BUITENLAÏVDSCHE BERIGTEA". gestelde schilderijen van den Heer Kannemans voorstellende de schip breuk en het redden der cquipagie van het Oostenrijksche brikschip Pcgno di Amicitia. Z. M. heeft die tafereelen in zijn paleis bezigtigd, én in de meest vleijende bewoordingen zijne bijzondere tevredenheid over de uitvoering daarvan betuigd. De beide schilderstukken blijven nog tot en met den 28sten dezer, in eene der zalen van de Teeken-Academiedagelijks te zien. Z. K. H. de Prins van Oranje heeft 1. 1. Zaturdag, bij gelegenheid van den verjaardag van zijnen vader, de kostleerlingen te Noorlhey op een keurig soupé onthaaldwaarbij hij zelf tegenwoordig was. - Volgens in de Staats-Courant gedane oproeping, is er weder gelegen heid om jongelingen tusschen de 16 en 20 jaren oud, onder de daarin ge stelde voorwaarden als kweekelingen aan 's Rijks kweekschool voor militaire geneeskundigen te Utrecht te plaatsenter opleiding als Officier van Gezond heid voor de landmagt, zeèmagt, Oost- en West-Indië. Van de kweeke lingen voor de dienst der landmagt kunnen er eenigen, naar gelang van gemaakte vorderingen en bestaande vacaturentot kweekeling der lstc en 2de kl. bevorderd en bezoldigd worden, op 200 en ƒ300 'sjaars; terwijl aan die be stemd voor de zeemagt en Oost-Indië ƒ400 en voor West-Indië ƒ500 als jaarlijksche toelage wordt verleend gedurende den vierjarigen cursus. Bij de wijzigingen in enkele bepalingen der algemeene wet op het hef fen der regten van in-, uit- en doorvoer enz. van 26 Augustus 1822, dezer dagen bij de Tweede Kamer ingekomen, is als bijlage gevoegd een verzoek schrift van winkeliers en grossiers in de provincie Groningen aan den Minister van Financiënwaarin geklaagd wordt over de verregaande sluikerij die op de grenzen wordt gedreven door eene menigte der bewoners die gemakkelijk eene zekere hoeveelheid goederen in hunne huizen kunnen binnenhalen, en dan daarvan aan zoogenoemde dragers zoodanige hoeveelheden overdoen, als volgens de wet vrij mogen vervoerd worden, en die bestaan in sterke dran ken, wijn, kandij, suiker, zout, zeep en meel. Die op zich zelve geringe hoeveelheden worden inderdaad zeer aanzienlijk, wanneer men bedenkt, dat langs eenen enkelen weg, namelijk van Bellingwoldc naar Blijham, dagelijks tusschen de 200 a 300 personengrootendeels kinderenzich met het ver voeren bezighoudenen dat er b. v. in de gemeente Winschoten alleen dagelijks naar gemiddelde raming ongeveer voor 200 wordt binnengebragt, en zoo gaat het langs de gcheele grenslinie. De noodzakelijke gevolgen, zeggen zij, hiervan voor den winkelier en gros sier, om niet te spreken van de zedeloosheid en wetteloosheid die er door ontstaat, en van de verbastering van tallooze kinderen die op deze wijze tot eene toekomstige pest voor de maatschappij opgroeijen, liggen voor de hand. De ingezetenen maken van die gelegenheid gebruik, en de gevestigde hande laar moet zien, dat eene tallooze menigte sluikers hunnen handel in den grond borenen daarenboven aan de schatkist voor land en gewest aanzien lijke sommen ontroovendie zij mede moeten helpen aanvullen. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Oldenzaal heeft die klagten ondersteund en mede verklaard dat dagelijks honderdtallen, bij troepen van twintig en meer, en dat meerendeels kinderen van lien a vijftien jaarde grenzen voornamelijk met gedistilleerd, tarwemeel, zout en suiker verlaten, zich later verdeelen en eenigen daarvan zich tot in het hart van Overijssel verspreidenen dat deze ter sluik ingevoerde waren zelfs tot aan gene grens der provincie verhandeld wordenen vraagt wat in het vervolg van zoo vele handen zal worden, die aan nijverheid, landbouw en andere maatschappelijke werkzaamheden onttrokken