Op verzoek van elen Scïirljvei» wordt uit de Gemeente-Stem van den 4 October 1852
m°. 53, liet volgende stuk overgenomen.
In de Gemeente-Stem N°. 15, trof ik eene beschouwing aan,
van SIr. N. Sikkel Groos, over hoofdelijken omslag en het invoe
ren daarvan, en het trok mijne opmerkzaamheid, bij eene gelijk
tijdige lezing van een ingezonden stuk over het voordeel der
plaatselijke accijnsen in de nieuwe Rolterdamsche Courant van
maandag 11., hoezeer bij die beschouwingen wordt miskendwal
de ervaring leert. De vraag, of elke verandering in plaats, be
lastingen van zulk een overwegenden invloed zal wezen, dat zij,
ten voordeele der ingezetenenvermeerdering van vertier en
vermindering van prijzen moet te weeg brengen, kan niet toe
stemmend beantwoord worden omdat niet elke verandering tot
verbetering leidt. Dit leert de ondervinding. Maar de vraag
moet men toestemmend beantwoordenals de verandering in en
op zich zelve goed is, en tot zulk eene beslissing komt men,
als men het stelsel dat bestaatniet enkel naar theoriën of be
schouwingen maar met inachtneming van hetgeen de ondervin
ding aantoont en doet verwachtenvergelijkt met het stelsel
dat het bestaande moet vervangen.
liet is buiten tegenspraak gegrond, wat de Heer Groos zegt,
dat het beginsel van afschaffing der accijnsen op zich zelf be
schouwd geene practische beteekenis heeft. Indien dat beginsel
werd aangenomen, zonder dal men gelijker tijd beslist, wat in
de plaats zal worden gesteld, het moet den Heer Groos worden
toegegeven, dan ware men niets gevorderd. Het zou eene
ondoordachte beslissing zijnomdat daarvan het onvermijdelijk
gevolg wierdom elke andere belasting dan de accijnsen aan
te nemen.
Ilet is volkomen juist, dat de vraag moet worden gesteld: zijt
gij voor of tegen de vervanging van de accijnsen door hoofdelijken
omslag op grondslagen die voorgesteld zijn of ten gevolge van
gemeen overleg gewijzigd voor een redelijken maatstaf tot heffing
te houden zijn
Dij de beantwoording dezer vraag, mag niet in aanmerking ko
men wat alleen betrekking heeft tot eene verandering in het Rijks
belastingstelsel, omdat zulks niet onvoorwaardelijk van toepassing
is op het plaatselijk belastingstelsel. Afgeschafte belastingen
of veranderingen bij het Rijk mogen zelden den eigenlijken last-
belaalder ten goede komen," maar voor de gemeente is het waar,
dat vermindering van prijzen stellig en vermeerdering van vertier
zeer vermoedelijkdaardoor wordt te weeg gebragt. En in de
veronderstelling, dat eene overeenkomst kon worden gesloten,
waarbij iemand zich tot borg stelde, er is geen twijfel aan,
of voor eene bepaalde vermindering van prijzen is een grond
van geene enkele omstandigheid afhankelijk.
Als ik nu reeds het brood het vleescb.den wijn en jenever
builen de gemeente minder koopen kan dan wanneer ik mij zulks
binnen de gemeente aanschaf, als ik die voorwerpen nu reeds
van elders ontbied en met inbegrip der belasting daarvoor minder
betaal dan hetgeen de voorwerpen van gelijke hoedanigheid binnen
de gemeente kosten is dan vermindering van prijzen niet in de eer
ste plaatseen gevolg van de afschaffing der belasting en als de bakker,
slagter enhandelaar, builen de gemeente woonachtig, alsdan onbe
lemmerd, d. i. zonder zijne waren te laten onderzoeken, wegen,
melen of proevenzonder verpligt te zijn enkel datgene vvat
besteld is in te voeren, omdat van het onverkochte geene teruggave i
der belasting bij uitvoer verleend wordt,deze voorwerpen kan
binnen de gemeente brengenis daarvan geene concurrentie en
vermeerdering van vertier te wachten
Voor elke 100 opcenten, die de gemeente van den Rijks accijns
heft, koop ik het brood van 5 ons eene cent, het rundvleesch per
Ned. pond vier centsden wijn en den jenever per Ned. kan tien cents
minder in de gemeenten waar geene opcenten geheven worden,
net is onbegrijpelijk dat men vermindering van prijzen en vermeer
dering van vertier dan niet als noodzakelijke gevolgen van de
afschaffing der accijnsen wil beschouwen.
Andere omstandigheden kunnen gelijktijdig of kort na de afschaf
fing der prijsvermindering tegengaan; maar, zoo de afschaffing
niet had plaats gehad zouden dezelfde omstandigheden verhooging
van prijs hebben te weeg gebragt. Bij eene rijzing der graan
prijzen wordt het brood duurder; maar als zulks kort na de af
schaffing gebeurtis het ongegrond zulks tegen de voorstanders
der afschaffing aan te voeren als een bewijsdat hun stelsel faalt.
Zoo kan de rijzing van den marktprijs van het rundvee op den
prijs van het vleesch invloed hebben en als een argument bij de
onkundige menigte gelden. En wie zal beslissen, welke om-
1 standigheden aanleiding gavendat de afschaffing van den im
post van 5j stuiver van eiken gulden op het brandhout, in Hol
land geheven," waarvan Gogel heeft geschreven en waarop Mr.
F. A. van Hall zich beriep, het tegendeel van hetgeen verwacht
werdlagere prijzen voor den gebruikerten gevolge had Wat
Gogel in andere tijden heeft ondervondenmisschien is het niet
aan bijkomende tijdsomstandigheden toe te schrijven, welligt
kunnen zijne ondervindingen lot een bepaald doel betrekking
hebben; wat zijne ervaring betreft, zij kan tot leiddraad
strekken bij de beoordeeling van 's Rijks stelsel; in zake van
gemeente-belastingen is het gezag van Gogel en andere staat
huishoudkundigen, die over Rijks belastingen schreven, niet
beslissend. De eenvoudigste burger mag daartegenover zijne
eigene ervaring stellen.
Als men de accijnsen drukkend acht, en toch reeds veel ge
wonnen rekent, zoo men aan dien druk gewoon is, kan men
niet zeggen de belangen der ingezetenen te bevorderen, wanneer
men niet tracht den last te verligten. Die geene directe belasting
betaalt, zal de beffing van accijnsen verkiezen boven hoofdelijken
omslag. En te regt, zoo men de manier van Koning bodewijk
en zijne Raadsleden volgt, staat men aan willekeur bloot; maar
zoo men grondslagen heeft, waarop men quotiseren kan, als die
grondslagen berusten op feiten, en die feilen van algemeene be
kendheid kunnen worden geacht, behoort de heffing van hoofde
lijke omslagen niet onder de onmogelijkheden, niet als eene wil
lekeurige en bezwarende belasting te worden voorgesteld.
a Het droombeeld van alle Utopisten is geweest directe belastin
gen." Iïet zij mij vergund tegen deze en dergelijke maglspreu-
ken op te merken, dat de gemakkelijkste weg, om eene grondige
behandeling van zaken te vermijden, is ze als droombeelden voor
te stellen. In den tegenwoordigen tijd hebben gebeurtenissen
plaats, die men in vroeger jaren als droombeelden beschouwde.
In de stoffelijke wereld ontwaart men zooveel wat vroeger onmo
gelijk of onbereikbaar werd geacht. Alle Utopisten dwalen,
maar elke dwaling heeft eene waarheid tot grondslag. En wat