LEYDSCHE COURANT. YRIJDAG, 24 SEPTEMBER. BIMENLANDSCIIE BERIGTEN. Do Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt Avond. N" De P?"ijs der Courant is f12 in liet jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN23 September. Wij hebben onlangs een berigt medegedeeld omtrent de uitgave eener Christelijke Zendingskaartdoor den Boekhandelaar J. IE Zitman, alhier. AVij vernemen dat de uitgever door de helangstellende deelneming van velen aangespoord, onder welke Z. M. de Koning, die deze onderneming wel door zijne inteekening heeft willen begunstigen, alsmede het Ministerie der Her vormde Eeredienstbesloten heeft omzonder verhooging van den inleekcn- prijszich de aanzienlijke vermeerdering van onkosten te getroosten van de Kaart in plaats van op steen te laten schrijven, door eene zeer bekwame en tevens in de aardrijkskunde ervarene hand op steen te doen graverenwaardoor de Kaart in keurigheid van uilvoering en meerdere juistheid van teekening de uitgegevene proeve verre zal te boven gaan en derhalve ook als kunstwerk eene waarde bekomen, op welke zij nu geene aanspraak kon maken. Wij wenschen dat de uitgever deze aanmerkelijke verbetering, waardoor hij toont iets goeds te willen leveren en eere bij zijne onderneming te willen inleggen, door rnime deelneming moge vergoed vinden. Onder de ophanden zijnde Boekverkoopingen zoo hier als eldersis het ons aangenaam de aandacht van het letterkundig Publiek bijzonder te kun nen vestigen op de auctie welke den 27sten dezer door den Boekverkooper C. C. van der Hoek alhier zal worden gehouden. Deze fraaije Boekverzameling beveelt zich aan bij uitnemendheid door eene uitmuntende verzameling Theologische werken, waaronder het N. Test. van AVclstein 1851, 2 dn. Calvini en Zwinglii opera, Suiceri thesaurus, Trom- mii conc. Graecae en verscheiden oude en geachte Commentatoren over de II. Schrift. Jn het wetenschappelijk vak treft men vele belangrijke werken aan over Natuurlijke Historie, voortreffelijke en kostbare Reisbeschrijvingen, als de A'oyage en Egypte par Pankoucke, waarbij de Atlas beslaande uit 900 platen gr. in folio. Behalve de Gazette de Leidc van den beroemden Luzac A°. 1739 tot 1809, vervat in 70 4". banden, is nog hoogst merkwaardig de zeldzaam zoo volledig voorkomende verzameling boeken en kaarten betrek kelijk den AVaterstaatinzonderheid van Rijnlandnagelaten door wijlen den Heer A. Hanegraaff, en waartoe wij verwijzen tot den zeer naauwkeurig zamengcstelden Catalogus, welke ruim 140 bladz. beslaat. Ingezonden Uit het Proces-Verbaal van de Commissie ter beoordeeling der bloem gewassen, vruchten en tuinsieraden, ingezonden op de zesde Tentoonstelling van de Afdeeling Amsterdam der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, blijkt, dat de in onze vorige kortelijk vermelde bekrooningen gedaan zijn voor de navolgende gewassen Aan den Heer J. C. Rodbard, bloemist buiten de Rijnsburgsclie Poort alhier eene zilveren medaille voor 20 Begonia's, een getuigschrift voor 25 bloeijende Achimenes, eene zilveren medaille voor 25 bloeijende Verbena'seene zilveren medaille met 10 voor 50 afgesneden Dahliabloemenen eene zilveren medaille voor zes Yucca's. Aan den Heer AA'. Pottum alhier, eene zilveren medaille met 10, voor 50 afhangende Planten in Ampels; en aan den Heer C. Si. Kroon alhier, eene zilveren medaille voor Cactussen. De overgang over de Ilooge AA'acklinxveensche brug zal, ten gevolge van eenige herstellingenvan den 24slcn tot en met den 29sten dezer niet kunnen plaats hebben en dus gedurende dien tijd de weg moeten ge nomen worden over Boskoop. Door den kerkeraad der Hervormde gemeente te Alblasserdam is het bouwen eener nieuwe kerk aanbesteed voor ƒ44,000 en aangenomen door J. Blok te 's Gravendeel. De kerk zal 1° Mei 1854 gereed moeten zijn. llet Prov. Geregtshof van Gelderland heeft T. Krcmer ter dood veroor deeld. Deze misdadiger had vóór 4 jaren zijn' zwager op eene verraderlijke wijze vermoord en zich sedert weten schuil te houden. Men hield hem ook van vadermoord en andex-e misdaden verdacht. Uiltreksel uit het vooi-loopig verslag, op het wetsontwerp op het arm bestuur dat na den lsten October 1851 op nieuw aan de Tweede Kamer le zijn aangeboden, in Junij in de Afdeelingen is overwogen. 