LEYDSCHE col li A en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt vit Zutarda? Avond MAANDAG, lö FEBRUARIJ. Do Prijs der Courant is ƒ13 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. BIMEMLANDSCIIE BERIGTE\. LEYDEN, 14 Februarij. Gisteren is, in de zaak van de Stedelijke Regenten, Eischers, tegen den Minister van Financiën, Gedaagde, en Diakenen der Ned. Ilcrv. Gemeente alhier, Intervenienten, gewezen het volgende Arrest: De Hooge Raad der Nederlanden; Partijen gehoord; Gehoord den Advocaat-Generaal Gregory in zijne namens den Procureur- Generaal uitgebragte conclusiënstrekkende tot niet-ontvankelijkverklaring der Eischers en in hunne tegen de Intervenienten bij conclusie ingestelde quasi reconventionele vordering, en in de tegen den Minister van Financiën ingestelde vorderingenmet veroordeeling in de kosten Gezien de stukken Ten aanzien der daadzaken voor zoo verre ten deze in aanmerking komende: Overwegende, dat bij arrest van dezen Raad van 15 Junij 1849, de te genwoordige Intervenienten zijn toegelaten als tusschenkomende partij in het geding, tusschen de Eischers en den Minister van Financiën aanhangig ge maakt bij dagvaarding van 29 Januarij 1849 Dat dit, op tegenspraak der Eischers gewezen, arrest was een gevolg van een door de thans Intervenienten hij exploit van 8 Maart 1849 behoorlijk beteekend verzoekschrift tot tusschenkomstin welk request onder anderen het volgende stond vermeld: »en zulks ten einde, nadat dit verzoek aan «hen zal zijn toegestaan, in dat regtsgeding door hen zoodanige conclusiën «zullen kunnen worden genomen, als de Requestrantennaar aanleiding van den stand der zaakzullen vermeenen te behooren Dat, nadat genoemd arrest aan de Eischers van wege de Intervenienten was beteekend tot kennisgeving en om zich dienovereenkomstig te gedragen zonder meer, zulks hij exploit Van 24 Julij 1849, de Eischers, op den 27 daaraanvolgende aan de Procureurs, zoo van den Gedaagde als van de Inter venienten hebben doen insinueren eene schriftuurhoudende 1°. eene ver klaring, dat zij de beslissing van dezen Raad op het verzoek tot interventie verlangden te eerbiedigen en aannamen, met alle hare gevolgen, 2°. eene erkenning dér Intervenienten (die zij als zoodanig toelieten) als mede-Regenten mede-Beheerders, 3°. eenen eisch uitdrukkelijk door hen zeiven genoemd eenen eisch van hen Eischers in reconventie tegen de Eisehers in cas van interventieen 4°. eene conclusie tegen de oorspronkelijk gedaagden, op welke zij hij hetzelfde arrest wilden hebben regt gedaan en waarbij de volgende afwijking van- en verandering in- de oorspronkelijke con clusie vervat in het exploit van dagvaarding, ten deze opmerking vercischt, dat niet meer de veroordeeling des Gedaagde werd gevorderd tot beta ling aan de Eischers alleen of aan hun gemagtigdemaar nu het zij aan de Eischers en Intervenienten gezamenlijkof aan hun gemag tigde indien de Intervenienten mogten goedvinden tot de ontvangst daar van mede te werken, ofte wel aan de Eischers of aan hun gemagtigde, alleen voor het gevaldat de Intervenienten mogten weigeren, daartoe mede te werken, en op het enkel vertoon eener sommatie, waaruit van die weigering blijkt; Dat alverder de oorspronkelijke conclusie ook in zoo verre werd ge wijzigd of verminderddat de Eischers thans alleen veroordeeling eischlen in de kosten van het regtsgedingingeval van tegenspraak en tegen de te gensprekende partijterwijl vroeger die kosten bepaaldelijk en in ieder geval tegen den Gedaagde waren gevorderd Dat daarna de Intervenienten hebben geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring of in allen gevalle ontzegging der Eischersniet slechts ten aan zien van den zoogenaamden reconventionelen eischmaar ook ten opzigte der tegen den Minister van Financiën ingestelde vorderingen Dat deze laatstgenoemde, als Gedaagde, zich heeft gerefereerd aan de be slissing van dezen Raad; Dat eindelijk nog de Eischers in hunne ter audiëntie genomenc conclusie hebben beweerd, dat de gemaakte wijziging hunnér vordering tegen den Gedaagde was noodzakelijk gewordengeoorloofd en bij de wet uitdrukkelijk toegelaten En alsnu ten aanzien van hel regt Overwegende wat betreft 1°. den eisch in reconventie Dat zoodanige eisch uit den aard der zaakwat ook