volgden in dit gedeelte van den stoet verscheidene hooge beambten, en te midden daarvan de afgezanten van buitenlandsche natiëndie de verschillende maarschalk-staven overgebragt hadden en niet zich voerden. Eindelijk ver scheen de wagen waarop de baar geplaatst was, overdekt of gekroond met een verhemelte van goudlakendoor 4 speren opgehouden en getrokken door twaalf der grootste zwarte paarden, geheel overdekt xnet zwart lluweelen kleeden. Eindelijk verkondigde een plegtige orgelklank de aankomst der baar. Het kapittel met de geestelijken der hoofdkerk, vergezeld van een aantal koristen, stelde zich in beweging, om het lijk tegemoet te gaan. Eene doodelijke stilte, afgebroken door het tusschen beide invallend gezang dezer schaar, hecrschle allerwege bij het binnenkomen van Wellington's overblijfselen. De geheele schare stond op, terwijl het koor het voor deze gelegenheid vervaar digde gezang aanhief. Dit oogenblik was het indrukwekkendste, en oefende een merkbaren invloed uit op de stemming der aanwezigen. De baar nader de onder het zingen van de woordenIk ben de Opstanding en het Leven" vergezeld van doffe orgeltoonen. Daarop werd de 39ste en 90stc Psalm ge zongen, de eerste in D-minor, de andere in D-inajor, en andere godsdienstige gezangen. Vervolgens hel loflied van Simeon, in navolging van Beethoven's sinfonie in A. Onderscheidene composition van Handel, wiens doodenmarsch van Saul reeds herhaalde malen uitgevoerd was, en van Mendelssohn, waar onder die uit het Oratorium Paulus: Ontwaakt gij die slaapt," vooral eene bijzondere uitwerking deden, besloten het muzickalc gedeelte der plegtigheid, behalve eene herhaling van Saul's doodenmarsch, bij het nederlaten der kist, f nadat de lijkdienst der Anglikaansche kerk gelezen was. In het Iloogcrhuis betuigde de Minister Derby, den 19<lenz;jne blijd schap over den goeden afloop der plegtige uitvaart van den Hertog, en dankte allen die daartoe hadden medegewerkt, inzonderheid den goeden geest van het En gel sell e volk. Verder zcide hijmet het oog op den Fransehen Ge zant, die de lijkplegtigheid in de kerk van Sb Paul bijwoonde: »Eere zij ook aan die groote en bevriende natie, die in vroegere, en naar ik vertrouw nimmer terugkomende dagen, door hare betrekkingen tot Engeland belet werd deel te nemen in den trots, waarmede onze natie allerwege den krijgs roem des Ilcrtogs hoorde verkondigen, maar die zich met den algemeenen rouw over het afsterven van den held vercenigden door het bijzijn van haren vertegenwoordiger haren eerbied voor zijne nagedachtenis betuigd heeft, voor cenen tijd lang hare aloude nationale vooroordcelcn vergetende. Hij was voor haar een vijand, maar een vijand uit besef van pligt jegens zijn land, een barer waardig vijand, die nooit meer schitterde dan wanneer hij Fran- sclien tegenover zich had. I v>Laat ons nimmer vergeten dat wij den krijgsman begraven hebben, die wclligt meer dan iemand anders hier te lande van de ijssclijkhedcn des oor- j logs gruwde. Ik spreek in zijnen geest, als ik zeg, dat oorlog de grootste vloek is die over een land kan komenen noodelooze oorlog de grootste mis- daad die een Staatsman kan plegen. »Maar tevens was liet de leer van den overleden held, dat eene natie die j den vrede wenschtzelve de middelen lot hare verdediging moet bezittenen niet door weerloosheid aanvallers moet uitlokken." De Minister van Builcnl. Zaken geeft heden avond een luisterrijk feest maal aan de vreemde Officierendie afgevaardigd warenom de begrafenis- plcgtighcid van den Hertog van Wellington bij te wonen. Eene particuliere correspondentie van de Brusselsclie Inde'pendanee verslag doende van de plegtige begrafenis, nadat zij had gewezen op eene volksmenigte van meer dan anderhalf milliocn mcnschenwaarvan er dui zenden den ganschen nacht onder den blooten hemel koude en