LEYDSCHE
COURANT.
ft
1853.
N°. 51
VRIJDAG29 APRIL.
BIMENLANDSCHE BERIGTEiV.
De Courant wordt Maandags Woensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
Du Prijs der Courant is ƒ12 in het juar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
'W
LEYDEN 28 April.
De Staats-Cour. bevat in twee bijvoegsels bij het Nommer van Woensdag,
die Woensdagavond zijn uitgegeven, niet minder dan negentien stukken
betrekkelijk de invoering der Bisschoppelijke hiërarchie met het llof van Rome
gewisseld. De meeste dezer zijn reeds vroeger bekend geweest, bij een vijftal
wordt vermeld dal ze vroeger niet aan de Staten-Generaal waren medegedeeld.
Wij moeten ons echter van wegc de menigte cn uitgebreidheid bij de
opgave van den hoofdinhoud bepalen.
»Ter voldoening, aldus vangt de Staats-Cour. aan, aan de bevelen des
Konings wordt het volgende medegedeeld:
»De Koning was altijd van meening geweest, cn heeft zulks herhaaldelijk
te kennen doen geven in antwoord op verschillende voordragten van den toen-
maligen Minister van Buitenl. Zaken en adviezen van den Raad van Ministers,
dat er geen verschil bestaat daaroverdat volgens de beginselen der Grond-
wetde R. K. kerk hier te lande de vrijheid heeft haren inwendigen toe
stand naar verkiezing te regelen behoudens het toezigt der Regering tot
behoud van orde en rust, en tot handhaving der wetten.
»De vraag was alleen, hoe de nadere regeling van de R. K. kerkelijke in-
rigling in het aanwezen zou geroepen worden.
Met betrekking tot die vraag was verschilen volstandig beeft Z. M. den
aandrang wederstaandie van den 4dcn Mei 1850 af bestondom het initia
tief daartoe van wege Z. M. te doen uitgaan hetgeen dan ook dien ten ge
volge zelfs zijdelings niet heeft mogen geschieden.
»De eerste olliciele opening aan den Koning bekend, heeft dan ook plaats
gegrepen van de zijde van het Hof van Rome."
De stukken volgen aldus: N®. 1. Nota van den Pauselijken Internuntius,
Belgrado, van 9 December 1851 aan den Heer van Sonsbeeck toenmaligen
Minister van Buitenl. Zaken, waarbij hij spreekt van het Concordaat van
1827 dat in 1841 werd bekrachtigd, dat hoewel nooit ten uitvoer gelegd,
toch beide partijen verbindt, waarom de Paus dan ook kennis van bet plan
tot invoering der hiërarchie wil geven.
N®. 2. Antwoord van den Minister van 24 Maart 1852, waarbij wordt
geantwoord dat Z. M. de Koning er niet tegen heeft, mits dal bet Hof van
Rome dan ook begrijpe dat het Concordaat vervallen is.
N°. 3. Uittreksel van een brief van den Minister van Buitenl. Zaken aan
onzen Gezant te Rome van 29 Maart 1852. (Niet aan de Staten-Generaal
medegedeeld), en waarin de Minister schrijft: dat de H. Stoel het nu eens
moet zijn over 't vervallen van 't Concordaat van 1827, en onmiddelijk be
sluiten als ze nu Bisschoppen wil invoeren; want dat er geen waarborg be
staat dat een toekomstige Regering dezelfde wijze van zien zou hebben. Hoe
eenvoudiger dus de manier is hoe gemakkelijker het doel zal bereikt worden.
N®. 4. Nota van den Internuntius van 23 Junij, waarin deze zegt dat de
Paus verlangt dat de invoering der Bisschoppen nu geschiede onafhankelijk
van het Concordaat, zoo als de oprigting der Vicariaten in 1841, maar dal
liet Concordaat toch overigens in kracht zou blijven.
N°. 5. Antwoord van den Minister van 14 Augustus, waarbij hoofdzakelijk
gezegd wordt dat dit niet opgaat, om nu de Bisschoppen in te voeren buiten
bet Concordaat en later als zulks Rome wel te pas mogt komen, er zich weer
van te bedienen dat zulks der scherpzinnigheid van den Internuntius niet
ontgaan kon, zoodat men een stellige verklaring verwacht dat het Concordaat
van nu aan geheel is opgeheven.
N°. 6. Nota van den Internuntius van 17 September, waarbij hij verklaart
dat de Paus ofschoon hij wel gaarne liet Concordaat ook nog zou hebben
aangehouden, wel ziet dat dit niet gaat en dus toegeeft dat nu alle vorige
verbindlenissen vervallen.
N°. 7. Uittreksel van een voordragt van den Minister van Buitenl. Zaken
aan den Koning van 20 Sept. (niet aan de Staten-Generaal overgelegd) om
den Internuntius te schrijven dat de zaak nu in orde is en tevens acte te
doen nemen van eene officieuse mededeeling, dat de II. Vader, alvorens tot de
invoering over te gaanaan Z. M. kennis zou geven van den tijd en wijze
waarop dit zou plaats hebben.
