G. TenSande, en Mr. H. Gevers, Leden van den Gemeenteraad, Stemopnemers. De Voorzitter plaatst op de tafel twee Stembussen, bij hem den 2'cn Augus tus 1853 overgebragt uit deze gemeente van bet Hoofdbureau der inlevering van stembriefjes. De zegels der bussen worden onderzocht en bevonden ongeschonden te zijn. De bussen worden achtereenvolgens geopend en bevonden acht honderd twee en tachtig stembriefjes to bevatten. Dit getal met de lijsten der Kiezers die briefjes hebben ingeleverd vergeleken zijnde, is gebleken te zijn even groot als bet getal dier Kiezers. Nadat de briefjes zijn ondereengemengdworden zij door den Voorzitter ecu voor een geopend en overluid voorgelezen. Het Bureau beeft van onwaarde verklaard drie slembriefjes, die niet inge vuld zijn of den naam van een ander persoon vermelden. Hel getal der geldige uitgehragte stemmen is mitsdien geweest acht lion- d rd npgon en zeventig. Van dit getal zijn nitgehragt op de Ileercn Dr. 11. R. de Breuk 444 en G. H Ysselsteyn 435 stemmen. Heeft alzoo de volstrekte meerderheid van stommen verkregen: Dr. II. II. de Breuk, Is derhalve verkozen tot Lid van den Gemeenteraad van Leyden, de lieer DL HENDRIK ROELOF de BREUK, wonende alhier. En zijn tegen deze opening van stembriefjes, door de in de zaal aanwezige Kiezers geene bezwaren irigehragt. En is na afloop van dit een en ander Proces-Verbaal opgemaakt, in tegen woordigheid van allen, die zicli in de zaal bevonden. Gedaan te Leyden den S"1011 Augustus 1853. VAN LIMBURG STIRUM, Voorzitter. M. G. ten SAN HE 1 c, otemopnemers. II. GEVERS, f 1 Uit de memorie van beantwoording door bet Ministerie aangaande de wet regelende bet toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen ont- lceneii wij het volgende: De Regering is van oordeel dat ecne onbeperkte vrijheid evenmin voor kerkgenootschappen kan bestaan, als zij voor individu's bestaat. In de maat schappij moet een ieder zoo veel van zijne vrijheid opofferenals lot behoud van rust en orde, de voorwaarde waaronder alleen de maatschappij bestaan 'kan, wordt gevorderd; maar cene vrijheidlievende Regering mag ook geene grootere opoffering cischendan tot behoud van rust eri orde noodig is. De Regering is van oordeel, dat zij, zonder in liet minst te treden in bet inwendig bestuur der kerkgenootschappen, regt beeft dan voorziening te vra gen, wanneer door de ontwikkeling hunner inrigting en van bunnen open baren werkkring, botsing met andere kerkgenootschappen waarschijnlijk is en -de rust der maatschappij in gevaar zoude kunnen worden gebragt, Is zoodanige wet, daargelaten nu nog voor een oogenblik het onderzoek •van liet ontwerp, overeenkomstig of strijdig met de Grondwet? Rij de beantwoording dezer vraag is ter sprake gebragt bet verband lus- schcn art. 1G4 en 1G5 der Grondwet. De Regering gelooft dat dit onderzoek wel op zijde kan worden gesteld; daar, boe men daarover ook moge denken, de Grondwet, in elke bepaling op liet stuk van de godsdienst, bet regt van den Staal erkent om de maatschappij door wettelijke voorschriften te bescher men. Art. 164 der Grondwet geeft vrijheid van belijdenis van godsdienstige meeningen, doch niet anders dan behoudens bescherming der maatschappij en van bare leden tegen de overtreding der strafwet. Maar die strafwet is niet onveranderbaar. Het is cene dwaling te stellen, dat de strafwet alleen ziel op de omstandigheden en de gevallen waarin de maatschappij of hare leden inderdaad heleedigd zijn en slechts de beleediging straft. Neen, de strafwet houdt ook voorzorgen in; zij bevat ook bepalingen waardoor beleedi ging wordt voorkomen en waarvan niet straffeloos mag worden afgeweken. En als men derhalve in de Grondwet leest, dal een ieder zijne godsdiens tige meenirigen met volkomen vrijheid belijdt, behoudens de bescherming der maatschappij en van hare leden tegen de overtreding der strafwet, dan