EENIGE WENKEN OVER DE HONDSDOLHEID. SARDINIË. TURYN6 December. Da Commissie van den Senaat heeft het wetsontwerp op de huwelijken, reeds door de Tweede Kamer aangenomenzonder aan hetzelve het karakter van eene verordening van burgerlijk regt te ontnemen, zooveel mogelijk ten gunste der geestelijkheid gewijzigd. Daarbij wordt nu onder anderen bepaald dat zij, die de godsdienst van den Staat belijden en burgerlijk zijn gehuwd, zich zullen moeten verbindenom hunne echlverbindtenis ook kerkelijk te doen bevestigen, en dat een alzoo bevestigd huwelijk geenszins zal mogen worden ontbonden. Ook wordt daarbij bepaald, dat een man, die eenmaal de priesterlijke gelofte heeft gedaan, nimmer eene huwelijksverbindlenis zal mogen aangaan. De Aartsbisschop heeft ook den Priester Bariccodie het voorstel gedaan heeft om het lijk van den Abt Gioberti naar Italië te vervoeren, in den ban gedaan. Denzelfden dagzegt la Gazzetta del Popoioheeft de Koning de ridderorde van SS. Maurice en Lazare aan den Priester Baricco gezonden. ITALIË, ROME4 December. Een voorval in het huis van den Hertog Cesarini heeft den Paus zeer ge troffen. Vóór eenige jaren heeft deze Hertog een zijner stalknechten doodge schoten, van welken moord hij door de toegeeflijkheid des Pausen is vrijge sproken; alleen heeft hij toen eene aanzienlijke geldboete en eenige dotation aan vrome gestichten moslen betalen. Thans heeft de Hertog, zonder eenige beweegreden, alleen uit genoegen, (zoo zegt het berigt), zijn kok uit het dakvenster doodgeschoten. De Hertog heeft zich in eene geestelijke schuil plaats begeven, alwaar hij voor de vervolging van het wereldlijk geregt ge vrijwaard is. De Hertog Caffarelli heeft zijn groot paleis op het kapitool aan de Pruissische Regering verkocht. Den lsten is de eerste bezending Jesuiten, bestaande uit 5 paters, te Milaan aangekomen, en hebben bezit genomen van de voorloopig hun toege wezen plaatsen. Radetzky heeft aan 5 van de 10 ter dood veroordeelden door den krijgsraad te Mantua genade geschonken. Het vonnis werd uitgevoerd door ophanging; er bevonden zich twee Lombardijsche geestelijken onder. OOSTENRIJK. WEENEN, 13 December. In Hongarije zijn vele streken weder geheel onveilig door de rooverben- dendie talrijker en stouter worden. De Regering heeft dien ten gevolge het standregt op nieuw uitgevaardigd, en bepaald, dat de roovers, die gevat worden, niet meer met den kogel maar met den strop moeten worden ge straft. Om zich een denkbeeld te vormen van de uitgebreidheid dier benden, is 't voldoende te melden, dat van 1849 tot 1852, 1722 roovers in Hon garije zijn ter dood gebragt. De Bohecmsche Bisschoppen hebben aan hunne geestelijken veroorloofd een pantalon te dragen in plaats van de tot dusver kanoniek geoordeelde laarzen of schoenen. In 1850 had de geestelijkheid nog veel vergeefsche moeite in het werk gesteld om dit te verkrijgen; het verlof daartoe baart dus veel opzien. TURKTE. De bewoners van Montenegro zijn tegen de Turken opgestaan. De Vorst heeft een besluit uitgevaardigdwaarbij alle zijne strijdbare onderdanen met ballingschap worden bedreigd, die weigeren deel te nemen aan den oorlog tegen de Turken. Zijn leger heeft eene sterke stelling ingenomen op drie marschuren van de stad Podgorizza; bereids hadden tusschen dat leger en de Turken verschillende gevechten plaats gegrepen en men zag elk oogenblik een beslissenden slag te gemoet. De Pacha van Scutari had ziel) aan het hiofd van 10,000 man troepen geplaatst, om tegen die van Montenegro op te trekken. VEREENIGDE STATEN. NEW-YORK, 2 December. De stoomboot Missisippi is in zee gestoken, ten einde de sinds lang voor genomen expeditie naar Japan te ondernemen; het overige van het daarvoor bestemde eskader zou onverwijld volgen. llier is uit Washington de tijding