LEYDSCHE
COURANT.
iW
m
WOENSDAG, 3 MAART.
MSSi
BINNEiVLANDSGHE BERIGTEfl.
mï.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdag Avond.
f: DM
"-*> -jrlSMfo»
-A
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar
do afzonderlijke Hommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN2 Maart.
De twee Russische Grootvorsten Nikolaas en Michael zullen binnenkort ons
land bezoeken.
AVij voldoen gaarne, leest men in het IIhl.aan bet verzoek van den
Heer Mr. van Diggelen, den verdediger van den R. K. Priester M. te SC Jan
Steen, voor het Prov. Geregtshof, met de opneming eener rectificatie van ons
vroeger berigt, aangaande de veroordeeling van dien Priester. Die veroordee
ling heeft, volgens den Heer van Diggelen, niet plaats gehad ter zake van
het lasteren van daden van het gouvernement, gelijk door ons verkeerdelijk
zoude zijn gemeld, maar wegens bestraffing of berisping op den kansel van
eene daad van het openbaar gezag. De bedoelde Priester had namelijk het
gemeentebestuur van SC Jan Steen van den kansel gegisptdat het verlof
had gegeven aan eenige kunstenmakers van beider kunne, om, bij gelegen
heid der kermis aldaar, hunne verriglingen op straat uit te voeren in eenen
nagenoeg naakten staat, of wel in eene kleeding, die naaktheid nabootste, en
waarin de bedoelde geestelijke eenen ergerlijken aanstoot tegen de zeden zag.
Vierde Vervolg van het beheer en den staat van Ned. Indië (zie ons
nommer van 2325 en 27 Febr. en 1 dezer).
De uitoefening van godsdienst door de onderscheidene gezindten geniet in
Nederl. Indië de bescherming des bestuurS, voor zoover die uitoefening niet
gevaarlijk is voor de openbare rust.
De Protestanten in Nederl. Indië moeten te zamen één kerkgenootschap
vormenen worden beheerdplaatselijk door Kerkeraden en algemeenonder
toezigt van den Gouvern.-Generaaldoor een Opper-kerkelijk collegie, ge
naamd Bestuur der Protestantsche kerken in Nederl. Indië.
Het reglement op het bestuur der Protestantsche kerk in Nederl. Indië is
te vinden in het Indisch Staatsblad van 1844, N°. 34.
De zendelingenwelke in onze O.-I. bezittingen werkzaam zijn worden
derwaarts gezondena. door het Nederl. Zendeling-genootschap te Rotterdam
b. door vreemde dergelijke genootschappen.
Te Batavia bestaat een Javasch medewerkend Zendeling-genootschapeene
geheele particuliere vereeniging, ondergeschikt aan het voormelde genootschap
te Rotterdam. Dit medewerkend genootschap heeft een tak te Amboina.
De Gouvern.-Generaal is bevoegd, op voordragt van het bestuur der Pro
testantsche kerk, dat verpligt is vooraf het Javasch medewerkend Zendeling
genootschap te raadplegenzendelingen van het Rotterdamsche genootschap
tijdelijk te plaatsen als hulppredikers in bijzondere gemeenten.
Vreemde zendelingen worden alleen op Borneo toegelatenna alvorens ge
durende een jaar te Batavia verblijf gehouden te hebben, ten einde de Re
gering in de gelegenheid te stellen, om zich met hun gedrag en wandel
bekend te makenen te onderzoeken of zij de noodige kennis bezitten van
de taalzeden en gewoonten der volken in welker midden zij zich wen-
schen te begeven. Bij vertrek naar Borneo moeten zij plegtig belovenzich
steeds onder de inlandsche volkeren van alle leeringen te onthouden welke
de van hen gevorderde lijdzame gehoorzaamheid aan hunne overheden in bet
minst zouden kunnen verzwakken."
Het getal Protestantsche zendelingen in Nederl. Indië bedroeg, op ultimo
1849, 28, te weten: 22 van bet Nederlandsche; 5 van het Rhijnsche; 1 van
een Amerikaansch genootschap.
De zendelingen van het Nederlandsche genootschap waren aldus verdeeld:
Op Java1 voor Depok en Toegoe (door de Regering bezoldigd)1 te Soera-
baija; 1 te Samarang (voorloopig om het Javaansch te leeren). Buiten Java:
9 in Menado5 in de Alolukken; 5 op Timor; te zamen 22.
Hier volgen nu in het verslag eenige berigten omtrent het Christendom
onder de Javanen en in de buiten-bezittingen.
Het hoofd van de Roomsch-Catholieke kerken in Nederl. Indië en ook al
de leeraren dier gemeente worden kerkelijk benoemd door of van wege den
Heiligen Stoelerkend door of op magliging van den Koning en voor zoo
ver zij binnen de door den Koning vastgestelde organisatie vallen, bezoldigd
uit 's Lands kas.
4Aranneer het hoofd der R. C. kerken in Nederl. Indië eenen geestelijke
voor eenig leeraarsambt in die gewesten benoemt, doet hij daarvan mede-
deeling aan den Gouv.-Gencraal.