worden. Volgens zaakkundigen wordt op het onvrije territoir dezer provincie 4, en volgens anderen van het verbruikte gedistilleerd ter sluik ingevoerd. Wan neer men zonder documenten niet zoo vele verschillende artikelen te zamen mogt vervoeren, vermeent de Kamer dat de sluikerij weldra geheel zoude ophouden. BOTTERDAM, 21 Februarij. Wij vernemen met genoegen, dat de veldopnemingen voor den geprojec- teerden spoorweg var. Utrecht naar deze stad thans door den Civiel-Ingénieur den Heer P. J. Mouthaan zijn ten einde gebragt. Wij achten het niet onbe langrijk hierbij op te gevendat aan den weg naauwkeurig de rigting zal gegeven worden van het station te Utrecht, tusschen de dorpen Vleuten en llarmelen door, ten zuiden langs Woerden, van waar hij, met eene bogt, de stad Oudewater tot op een afstand van ongeveer 20 minuten naderen en van daar, Gouda ten Noorden passerende, door den Zuidpiasnagenoeg in eene regte lijn onze stad bereiken zal. Door denzelfden Ingenieur zijn dezer dagen ook peilingen gedaan op de rivier voor deze staden wel van af het Oude Hoofd tot aan de Maaslaan en zulks ter bepaling van eene geschikte plaats, voor de daarstelling van het terrein voor het alhier te bouwen station. Het verheugt ons hierbij te kunnen melden, dat, op de hoogte van het dorp Vleutenreeds met groot getal werklieden aan de daarstelling van de baan wordt gearbeid, cn mogen er op goeden grond bijvoegen, dat, zoodra de polders van het overtollige water bevrijd zullen zijn, de werkzaamheden over de gcheele lengte der baanmet klacht en nadruk zullen worden aan gevangen en voortgezet. (IV. Rott. Cour,) AMSTERDAM, 21 Februarij. Z. M. heeft op het request van J. J. A. Sanlhagens, alhier, als aan staanden Directeurbewilliging verleend tot het oprigten van de Nederlandsche Lloyd, op den voet als bij het overgelegd ontwerp der acte van oprigting bepaald is. ËNGELAN». LONDEN, 20 Februarij. In de zitting van het Lagerhuis van eergisteren, heeft de Heer d'Israëli der Regering om ophelderingen gevraagdbetrekkelijk den aard der tegen woordige betrekkingen tusschen Frankrijk en Engeland. Lord John Russell heeft daarop de noodzakelijkheid aangetoond, om eene goede verstandhouding met Frankrijk te onderhoudenen hechtte vervolgens zijne goedkeuring aan de spoedige erkenning van het nieuwe Keizerrijk, door Engeland. Bij deze gelegenheid is een voorstel aangenomen, waarbij het effectief van het getal matrozen op de oorlogsvloot, wordt bepaald op 45,000 man. In dezelfde zitting heeft de Heer Kinnaird voorgesteldom bij adres aan de Koningin maatregelen te verzoeken tegen de vervolging der Protestanten in Toscaneals zijnde eene terugwerking in 't godsdienstigewaaruit blijkt dat de kerk van Rome heeft besloten om overal waar het burgerlijk gezag haar de middelen geefthet Protestantisme te vernietigen. Lord Stuart wijt het niet zoo zeer aan onverdraagzaamheid van den Hertog of zelfs van den Paus, als wel aan het despotismus van Oostenrijk. De Heer Lucas een tot de R. K. kerk overgegane Protestant beweert, dat de Madiai's door geld de lieden hadden trachten over te halenen dat in de Protestantsche landen daden van vervolging tegen de Roomschen worden gepleegd. Lord Russell beantwoordt den spreker en verklaart dat het hem uit het gezegde van den Heer Lucas onmogelijk is om te weten of deze de vervol ging ter oorzake van godsdienst goed- of afkeurt. Ik besluit, zegt hij, dal zoo een Protestantsche staat lieden veroordeelt, omdat zij Katholijk zijn ge worden of omdat zij aan anderen onderwijs hebben gegeven om het te wor den zulk een gedrag zedelijk onreglvaardig is. In Engeland is niemand ge straft omdat hij Protestanten tol het Katholicisme wilde bekeeren. Dat Engeland voor geloofsvrijheid