stortregens heb ben verduurd om den optogt te zien, eindigt aldus: Deze algcmcene toeloop van geheel een volk schijnt mij 't merkwaardigst toe van deze lijkplegtigheid. De Hertog verre van het volk en zijne driften te vlcijcnheeft het steeds met hoogheid en zekere minachting behandeld. Fin nogtans kwam dat zelfde volk met aan razernij grenzende geestdrift op, om zijn lijkstoet de laatste volkseere te bewijzen. Dat is omdat het volk hem als een echt nationaal man erkende. Op de gansche lijn der lijkstatie was slechts een cenig opschrift, Non sibised patriae. (Niet voor zich zclven maar voor zijn vaderland). Ziedaar wat het volk in Wellington vereerde: den burger voor wien het vaderland alles was. Voeg hier bij, dat Engeland den lijkstoet van den overwinnaar van Waterloo volgende, niet alleen aan de veldslagen van het vcrledenc dacht, maar tevens aan de sombere voorlcckcnen der toekomst; en dat op den eigen dag waarop Wellington in het graf daalt, weder een Napoleon den troon gaat beklimmen. De dagbladen vallen thans den Minister d'Israëli hevig aan wegens de de lofrede, door hem in het Huis der Gemeenten op den Hertog van Wel lington gehouden, daar zij beweren, dat die woordelijk dezelfde is, welke, 23 jaren geledenop den Franschcn Maarschalk Gouvion St. Cyr door Ar- mand Carrel gehouden is. B E Ij CJI E. BRUSSEL, 22 November. Bij het onderzoek in de Kamer der Vertegenwoordigers van het wetsontwerp tot beveiliging van buitenlandsche Vorsten tegen belcedigingcnis besloten de aanneming voor te stellen, doch met weglating van de strafbepaling tegen belecdigcnde redenen, kreten en bedreigingen." De Minister van Justitie heeft zich hierover nog niet verklaardinaar tijd gevraagd om met zijne ambtgcnoolcn daarover te beraadslagen. Bij de begrooting van het Dep. van Binnenl. Zakenis de Minister ge vraagd naar de voornemens van het kabinet omtrent het onderwijs. Het antwoord was dat het bewind de wel op het lager onderwijs onveranderd zou in stand houden, en bij de toepassing der wet op bet middelbaar onderwijs zooveel mogelijk aan de geestelijkheid toegeven, ten einde hare medewerking tot het onderligt op de staatsscholen te verkrijgen. De Regering heeft een wetsontwerp ingediend om pensioen te verleenen aan de buitenlandsche militairen, meestal Poolsche uitgewekenen, die voor eenige maanden (ten believe, naar algemeen gedacht wordt, van buitenlandsche mogendheden) uit Belgische dienst ontslagen zijl. In de toelichting wordt gezegd dat »de overwegingen van hoog belang voor het land, om welke deze Officieren buiten dienst gesteld zijnvan dien aard zijn dat zij nooit weder in werkelijke dienst gesteld kunnen worden." Hierom stelt de Regering voor, hun pensioen toe te leggen als of zij veertig jaren in dienst en tien jaren in hunnen rang geweest waren. TUKM. ÏE. CONSTANT1NOPEL6 November. De Porte heeft, na eenige aarzeling, eindelijk bewilligd in de aanwijzing van de stad Brussa, in Asiatisch Turkye ongeveer 20 uren ten zuiden van Constantinopelals gedwongen verblijfplaats voor Abd-el-Kadermaar op zulk een voet dat daaruit voor haar niet de minste verantwoordelijkheid zoude voortvloeijen." De oud-Tui'ksche partij was ijveriger dan ooit werkzaam om den Sultan verder te doen gaan op den heilloozen weg, dien hij ingeslagen heeft. Vol gens die dweepers zoude het thans om niets minder te doen zijn dan de 1 intrekking der Transimat-verordening (de beroemde verordening tot hervorming van liet burgerlijk bestuur in Turkye) en om herroeping van al wat deze Sullan en zijn voorganger ten gunste hunner Christenonderdanen hebben be willigd. De Sultane-moeder, aangedreven door Safet-Pacha en anderen, zoude, naar men zegt, bij deze pogingen aan het hoord staan. a WEBEW. STOCKHOLM, 12 November. Het heden uitgegeven bulletin aangaande den toestand des Konings luidt