Acht de Gour.-Generaal de toelating van den betrokken geestelijke óp de
hem toegedachte plaats niet bedenkelijk, zoo gelast hij op die mededeeling,
het burgerlijk hoofd der plaats den benoemden geestelijke in het dien opge
dragen ambt te erkennen. Zijn aan dat ambt van staatswege burgerlijke
voordeelen verknocht, zoo gelast de Gouv.-Generaal tevens, den geestelijke
in het genot van die voordeelen te stellen.
Acht de Gouv.-Generaal, om gewigtige en ter zijner beoordeeling staande
redenen, de toelating van eenen geestelijke, wiens plaatsing wordt voorgesteld,
onraadzaamdan doet het hoofd der R. C. kerken een ander voorstel.
De R. C. geestelijken die in Indië uit 's Lands kas bezoldigd worden
zijn verdeeld in drie klassen. Die der eerste klasse heeten Pastoors, die der
tweede klasse Onderpastoorsdie de derde klasse Kapelaans.
Hun getal is bepaald op; 3 Pastoors, 1 Onderpastoor en 4 Kapelaans.
Het beheer over de R. C. kerk werd uitgeoefend door den Bisschop van
Colophon in partibus infidelium, P. AL Vrancken, die na het vertrek uil Indië
van den kerkvoogd J. GroofT, door den Koning is erkend als coadjutor van
dien apostolischen vicaris en als Pastoor van Batavia.
Een der Pastoors deed in Julij en Augustus, met vergunning van den
Gouv.-Generaal, eene kerkelijke reis op Banka.
Bij die gelegenheid werden ettelijke Chinezen door hem tot de R. C. leer
bekeerd. Hij bezigde echter tot verspreiding des geloofs een paar Chinezen,
die geheel en al bleken voor de taak ongeschikt te zijn. Zij stelden zich
aldra als magthebbende personen aan; beloofden den mijnwerkers, die de
R. C. leer zouden omhelzengeldelijk voordeelbedreigden de onwilligen
vernielden in de huizen de beelden en opschriften welke den Chinezen heilig
Warenen bedreven allerlei grove ergerlijkheden. In het belang van de open
bare rust zijn die ijveraars opgevat en uit de binnenlanden naar de hoofd
plaats, onder toezigt der policie, gebragt. Zulks is aan het R. C. kerkhoofd
medegedeeld.
Alen telde in bet laatst van 1849 op Banka 58 Chinezen, die zich Chris
tenen noemden.
Er is geen centraal bestuur over de Alahomedaansche eeredient in Nederl. Indië.
Alet eene enkele uitzondering in Bantamworden geene Alahomedaanscbè
geestelijken voor het uitoefenen van het leeraarsambt uit 's Lands kas bezoldigd.
Het doen van bedevaarten naar Alekka, een der voorschriften van de Ala
homedaansche leer, 't welk echter door vele geraadpleegde verlichte belijders
dier leer in deze gewesten beschouwd wordt als niet voor de geloovigen in
zóó ver van Alekka verwijderde landen verpligtend, is op Java en Palembang
bezwaard door het opleggen aan inlanders van eene betaling van ƒ110 voor
eiken pas naar Arabie. Tegen ontduikingen is bepaald, dat ieder die van
Mekka terugkeert, zonder bij vertrek uit de bezitting de ƒ110 voldaan te
hebben, bet dubbel zal betalen.
Dit bezwaren van het gaan naar Mekka is niet alleen in het belang van
de Regering, maar in meerdere mate in dat der bevolking, want de bede
vaartgangers (hhadji) zijn, volgens hunne aloude instellingen, ontheven van
diensten ten behoeve van hunne hooiden en van de Regeringzoodat, de last
dezer diensten voor de overige bevolking verzwaart naar gelang het getal
hhadji's toenneemt. Bovendien moet zij tot bet onderhoud van zulke ge-
wijden bijdragen.
De maatregel vond dan ook (ia 1825) zijne aanleiding in het overgroot
getal hhadji's.
De gelden voor passen naar Arabie in 's Lands kas ontvangenworden
besleed om de bevolking te ondersteunen in den bouw en het herstellen van
Mahomedaansche tempelseen arbeid, dien zij verpligt is kosteloos te verrigten.
De Alahomedaansche eeredienst wordt over het algemeen rustig uitgeoefend.
In 1849 zijn 138 personen van Java en Madura ter bedevaart naar Alekka
gegaan en 203 personen op die eilanden van Alekka teruggekeerd.
Andere eeredienstenzoo als de Israëlitischedie der Chinezen enz. zijn aan
zich zelve overgelaten, behoudens toezigt der policie.
De liefdadige instellingen in Indië, niet uilsluitend bestaande ten laste
van kerk- en armen-fondsenkunnen onderscheiden worden in diewelke
van Regeringswege werkzaam zijn, en die, welke, zonder van Regeringswege
werkzaam te zijn, door de Regering beschermd worden.
Commissien tot ondersteuning var. behoeftige Christenen in de Bataviasche,
Samarangsehe en Soerabaijaschc afdeeling.