en wel inzonderheid voor de geloofsvrijheid dei- Protestanten opkomt, is natuurlijk en niets nieuws; het dagteekent reeds van den tijd der vervolging van de Waldensen en der herroeping van het edict van Nantes. Geloofsvervolging is hatelijk en verachtelijk, de Britsche regering heeft het regt er tegen op te komen en ik verzoek de Kamer, die zaak aan de Regering over te laten. Nadat nog eenige sprekers het woord hadden gevoerdantwoordt Lord Pal- merston den Heer Lucas die verlangt dat hij (Palmerston) als verdediger van den Hertog zal optreden. (Men lacht). Ik erken, zegt hij, dat als de Groot hertog geen ander voorvechter had dan den Heer Lucas, hij naar mijn inzien niet volkomen zou verdedigd zijn. (Men lacht). Het geëerd lid heeft van Zwitserland sprekende mij voorgesteld als ver volger der Jesuiten en als had ik de Kantons gedrongen om de Jesui- ten uit te roeijen, (de spreker had denkelijk willen zeggen: uitdrijven). Wij werden door Frankrijk uitgenoodigdom de ontstane burgertwist te dempen. De Jesuiten waren de grondoorzaak cn nu was 't natuurlijkst om de oorzaak weg te nemen. Ik ontvouwde de redenen die mij deden gelooven dat in ieder Katholiek of Protestantsch land de tegenwoordigheid der Jesuiten van dien aard is, dat zij de staatkundige en maatschappelijke rust des lands verstoort. Dat is nog mijne meening die ik hier duidelijk verklaar. Daarna gaat Palmerston over tot de zaak van Tahiti, waar het den Pro- testantsehen Zendelingen met een ijver die hen vereertmogt gelukken woeste Heidenen tot vrij beschaafde Chrislenen te maken. Toen, zegt hij, kwamen de Katholieke Zendelingen en wat deden die Zij wendden zich tot de vreedzame bevolking en zochten de Protestanten Katholiek te maken in plaats van Heidenen tot het Christendom te brengen. Ik erken dat de Regering van Tahiti, door de Zendelingen aangespoord, welligt de grenzen der welvoe- gelijkheid en reglvaardigheid te buiten ging maar wierp zij hen in de ge vangenis behandelde zij hen als de Groothertog de Madiai's en andere Pro testanten Ziedaar wat zij deed. Zij zeide tot de Katholieke Zendelingen wij hebben u niet noodig, we zijn reeds Christenen, uwe onderwijzingen lagchen ons zeer weinig toe, eilieve gaat heen. De Zendelingen wilden niet. Zij werden volgens de wet verdreven. De Madiai's zouden den Groothertog dankbaar zijn als hij ten hunnen opzigle ook zoo deed. Dat de Heer Lucas van den Groothertog verkrijge om het voorbeeld der barbaarsche Koningen van Tahiti te volgen en de Madiai's te verdrijven en deze, wed ik, zullen hem zeer dankbaar zijn. (Men lacht.). De Katholieke volksvertegenwoordiger, de Heer Lucas, doet hier de Protestantsche Staten een proces aan, die, zegt hij, de Katholieken vervolgen; maar door ons dus aan te vallen, geeft hij door zijne tegenwoordigheid, door de redenen die bij hier in alle vrijheid kan uitspreken, het levende bewijs, dat die verwijtingen onverdiend zijn. Ten slotte trekt de Heer Kennaird zijn voorstel in. Te Newby is zekere W. Jameson overledendie in de diepste armoede leefde cn nogtans een vermogen van tusschen de 20 en 30.000 heeft nage laten. Sedert den dood zijner moeder bewoonde hij geheel alleen een afgele gen vertrek, waar zelfs des winters nimmer vuur of licht was geweest; en om niet van koude te verkleumen, ging hij zich in'eene naburige smederij warmen. Hij ging in lompen gehuld en zijn voornaamste voedsel bestond in meel en melk. Sinls geruimen tijd nam zijne gezondheid af en evenwel ont zegde hij zich de geneesmiddelen, welke een Geneesheer hem wekelijks om niet kwam voorschrijven. Het grootste gedeelte van zijne bezittingen valt aan een' te Londen wonenden neef ten deel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 2