paarden; een tractemcnt van 800, gedurende hun oponthoud hier te lande;
eene gratificatie van 380 en een voorschot van 520waarover men vóór
de afreis kan beschikkenzoodra het schip aangewezen iswaarmede de reis
op kosten der Regering zal geschiedentot uitrusting en aankoop van boeken
en heelkundige zak-instruinentenen de rang van 21'cn Luitenant bij den
staf van het leger in Indië.
Voor de Landmagt in de West-Indiën: een tractemcnt van 1066, be
nevens vrije woning of schadeloosstelling voor huishuur, en vivres van 200
'sjaars; een tractemcnt van 800 'sjaars, gedurende hun oponthoud hier
te lande; eene gratificatie van 300 en voorschot van 17"waarover men
vóór de afreis kan beschikkenzoodra het schip aangewezen iswaarmede
de reis op kosten der Regering zal geschiedentot uitrusting en aankoop van
hoeken en heelkundige zak-instrumentenen de rang van 2(lcn Luitenant
bij den staf des legers in Indië.
ITtveede BStusier tietStaten-Generaal*
Zitting van Donderdag 29 Januarij.
De algemeene beraadslagingen over het ontwerp van wet nopens de jagt
en visseherij zijn toen geopend. (Zie ons vorig nommcr, waarin voorloopig
vermeld isdat de HH. Ypeyv. Lynden en v. Dam hadden gesproken).
De Heer Ypey bestrijdt het ontwerpvoor zoo verre daarbij als hoofdbe
ginsel op den voorgrond wordt geplaatst de opheffing van bet algemeen jagt-
velden bij gevolg van de registratien van eigen jagt, van de daarvoor te
betalen recognitiën en van de afpalingen.
De Heer van Lynden heeft zich mede legen het ontwerp verklaard. Zijne
hoofdbezwaren zijn 1°. de vcrpligte afkoophaarstelling en 2°. de opheffing
van het publiek jagtveld. Zijne slem over dit ontwerp zal afhangen van de
inlichtingen, die hij mogt bekomen.
De Heer van Dam van Isselt weet vooraf, dat hij zijn proces zal verliezen
toch wil hij zijne bezwaren doen kennen. Hij meent dat vele groote ja
gers zich zullen verheugen in de aristocratische wet, omdat zij de jagt zul
len mogen uitoefenen en anderen van dat genoegen zullen worden beroofd.
In het brcede ontvouwt hij vier hoofdbedenkingen tegen de voordragtals
1°. de afschaffing van bet publiek jagtveld; 2°. de opheffing van de hout
vesters; 3°. het gemis van transactiën, en 4°. de schroomelijke gevolgen, die
uit de aanneming en invoering dezer wet zijn te verwachten. Hij toont
daarbij aan, dat het in ons. land eene onmogelijkheid zal worden, te ja
gen, daar de eigendommen in zoo vele verschillende handen zijn. Hij zou
zich zelfs in zijne gemeente daaraan niet durven wagen zonder vrees voor
aanhaling. Met bet beste voornemen zal het eene onmogelijkheid zijn, dit te
vermijden. Hij ziet in dit ontwerp aan de eene zijdeeene overgrootc zorg
voor de eigenaren en aan den anderen kant, eene groote inbreuk op de indi-
dividuele vrijheid. Hij acht het bestaan van houtvesters eene volstrekte
noodzakelijkheid.
De Heer van der Veen is het in beginsel met de wet wel eensdoch heeft
twee bezwaren, die hij ontwikkelt: 1°. dat de Regering in de beperking van
het jagtregt, vooral met het oog op den landbouw verder is gegaan dan het
algemeen belang vorderde, en 2°. dat bet ontwerp een privilegie verleent,
waar dit het minste te pas komt. Hij wenscht dat de artt. 12 en 37 worden
gewijzigd en dat alzoo het hatelijk privilegie zal worden weggenomen.
De Heer van Goltslein onderzoekt de vraag of de wet wel beantwoordt
aan hetgeen van zoodanige wet te regt mag worden verlangd; of zij wer
kelijk eene policie-wet op de jagt en visseherij daarstelt? En of niet inte
gendeel vreemde bestanddeelen daarin voorkomen, die er niet in te huis be-
liooren. Dij zal bij de behandeling der artikelen zijne bedenkingen nader
ontwikkelen.
