Beschrijving voor het regt op de Potenten en het Personeel voor het Dienstjaar 1852 en 1853. BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEYDEN brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de Pro\i'ncie Zuidbolland, van den 2GsliD April jl. A. N°. 3419 (3dc Al'd.,) Provinciaalblad N°. 51, houdende eenige bepaligen ten aanzien der beschrij ving voor liet Patentregt over het Dienstjaar 1852 en 1853 (dat is, van den jsien Mei 1852, tot den 30slco April 1853,) alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van dezdCle dagteekening A. N°. 349C (3dc Afd.Provinciaal- blad N". 52, betiekkelijk de beschrijving der Personeels Belasting voor het jaar 1852 en 1853, ter kennisse van do Ingezetenen dezer Gemeente: Dat op den lstcn Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligtigenlabel 14, N®. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan do huizen zullen worden rondgehragten na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Di recte Belastingen, tegen regu worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24ste" April 1843 Staatsblad i\°. 16), dat zij bun beroep niet mogen uitoefenen dan na dat zij de helft van hunnen aanslag over bet dienstjaar 1852 en 1853 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaarten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan slagbiljetten zullen «orden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N". 16 der Wet, van den 22stl'nApril 1852, (Stbl. N°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patentvan den 21 Mei 1819 (Stbl. N". 34), de tijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1852 wordt vastgesteld op den 10 Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen retjudoor den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalifineerden geteekendop den achtsten dag na de uit gifte zal geschieden. Dal de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol gende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifteof ook hij het terugha len derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen berofpen op een of ander begaan verzuim maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen." (op de Mare binnen deze Stad) «verkrijgbaar zijn, door in persoon of door hunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaitse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: de aan het regt van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtin- gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, znllen telken reizewan neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens. Dat, met betrekking tot de Schippers, Schnitenvoerders enz., in de tabel N®. 16, der Wet van den 22 April 1852, (Stbl. N°. 61,) voorkomende, de eigenaars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 1 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de zelve tevens uitgenoodigd om de meetbrieven hunner vaartnigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15 Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gehre- kigenbij ontdekking, zullen inenrreren de boete, bepaald bij het 37 artikel der Wet van den 21 Mei 1819, hiervuren omschreven. Dat verder alle patentpligtigen, hij tabel N®. 7 der Wet van den 16 Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels enz., bnnne waren in herbergen, huizen, kamers of op pu blieke markten cn kermissen uitstallen mitsgaders de dehitanten in loterij briefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden Ie belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klein, heizij in 't groot, te water nf te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermake lijkheden, in tabel N°. 15 genopind voor zoo verre alle die patentpligtigen in de ah/emeene beschrijving voor 1852 zullen moeten worden heg repen ge houden zullen zijn, zieh gedurende de geheele maand Mei, ter hekoming van hun patent, aan te melden ter Seerelarie dezer Gemeente,'s voormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aan vragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigendie hun be roep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvin gen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Dat almede op den 10 Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving voor de Personele Belasting over het dienstjaar 1852 en 1853. Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich, in geen geval, zullen mogen beroe pen op zoodanig verzuim maar integendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne bandteekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar voor eenige betaling te kannen eischenverrigtenmet vermelding der redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag tigde in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze, worden geteekendna voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op bet personeel te doene aangiften, in bet aigemeen, behooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken, echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond slagen, alle ol gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge meenten dan die. waarin zij hun verblijf hebben, zal bet vrijstaan de aan gifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeenten afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden rler vierde klasse door cenen zelfden belastingschul dige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de ingezetenen verwittigd, dat tot tegcnsehallers voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende persuncn als: SIMON du CROIX, JAN LABREE JOHANNES van der TAS, JAN van LITH, Jcnior. ABRAHAM VERHOOG, PI ETER van DUUREN, Senior. En zal deze door aanplakking en plaatsing in de Legdsche Courant worden afgekondigd. Burgemeester cn Wethouders voorn., Leyden, 29 ApTl 1852. De Burgemeester, VAN LIMBURG STIRUM, De Secretaris v. PUTTKAMMER. AKAnEItllE-XIErWS. PR OW O TIE AAN DE UTRECHTSCHE IIOOGESCIIOOL. Den Ist™ Mei de Heer H. W. G. Ras, van Utrecht, in de Regtenmet Theses. 21Jle Staats-Loterij. Trekking der Eerste Klasse. 1ste Trekking. N®. 11642 een prijs van ƒ20,000. N®. 904 een prijs van ƒ1,000. 2dc N®. 19517 een prijs van ƒ2,500. 'N®. 2404 een prijs van ƒ1,250. Nos. 3787 en 16775 ieder een prijs van ƒ1,000. AÖVERTESTIEH. Op den 28sten April 1852, is te Bremen bevallen van eenen ZOON, M. A. MELCHERS IIENSCHELIUS. Heden namiddag ten 3 uren overleed onze geliefde Moeder en Behuwd- Moeder ANTONIA ELISABETH KRIFTF.N, Wed. Jacobus Christiaanse, in den ouderdom van bijna 69 jaren. Uit aller Naam Leiden, 2 Mei 1852. M. CHRISTIAANSE. Heden bezweek na een smartelijk lijden van drie maanden mijne teeder- geliefde Echtgenoote ALIDA CATHARINA ARBOUW, in den bloeijenden leeftijd van circa veertig jaren. Zwaar drukt mij, met mijne vier Kinderen, welke alle nog te jong zijnhun groot verlies te besellendeze harde beproeving. Ruim achttien jaren mogt ik met haar in een allergenoegelijksten Echt vereenigd zijn; maar ik wensch Gode te zwijgen en ook mijn en mijner vier Kinderen lot in Zijne handen te stellenWiens doen Wijsheid cn Liefde is en op welkers Zaligmakende Genade mijne onvergetelijke Gadebare eeuwige bestemming blijmoedig is ingegaan. Utrecht, 2 Mei 1852. D. STOLWERK. Directeur der Maatschappij: Let op uw Einde gevestigd te Utrecht.- Op uitdrukkelijk verlangen van de overledene zal alleen de rouw door mij worden aangenomenterwijl vrienden en hekenden wor den verzocht deze algemeene kennisgeving als bijzondere aan te nemen. Voor zóó vele blijken van deelneming, als wij ontvangen hebben bij de viering van onze 25-jarige Echtvereenigingbetuigen wij aan Aanverwanten, Vrienden en Bekenden onzen bartelijken dank. O®. C. W. II. van KAATIIOVEN Leyden, 4 Mei 1852. D. A. E. van KAATIIOVEN, Geb. Pompe. Voor de vele bewijzen van deelneming, bij de langdnrige ziekte en het afsterven mijner geliefde jongste Dochter ontvangenbetuig ikook namens de Familie TYDEMAN, mijnen welmecnenden dank. Wede J. TERPSTRA, Leyden, 4 Mei 1852. W. L. Tydeman. Voor de menigvuldige blijken van deelneming, betoond bij het overlijden van ons Dochtertje, brengen wij bij deze allen vrienden en bekenden onzen bartelijken dank. N. de BINK. Leyden, 5 Mei 1852. A. M. de BINK, Vlieland. ^77^De Ondergeteekende berigt hare geëerde Begunstigstersmet dankzegging voor het, sints jaren, in baar gestelde vertrou wen, dat zij hare Affaire van Geiiiiiaiite EAiiitilergoetlereii beeft overgedaan aan Mevr. de Wede. van SOMEREN, die genoemde Affaire, in hetzelfde Huis (Breedestraat, hoek der Schoolsteeg) zal voortzettenen zich tevensbij deze gelegenheid aanbeveeltbelovende aan de DAMES eene nette en attente bediening. M. C. GRAVENSTEIN, Geb. Pas. Leyden, 30 April 1852, Werl®, B. II. van SOMEREN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 3