ontvangendat de onderhandelingen in het met Engeland aanhangige geschil over de visscherij op de kusten der Britsche koloniën in Noord-Amerikadoor den nieuwen Secretaris van Staat voor de builenlandsche aangelegenheden der Unie, krachtig voortgezet en reeds tot eene voor beide landen voldoende uilkomst gebragt waren. liet batig slot der staals-uitgaven voor het loopende dienstjaar werd op 20 milliocn dollars geraamd; welke som de President, naar men verwachtte, voorstellen zoude te besteden tot inkoop van staatsschuld. LI. Dingsdag middag ontvingen wij een uitvoerig stuk over de hondsdolheid van den Heer G. J. Ilengeveld Rijks Veearts der lste kl. te Oegstgeest, van hetwelk wijdaar het onmogelijk was om toen nog voor de Courant van Woensdag van dit stuk gebruik te maken, thans het eerste gedeelte laten volgen; zullende wij het vervolg en slot in ons volgend nommer mededeelen. Er zijn in mijne praktijk dikwerf gevallen voorgekomen van dolheid bij verschillende dierenen wel bepaaldelijk bij paarden, rundvee, zeer vele hon den en zelfs eens bij een varken. Tweemalen ben ik zelf besmet geweest door het zoogenaamd dolgift, en op grond van deze ondervinding is het voorzeker in dezen tijd niet onbelangrijk, iets betreffende deze ziekte bij de honden tot eene meer algemeene bekendheid te brengen. Vele onjuiste voorstellingen toch maakt men zich van deze ziekteen nu men te dezer dagen in deze stad en hare omstreken weder schrikverwekkende voorbeelden daarvan heeft gezien, is liet al te duidelijk geblekendat men over het algemeen er weinig of niets van weet, maar zelfs allerlei verkeerde meeningen over deze ziekte verbreidt. Er is dus groote behoefte aan de kennis der kenteekenen en oorzaken dezer ziekte, waardoor men de noodlottige gevolgen geheel voorkomen, en intijds gepaste geneesmiddelen en policie-maatregelen aanwenden kan. Daar eene ge- heele beschrijving der hondsdolheid in een Dagblad niet te huis behoort, zoo wil ik slechts die zaken opgeven, die een algemeen practisch nut kunnen heb ben en ik verwijs overigens naar de vele werken en tijdschriften die daar over handelen, zooals: Ilering, Hertwig, Delabère-BlaineLevin vertaald door Jennes, Ritter vertaald door Ilekmeijer, Luyten, enz. De verschijnselen of kenteekenen van de hondsdolheid zijn de volgende: In het begin der ziekte bemerkt men eenige verandering in de gewoonten en gedragingen van den hond. Hij is opgewekt en vrolijk, met eenen te hel-* deren oogopslag; hij wordt spoedig toornig en blaft schielijk aan, of hij is weder nedergedrukt, als gevoelloos en onopmerkzaam. Deze dusgenaamde ge moedstoestanden zijn afwisselend. Hij verschikt gaarne het stroo of de plaats waarop hij nederligt, springt of rijst soms onverwacht overeind, als of hem iels bijzonders in de gedachten kwam en hij zijne opmerkzaamheid op iets moest vestigen; hij staart doelloos op een of ander punt, waar niets bijzonders te ontdekken is, loopt wat ongerust rond, drinkt, blaft somwijlen, gaat weder naar zijn nest, verschikt het, legt zich langzaam weder neder en verandert in eenige oogenblikken van uitzigt; zijne ongerustheid verdwijnt nu en zijne oogopslag wordt somber. Hij blaft vreemde personen en honden sterker aan en dikwijls, tegen zijne gewoonte, likt hij de laatsten zeer gaarne en voor namelijk de genitalia, ook die van zich zelvcn likt hij dikwerf, en is zeer opgewekt tot coïtus. Gewoonlijk zijn deze honden van het mannelijk geslacht. Men lette vooral op het drinken en oplekken zijner eigene urine, dat een standvastig verschijnsel is. Hij heeft dikwijls neiging tot braken, braakt som wijlen, doch meestal zijn het vruchtclooze pogingen. Bij het langzamerhand toenemen der ziekte wordt de slem heesch en het geblaf wordt schor, dat meer en meer in een soort van gebrul en