De Heer van der Linden kan zich met het beginsel der wet wel vereenigen.
Hij beschouwt jagt als eene aristocratische liefhebberijdie dan ook alleen
toekomt aan die groote grondeigenaren, die hun tijd en geld daaraan beste
den willen. Hij ziet de noodzakelijkheid niet in, dat ieder jaagt. Maar bij
gelooft dat bet beter zou zijn, vele punten aan de zorg der particulieren
over te laten. Daardoor zou men ook minder aanleiding geven tot overtre
dingen en vele bepalingen in het ontwerp worden gemist en zouden vele
onbillijkheden voorgekomen worden.
De Heer Schooneveld mag niet ontveinzen, dat het eene ramp
is in parlementaire vergaderingen, de langdurige beraadslagingen
en de eindelooze redevoeringen. Dat noemt hij eene groote ramp.
Weken lang heeft men b. v. over de Staatshegrooting voor 1852
beraadslaagd, en behoudens twee of drie amendementen werd zij
bijna onveranderd aangenomen. Die langdurige beraadslagingen
zijn vooral nadeelig voor de Ministers, die daardoor verpligt zijn
een vierde deel van het jaar in de Kamers door te brengen en
die hun tijd veel nuttiger voor het Vaderland kunnen besteden.
Dat is eene ramp. Bij de hervatting der beraadslagingen acht hij
het derhalve doelmatighaar zooveel mogelijk te voorkomen door
den wensch te uilen, dat het stijl worde: 1°. om zoo spaarzaam
mogelijk het woord te voeren; 2°. dat men er eene eer in stelle
het zoo kort en bondig mogelijk te doen; en 3°. dat men het
zich ook tot eere rekene niet te herhalen, wat reeds door ande
ren is gezegd, aangevoerd of betoogd. Na al hetgeen hij gehoord
heeft, zal hij zijne stein als jury over de zaak uitbrengen.
De Minister van Binnen!. Zaken zal voor zooveel hem betreft, gaarne aan
den wensch van den Jaatsten spreker voldoen en zicb alzoo bepalen tot dat
geen wat tegen bet stelsel der wet in het algemeen is aangevoerd/ Wat de
hoofdzaak betreft, dat bet publiek jagtveld moet worden behouden, betoogt
de Minister, dat bet wel degelijk met art. 641 Burgerlijk Wetboek strijdt,
dat een eigenaar verpligt is zijn grond af te palen en te doen registreren.
Wel is waar, het regt van den eigenaar kan in sommige gevallen worden
beperkt, maar dit moet dan reglvaardig zijn. Het zou eene onregtvaardig-
heid wezen, dat, wanneer een eigenaar geene bijzondere maatregelen van
voorzorg nam, een ieder de jagt op zijn eigendom zou kunnen uitoefenen.
Wat beteekent bet regt van eigendom, als hij, die geene maatregelen neemt,
geacht zou wordenzijne deur open te zetten. Hij kan niet toegevendat
door deze wet de uitoefening der jagt eeue onmogelijkheid zou worden, be
halve voor de groote eigenaren. Onder de tegenwoordige wetgeving zijn in
Limburg in de laatste jaren 400 akten genomen. Men kan alzoo berekenen
dat dit getal over bet geheele Rijk 4000 zal bedragen. In Belgie is het
aantal in de laatste jaren onder hetzelfde stelsel tot 8 a 9000 geklommen.
In Limburg wordt voor eene akte 30 francs en in Belgie 32 francs betaald.
De beginselen dezer wet zijn alles behalve aristocratisch. Indien de groote
eigenaren meer genot zullen hebben, dan zal dit alleen het gevolg zijn van
het verschil van maatschappelijken stand, maar niet der wet.
Daarop worden de algemeene beraadslagingen gesloten. Art. 1 wordt zon
der beraadslaging onveranderd goedgekeurd.
Art. 2 komt in beraadslaging. Inmiddels wordt wegens het ver gevor
derde uur de voortzetting bepaald op Vrijdag.