1. Terwijl men algemeen regt deed wedervaren aan de zorg, door de Regering aan het zamenstellen eener wet besteed, waarbij het eene zóó ge- wiglige, maar tevens voor zóó veelzijdige beschouwingen vatbare aangelegen heid, als die van het armwezen geldt, verklaarden zeer vele leden dadelijk zich met de hoofdstrekking dier wet geenszins te kunnen vereenigen. Zij za gen daarin den centralisatie-geest, of het stelsel van het alvermogen van den Staat te zeer gehuldigd. Het Staatsgezag werd over de instellingen van wel dadigheid veel verder uitgestrekt, dan de Grondwet medebrengt en het welbe grepen belang van den Staat toelaat. Men erkende dat art. 195 der Grondwet, terwijl het eene regeling van het armbestuur door de wet voorschrijft, eene algemeene uitdrukking bezigt. Maar daarbij moest dan toch alleen gedacht worden aan hetgeen in eenen staatsregtelijken zin tot het armbestuur behoort, dat is: het armbestuur van Rijkswege onmiddellijk geoefend en alle burgerlijk armbestuur, maar geenszins in zulk een alomvattende zin, als thans door de Regering daaraan gehecht wordt. De toenmalige Regering heeft op dit punt de meest geruststellende verzekeringen gegeven. «Eene wet" zeide zij, welke bijzondere instellingen van weldadigheid aantastte, zou eene der schoonste deugden van het Neder- landsche volkdo weldadigheiddooden. Zoodanige wet is in Nederland on mogelijk." Onder .den indruk dier verzekeringen is art. 195 der Grondwet aangenomen. Indien dus bij de voorgedragen wet de bijzondere instellingen van weldadigheid wel misschien niet regtslreeks worden aangetast, maar toch hare besturen in de vrijheid van hun beheer op eene in 't oog vallende wijze worden belemmerd, zoo als bijv. door de bepalingen der artt. 18 tot 21; indien elders in de wet (art. 66) hun voor bepaalde gevallen verpligting tot het geven van onderstand wordt opgelegd, dan wordt te kort gedaan aan den geest van het grondwettig voorschrift en tegen de bedoeling des grond wetgevers gehandeld. Art. 168 toch heeft aan de onderscheidene gezindheden hare inkomsten ver zekerd en art. 165, door het toezeggen van gelijke bescherming aan alle kerkgenootschappende vrijheid der Kerk en de afscheiding van Kerk en Staat bevestigd. Nu zou het echter met dit beginsel lijnregt strijdig zijn, de bijzondere in stellingen van weldadigheiddie men onder den algeineenen naam van diakoniën begrijpt, in haar inwendig beheer aan het gezag der wet le onder werpen bij de wet regelen te stellen voor de uitoefening haier pligten tegen over de behoefligcn. Men ontkende nogtans geenszins de mogelijkheid en wenschelijkheid van wettelijke bepalingen ten aanzien dier instellingen. Zoo was het in de eerste plaats wel builen twijfeldat de wetgever de voorwaarden kon en moest re gelen, waarop door eene burgerlijke gemeente aan een kerkelijk of bijzonder armbestuur subsidie mogt woi'den verleend. In de tweede plaats erkende men dat de Staat, uit kracht van zijn alge meen policiex-egtbevoegd is, kerkelijke en bijzondere instellingen van wel dadigheid aan zekere mate van toezigt te onderwerpen en daarvan de opgaven te vragen, voor de kennis van den toestand van het armwezen vercischt. Maar verder dan dit toezigt, 't welk binnen naauwe grenzen moest worden beperkt, kon de wetgever niet gaan. Aan de bijzondere instellingen mogt, evenmin als aan bijzondere personenin naam van een vermeend publiek belang, dwang worden aangedaan. De ongesubsidieerde diakoniën en de andere bijzondere instellingen moesten alleen als bijzondere vereenigingen worden be schouwd, le welken aanzien, naar het gevoelen van sommigen, steeds da volgende hoofdbeginselen behoorden te geldendat zij toegelaten worden zoolang zij niet met de openbare orde in strijd komen dat zij geen aanspraak hebben op het genot en de oefening van regten dan na door de openbaar making van hare reglementen, statuten of stichting-brieven van haar aanzijn te hebben doen blijken endat, als eenmaal haar bestaan op die wijze geves tigd is en het geval zich vooidoet, dat le haren aanzien regten moeten wor den geoefend, zonder dat daarvoor een bevoegd gezag is aangewezen, de Staat lusschen beide treedt om het ontbrekende aan te vullen. Zoodra de wetgever echter met opzigt tot de bijzondere vereenigingen ver der gaat, dan de toepassing dezer drie hoofdbeginselen, oefent hij een gezag uit wat hem niet toekomt. 2. De bezwaren werden niet weinig verhoogd door gezegden in de Me morie van Toelichting. De wet wordt er eene wet van overgang in genoemd en verder gezegd: De Gi'ondwet veroorlooft, des noods, verder te gaan en de geheele armenzorge als eene publieke dienst te beschouwen. Alaar zóó ver te gaan schijnt thans noch noodig, noch nuttig." Die woorden toch geven het doel te kennen dat het Staatsgezag te ceniger tijd in de plaats zou treden der besturen van de kerkelijke en verdere bijzon-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 1