heesch gehuil overgaat, door eene krampachtige aandoening der spieren van het strottenhoofd Ook dit is een be stendig teeken. Bij het toenemen der schorheid nemen ook reeds de opge noemde verschijnselen toe, vooral wordt zijne onrustigheid grooter. De dorst, die reeds een weinig vermeerderd was, wordt heviger en hij gaat met gretig heid naar den drinkensbak en drinkt, doch slikt moeijelijker dan gewoonlijk. Zijne gemoedstoestand verandert meer en meer; hij verbergt zich gaarne in afgelegen hoeken, en is hij vastgebonden of in een hok, of rondloopende in het vertrek, dan tracht hij te ontsnappen en zich aan allen dwang te ont trekken. Hij wordt spoediger toornig en ook de bijtzucht neemt toa. Hij bijt en knaagt aan alles, aan hout, turf, ijzer en liefst aan koude voorwerpen. Dit is evenwel geene doorgaand verschijnsel, daar honden die aan stille dol heid lijden, door de verlamming van den m. massetersteeds de onderkaak laten afhangen en onvermogend zijn om te kunnen bijten. Hij heeft over vloedig speeksel in den muil. Somwijlen en dikwijls reeds in den beginne krabt hij met hevigheid een of ander ligchaamsdeelhetgeen meestentijds de plaats is, waar hij door eenen dollen hond gebeten is. Bij spontane ontwik keling der hondsdolheid ontbreekt dit verschijnselzooals het mij ook niet altijd als een standvastig kenmerk is voorgekomen. De hond wordt stuipach- tig, gepaard met verlamming van het achterstel. Deze stuipen nemen van tijd tot tijd toe en bet is vóór zoodanig overval, dat hij benaauwd en woe dend wordt, zich van zijne banden poogt los te rukken, de hokken en hekken die hem afsluiten vernielt en aan splinters bijtals een razende op voorwerpen aanvliegt en zijnen magteloozen toorn lucht geeft, met een akelig gehuil. Als bij in zoodanigen toestand ontvlugt, dan zijn de gevolgen onberekenbaar. Al wat onder zijn bereik komt, valt hij aan; als een krankzinnigerent hij voort; staat in eens stilsoms met opgeheven kop en staart als een oplettende hond die naar iels luistert, dan weder somber en gedachtenloos met de staart tus schen de beenen loopt hij slenterende rond en kruipt in alle hoeken en gaten en verbergt zich gaarne in liondenhokkenwelker bewoners hij aanvalt en verjaagt. Dan rent hij weder voort, ontziet geene hindernissen, noch water, noch kreupelhout, scherpe doorns of heesters beletten zijnen togt, tot dat hij vermoeid wordt en de verlamming toeneemt en danals het warezich we der een weinig van den aanval herstelt. Zijne verstandelijke vermogens keeren terug, de aanval van razernij is voorbij en hij keert dikwijls weder naar zijne woonplaats terug. Uitgenomen de algemeene verschijnselen van vermoeidheid bemerkt men gejaagdheid, verlamming, beloopen en opgespoten oogensomber uitzigt, de onderste oogleden afhangende, waardoor het schijnt alsof de oogen naar de bovenste oogleden zijn opgetrokken; vervolgens legt hij rustig neder en uiterlijk is hij voor onkundigen niet gevaarlijk. Hoewel in dit tijdperk de eetlust meestal geweken of verminderd is, slobbert hij gaarne helder water en men zou zeggen dat bij veel dronk. Bij naauwkeurige waarneming ontdekt men echter, wel dat hij steeds schijnt te drinken, maar dat de waterbak bijna even gevuld blijft. De reden hiervan ligt in de krampachtige toesnoering der zwelgkeel en slokdarmspieren. Hij kan niet slikken en dit veroorzaakt ver volgens, door den brandenden dorst waarmede hij gekweld wordt, lievige be- naauwdheden en vernieuwde aanvallen van woede en razernij. Het gezigt van water wordt voor hem eeneniet te bevredigende, pijnigende begeerte, die alle verschijnselen van woede te voorschijn roept en hevige aanvallen en stuipen veroorzaakt. Alles wat op water gelijktwekt deze verschijnselen op en bij het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 3