ligt daarin opgesloten, dat die vrije belijdenis plaats heeft, niet dan behoudens die voorzorgende bepalingen, welke de wetgevende inagtna rijp beraad, oordeelt dat in bet belang der maatschappij niet straffeloos mogen verwaar loosd worden. Art. 167 der Grondwet laat alle openbare godsdienstoefening toe binnen ge bouwen en besloten plaatsen, behoudens de noodige maatregelen tot ver zekering van de openbare orde en rust. Hier kan men zelfs niet anders dan behoedende maatregelen op het oog hebben gehad; en zoo bet nu raadzaam is tegen de overtreding dier behoe dende maatregelen straf te bedreigen, wie anders dan de wetgevende magt. kan die straffen vaststellen? Maar in dit artikel is nog veel meer: er ligt in, behoefte aan cene wet welke straft wat liet niet wil toegelaten hebben, dat is, openbare godsdienst oefening builen de plaatsen waar die bier is toegelaten. Art. 1Q9, wil dat de Koning wake, dat alle kerkgenootschappen zich hou den binnen de palen van gehoorzaamheid aan dp wetten van der; Slaat. Hier is geene rede van bet misdrijf dat in of bij gelegenheid der gods dienstoefening tegen de maatschappij of hare. leden kan worden gepleegdmaar hier wordt verondersteld dat er wetten zijn, vyelke liet kerkgenootschap als zoodanig niet mag te buiten gaan. En nu is bet opmerkelijk, dat zij, die geene nieuwe wet willen om bot singen voor te komen en orde en rust te berorderen, levens alle kracht ont zeggen aan de wellen welke tol heden zijn ingeroepen en daardoor noodwen dig hel geheele voorschrift doelloos en zonder beleekenis maken, Genoeg, zoo de Regering veil rouwtom aan te loonen dat, ofschoon art. 170 geen voorzorg heeft gewild ten opzigle »an de briefwisseling met de hoofden der kerkgenootschappen, noch bij de afkondiging van kerkelijke voor schriften, daarentegen omtrent andere onderwerpen de wetgever ook door be hoedende maatregelen, onder bedreiging van straf, de maatschappij in be scherming kan nemen legen handelooze vrijheid, welke tot botsing en onrust zoude leiden. Anders was de suprematie van de Kerk hoven den Staat gevestigd. Van dit standpunt rui, gevestigd op al de aangehaalde artikelen der Grond wet, is de Regering uitgegaan hij het ontwerp dat zij beeft aangeboden. Het doel bij deze voordragl is geweest, zeker niet bet bevorderen eu leven dig houden van spanning, maar wel bevrediging en geruststelling. Het doel is geweest de bepalingen der wet van 18 Germinal jaar X, voor zoover zij algemeen of in zeker opzigt of op bepaalde plaatsen kracht van wet lieefl, op eene wettige wijze in te trekken. Het doel eindelijk is geweest aan te tooncndat kerkregeling |iaren eigen aardige» kring beeft en geen inbreuk mag maken op de hesclicruiing der wel aan elk verzekerd, eu door vporzigtige beperkingen op bet terrein, waar de kerkelijke inrigtingen elkander of liet staatsgezag ontmoeten, botsing voor te komen en rust en orde te bewaren. De Regering erkent gaarne dat men bij bet ontwerpen en aannemen van zoodanige behoedende bepalingen met onnigtiglieid moet te werk gaan; dat bier vooral de wetgever moot in bet oog houden dat er ook wetten voor den wetgever zijn en de vrijheid der kerkgenootschappen slechts zóó mag worden beperkt dat hun wezen ongeschonden blijk. De Regering meende dat zij dit bij baar ontwerp niet uit bet oog had verloren. Zoo ook heefl de Regering in nadere en rijpe overweging genomen den eed welke van de Bedienaren van de godsdienst zoude kunnen worden gevorderd. Zij heeft opgemerkt dat men liet vqorschrift in art. 2 van liet ontwerp opgeno men niet anders toepasselijk oordeelde dan op ben welke zich onder eede aan den Pauselijken Stoel verbinden. Ten gevolge van de bemaejjipgeu der Regering is in den eed der Roomsehe Prelaten bier te lande af te leggen eene wijziging gebragt waardoor uit then

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 1