aldusZ. M. de Koning werdnadat de koorts ook gisteren namiddag toe genomen was, tegen den avond door eene neusbloeding aangetast, welke, door zich meermalen te herhalen hem gedurende het grootste gedeelte van den nacht belette te slapen. Tengevolge daarvan bevindt Z. M. zich lieden zwakker dan op de voorafgaande dagen. De bcrigten omtrent de gezondheid van de Prinses Eugenie waren gunstiger. ©OST-II0IE, Met de laatste overlandmaal is tijding ontvangen van den dood van een onzer bekwame Zee-Officierenten gevolge van ccn verraderlijken aanval door de inlanders van het eiland Timor. De Luit. ter Zee lstc kl. II. Glabbeek van der Does, Bevelhebber van de schoenerbrik Banca, kwam den 2den Junij jl. te Timor Koepang terug van eene wetenschappelijke commissie. Naauwclijks aangekomenwerd hem door den waarnemenden Assistent-Resident verzocht om ccn maatregel van policie naar Alocpoepoeop dat eiland, door militaire operatie te ondersteunen. Luit. v. d. Does begaf zich dientengevolge met de Banca naar Atoepoepoe, om aan den Nederl. Posthouder aldaar den sterken arm te leenenten einde een Chi nees, die zich openlijk tegen het Nederl. gezag verzet had, gevangen te ne men. Te Atoepoepoe gearriveerd, vernam hij, dat de Chinees zich bevond bij zijn schoonvader, den Radjah van Lidakh, die, volgens de gidsen, 3 uur ver binnen 's lands woonde. Daar genoemde Sultan wel zou weigeren zijn schoonzoon uit te leveren, besloot de Kommandant der Banca hem gewapend te gaan halen. Daartoe ontscheepte hij den 28slen Julij des avonds tegen zonsondergang met den Adelb. lste kl. Jolly, den Officier van Gez. Vernhout, den waarnemenden Residenten de noodige manschappen: -19 Europeanen, 12 gewapende Javanen, 18 Rottinezenmet de koelies mede in 't geheel 70 man. Spoedig evenwel bemerkte de Kommandant, dat hij misleid was om trent den afstand; de woonplaats van den Radjah van Didakh was wel 10 uur marchcrens. Daar de weg meest over steile bergen en diepe ravijnen voerde, waren de troepen weldra van vermoeijenis uitgeput. Men rustte ge durende den nacht verscheidene malen, doch had gebrek aan water, daar de flesch per man provisie spoedig was opgebruikt. Den volgenden morgen te 8 ure kwam men te Lidakh. De Radjah was zeer verwonderd zoo veel Europeanen te zien; de meeste der inwoners hadden nog nimmer ccn blanke gezien! Men werd vriendelijk ontvangen; de lijfwacht kwam echter dadelijk onder de wapenen. De Chinees was weder naar Atoepoepoete vergeefs door zocht men zijne woning. Ofschoon de manschap zeer vermoeid wasmeende de Kommandant dadelijk te moeten terugtrekken. Langzaam zette het kleine expeditie-corps zich in beweging: 3 uren van Atoepoepoe nam men bepaald rust bij eene zoetwaterbron. Dc Radjah van Lidakh volgde evenwel steeds met eene groote krijgsmagt. Daar dc waterplaats binnen het gebied van Atoe poepoe lagmeende men echter geen aanval te vreczen te hebbendc man schap kon ook niet meer voort. Na een kort vertoef, bemerkte men den Chinees, dien men zocht, cn werd deze in hechtenis genomen. Ongelukkig liet men echter zijn begeleider gaan. Deze rende spoorslags naar de I.idakhers onder ccn vervaarlijk krijgsgegil, dat, door zijne makkers herhaald, duizend voudig onheilspellend door de bergen weerkaatst werd. Spoedig ontving men het vuur van de omliggende hoogten, zonder ccn vijand te kunnen zien, zoodat men zich niet kon verweren. De onzen bevonden zich aan een der riviertjes, die men in deze bergachtige streken slechts in diepe ravijnen vindt, aan alle zijden door bergen omringd. Er was dus niets aan te doen dan be daard den berg aan die zijde op te klimmen, van waar men nog geen vuur ontvangen had. Met onze tot den dood toe vermoeide mcnschen ging dit zeer moeijelijk. Dc Kommandant werd dadelijk gewondhet linker scheen- en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 3