N®. 8. Goedkeurend antwoord deswege van den Minister aan den Internun
tius, van 16 Oct.
N®. 9«enb. Behelst een lijding van onzen Gezant Graa^Liedekerke, dat hij
den 11 «ten Maart 's avonds ten 10 ure twee exemplaren van de Allocutie van
den 7den en van de Apostolische brieven van den 4den Maart had ontvangen
met een geleidenden brief van den Secretaris Antonelli.
N°. 10. Brief van den Gezant van 14 Maart aan den Minister van Buitenl.
Zaken Zuylen van Nyevelt, waarbij deze berigt dat den Internuntius ook bo
vengemelde stukken zullen zijn toegezonden tevens met drie benoemingen
voor UtrechtBreda en Roermondmet instructie om de benoemden in den
Haag te laten komen, om met hen de verdere uitvoering te beramen; bij
welken brief tevens de benoeming der Aartspriesters tot Kamerheeren wordt
vermeld.
N". 11. Brief van onzen Gezant inet 2 exemplaren van eencn hem toege
zonden verbeterden druk der Apostolische brieven.
De Nos 9en h10 en 11. Niet aan de Staten-Generaal medegedeeld.
N°. 12. Bevat de beruchte Pauselijke Allocutie of toespraak in het Latijn,
in zijn geheim Consistorie, gehouden 7 Maart.
N°. 13ff. Latijnsche Brief van den Internuntius van 7 April ten geleide
der Apost. Brieven aan den Minister.
13b. De Apostolische Brief van 4 Maart, in welken de Paus, na gewaagd
te hebben van de eerste Christenkerk alhier, van de kracht en het geweld
der Calvinistische Ketterijvan het monster en pest der Jansenisten-scheuring
en van de pogingen om dien woedenden en wreeden storm te bedwingen,
zich verblijdt in den tegenwoordigen bloei zijner kerk en bekend maakt dat
hij, de oogen tot den berg geslagen van waar de hulpe des Almagtigen
komt en de medewerking der II. Maagd en verdere hemelingen inroepende,
de bekende Bisschopszetels instelt en verder de geloovigen vermaant dat zij
toch in 't vervolg meer overvloedig aalmoezen en giften schenken om in de
kosten der Bisschoppelijke hiërarchie te voorzien. Voorts eindigt de brief
met verklaring dat geene synode of provinciale of algemeene conciliën noch
oude region van kerkelijke Instellingen hier te land iets tegen dit Pauselijk
besluit zullen vermogen.
N®. 14. Brief van den Minister van Buitenl. Zaken aan den Gezant te
Rome, van 7 April, waarbij de Heer Zuylen v. Nyevelt verklaart dat men
die stukken wel vooraf had mogen mededeelen dat het R. Hof wel dit blijk
van vertrouwen had mogen gevenen dut het zich nu de zwarigheden zal te
wijten hebben die de Regering misschien anders had kunnen voorkomen of
verzachten.
N®. 15. Brief van den Minister aan den Gezant van 11 April, dat hij
voorloopig Rome kan verlaten.
N®. 16. Vertrouwelijke brief van denzelfden aan denzelfden, over het
ongepaste dier eenskïapsche invoering, de uilwerking dier Pauselijke stukken
en de noodzakelijkheid dal de Regering iets doen moest oin haar ongenoegen
te betoonen, waartoe ze meent dat de tijdelijke terugroeping van den Gezant
nog het minst kwetsend is.
Nadat (zegt verder de Staats-Cour.) de Raad van Ministers, krachtens zijn
besluit van 6 April 1853, den Koning had geadviseerd om de adressen be
trekkelijk de R. K. Bisschoppelijke hierarchic ter zijde te leggen, heeft Zijne
Majesteit van den Raad van Ministers ontvangen de volgende voordraglen.
in dato 14 April 1853, als:
N®. 17. Van 14 April; waarbij het Ministerie den Koning een opstel aan
biedt van een antwoord dat Z. M. aan de Amsterdamsche bczendingen zou
kunnen geven, aldus luidende: »dat. de invoering van een Bisschoppelijk be-
stuur over het R. K. Kerkgenootschap hier te lande, als een uitvloeisel der
grondwettige kerkelijke vrijheid, geene goedkeuring of erkenning van Uwe
«Majesteit behoeft, noch op de belangen van andere kerkgenootschappen of
»van den Staat invloed behoort te hebben; dat Uwe Majesteit waakt en zal
«waken, dal door die invoering nicmands regten worden gekrenkt; dat alzoo,
«bij wederzijdsche eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging, geen grond
«tot bekommering bestaat."
N®. 18. Van 16 April; waarbij het Ministerie den Koning uitnoodigt om
eene openbare verklaring te doen ter wegneming van den indruk van zijn
antwoord aan de bezendingen te Amsterdam gegeven of anders de Ministers
te ontslaan, en eindelijk
N®. 19. Van 19 Aprilwaarbij de Koning tot het laatste overgaat.
liet Handelsblad en de N. Rott. Cour. deelen een schrijven mede des