Zitting van Vrijdag 30 Januarij
De beraadslagingen over de jagtwet zijn heden voortgezet. Men vordert
langzaam met art. 2welks verschillende onderdeelen tot veelvuldige beraadsla
gingen en een lal van amendementen op het geheel of de deelen aanleiding
geven. Het voorname punt in geschil betreft het stelsel bij dat art. gehul
digd en door den Minister een en andermaal nader verdedigd, dat huur of
pacht van den grond regt geeft op de uitoefening van jagt of visseherij op
die grondenzonder dat daartoe zelfs vergunning van den eigenaar benoo-
digd is, tenzij dit laatste bij de overeenkomst van pacht of huur uitdruk
kelijk zij voorbehouden.
Eindelijk is art. 2 onveranderd met 33 tegen 16 stemmen aangenomen.
Over art. 3 zijn de beraadslagingen aangevangen.
Zitting van Zaturdag 31 Januarij.
De beraadslagingen over de jagtwet worden voortgezet.
AMSTERDAM, 30 Januarij.
Het Provinciaal Geregtshof van Noordholland heeft heden uitspraak gedaan
in de zaak van Jan Slotboom, beschuldigd van eenigen tijd geleden eene
vrouw in de Kalfjeslaan om 't leven te hebben gebragt, en zich daarbij
voorwerpen, welke deze vrouw bij zich had, te hebben toegeëigend. Bij dit
arrest is aangenomen, dat de beschuldigde de vrouw, op haar verzoek, van
het leven heeft beroofd, en is daaruit afgeleid, dat de doodslag is gepleegd
met voorbedachten rade en uit baatzucht. De aangeklaagde is diensvolgens
schuldig verklaard aan doodslagen ter zake van herhaling van misdaad
veroordeeld tot de straf des doods met den strop.
GRONINGEN, 28 Januarij.
In het afgeloopen jaar is in het dorp Onstweddc, in het zuidoosten dezer
Provincie, de eeuwen oude kerk der Hervormde gemeente op nieuw hersteld
en van binnen vertimmerd.
Uit een paar gedenksteenen in den muur blijkt, dat zulks reeds meerma
len plaats had; de eerste steen is van het jaar 1713, en heeft onder anderen
tot opschriftExod. XXV8En zij zullen Mij een heiligdom maken
dat Ik in het midden van hen wone." De andere gedenksteen is van het
jaar 1837. Beide herstellingen hebben echter de kerk en toren nog genoeg
zaam ongeschonden gelaten, om van hare hooge oudheid te doen blijken.
Op eenen steen namelijk in den muur vindt men het jaartal MCCCII ge
beiteld, met de spreuk van den Griekschen tempel der wijsheid te Delphi,
yvotn atavtor, »ken u zeiven;" terwijl van den hoogen en spitsen toren het
muurwerk ongeveer zeven voet dik is, van zware middeleeuwsche baksteenen
ter grootte van vier onzer tegenwoordige metselsteenen opgetrokkendie waar
schijnlijk in de nabijheid dezer gemeente zijn gebakkenwaar thans nog eene
steenbakkerij bestaat.
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
ENGELAND.
LONDEN, 28 Januarij.
Gedurende den storm van Zaturdag nacht is een onlangs te Southampton
opgerigte gazometer, die 50,000 kubiekvoet gaz bevatte, door de kracht van
den wind verbrijzeld. Bij Whitehaven werd belangrijke schade aan den
spoorweg veroorzaakt, daar er een zware schutsmuur door de zee werd omver
gerukt en de spoorstaven over eene lengte van 40 ellen werden losgewoeld.
De stoomboot Leeds van Dublin naar Liverpool is Zaturdag morgen
door een bekomen lek bij zwaren stormwaardoor de vuren werden uitge
doofd, bijna gezonken; gelukkig echter zijn de passagiers, ten getale van
70 en de manschappendes middags door een Amerikaansch schip gered en
behouden te Liverpool aan wal gebragt.
In eene steenkolenmijn bij Manchester zijn door het vlamvatten der
gazlucht eergisteren 3 arbeiders gedood en 14 gewond.