reeds het woord zelve duidelijk aanwijstaltijd vooronderstelt een bestaanden eisch in conventie en de bevoegdheid tot het doen van denzelvcn dan ook alléén aan den Ge daagde bij art. 250 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering is gegeven Dat nu wel de Eischers het zoeken te doen voorkomenals of hier aan zijde der Intervenienten een eisch in conventie als nog of reeds nu zoude bestaan, namelijk die van interventieen tevens dat zij, die zich qualificcren Verweerders in cas van interventie, alsnog of reeds nu te dien opzigte Ge daagden zouden zijn, doch dat beide die stellingen kennelijk zijn erroneus, eensdeels vermits liet incident van interventie bij het arrest van 15 Junij 1849 tusschen partijen in rem judicatam overgegaan [zoo als de Eischers zelve in hunne ter audentie genomene conclusie hebben erkend) finaal, volgens art. 249 en 287 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvor dering is afgedaanen dus van af en na dien dag als zoodanig niet meer bestonden anderdeels vermits er door de Intervenienten na dat arrest nog geencrlei conclusie hoegenaamd op en ten gevolge der toegestane inter ventie was genomen en dus hunnentwege nog geen eisch in conventie reeds nu bestonddat is ten dage op welken de Eischers hunne vor dering in reconventie hebben doen beteekenen2". Den eisch tegen den GedaagdeMinister van Financiën Dat de Eischers te regt hebben beweerddat de in hunne vordering tegen den Gedaagde hij latere conclusie gemaakte verandering en wijziging op zich zelve beschouwd en in voege gedaan, was geoorloofd en wettig, daar toch hierdoor het onderwerp van den eisch noch is veranderdnoch vermeerderd. Dat hieruit echter tevens volgt, dat die veranderde en gewijzigde conclusie, als de vroegere hebbende vervangenthans alleen maar een punt van regterlijk onderzoek en beslissing kan uitmaken zoodat ook daarvan het lot der tegenwoordige procedure geheel is afhankelijk; Dat nu de Eischers ten eenemriale waren onbevoegd en ongcregtigd (te meer daar hun alleen de gronden van het verzoek in der tijd tot interventie hekend waren, maar geenszins de middelen en conclusiën, die de Intervenien ten zouden vermeenen op de zaak zelve te kunnen doen gelden, als tusschen komende partijhetzij legen de Eischershetzij tegen den Gedaagdehetzij I tenen beideen welk rent van conclusie bovendien door de Intervenienten uitdrukkelijk was gereserveerdom de Intervenienten, alleen op grond dat zij Eischers hen erkenden als mede-Regenten en mede-Beheerders, op te nemen onder diegenenaan welke de geëischle betaling mede zoude moeten geschiedenen dusbuiten heneene veroordeeling des Gedaagde mede ten hunnen profj te te vorderen; Dat zulks in casu te minder kan opgaan, daar uit de daarna beteekende I conclusie der Intervenienten ten duidelijkste is gebleken, dat zij, teel verre I van de toewijzing eener zoodanige vordering te willenintegendeel ook I ten opzigte der tegen den Minister van Financiën ingestelde vorderingen der I Eischershebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid of in allen gevalle I tot ontzegging Regt doende tusschen alle de partijen Verklaart de Eischers niet ontvankelijk in hunne zoogenaamde reconven- I tionele vordering tegen de Intervenienten I Verklaart hen almede niet ontvankelijk in hunne bij dagvaarding van 29 Januarij 1849 aanhangig gemaakte vordering tegen den Gedaagde, I den Minister van Financiën, zoo als die thans is liggende Veroordeelt hen eindelijk in alle de kosten van het proces. 13 Februarij 1852. Volgens den Delftschen Studenten-Almanak bedraagt het getal der in- I! geschrevenen op de rolle der Delftsche Academie 143 Studenten, waarvan I 87 voor Oost-Indische ambtenaren 2(le klasse29 voor algemeene studie24 I voor civile ingenieurs, 2 voor ijk en accijnsen en 1 voor het mijnwezen; gepromoveerden aan andere Academiën16 voor Oost-Indische ambtenaren 1ste klasse en 1 voor andere doeleinden. Voor een paar dagen werd gemelddat een persoon zich in de nabij- ïj beid van den Blaauwielmolen hij de Zandvoorder Laan, bij Haarlem, met Ij een pistoolschol zwaar had verwonden in dien toocstand naar Haarlem was r vervoerd; thans verneemt men, dat hij cenc aanzienlijke som geld, zoowel in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 1