COURANT LEYÜSCHE WOENSDAG, 14 JANUARIJ. BINNENLANDSCIIE BERIGTEN. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar de a/zonderlijko nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. De Courant wordt Maandags Woensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt vit Zaturdag Avond. LEYDEN, 13 Januarij. Z. M. heeft den lieer Mr. II. W. de Graaf, Advocaat alhier, benoemd tot Griffier van het Kantongeregt te Woerden. Men verneemtzegt de iY. Rott. Cour.dat de Ilecren Directeuren der registratie en domeinen dezer dagen zijn gemagtigd geworden omop aan vrage der belanghebbendente doen teruggevende zegel- en registratie- regten van de stukken, welke door de nieuw gekozen Raadsleden bij hunne geloofsbrieven zijn overgelegd. De Overlandmaal uit Oost-Indie is den Uien ;e Triest aangekomen, met berigten van 27 November. De oorlog op Palembang was zoo goed als geëindigd door de behaalde voordeden onzer troepenonder deze waren echter veel zieken. Uit Coevorden schrijft men van den 9,ifn aan de N. Rott. Courant. Dingsdag 1. 1. heeft te Wilsum 2) uur van hier, Koningrijk Hanover, het volgende plaats gehadEen boer aldaar had een zijner verwanten als eigen zoon aangenomen; deze laatste wilde op genoemden dag zijn weldoener door verworging om het leven brengen, lleeds was de strop om des grijsaards keeldoch de geheele toehaling werd verhinderd door dat hij eene Duitsclie pijp in den mond had. Dit toeval bragt te weegdat hij nog zoo veel lucht kon krijgen om hulp te kunnen roepen, waarop zijne gade, die zich in een ander vertrek bevondkwam aansnellen. De booswicht is hierop ge- vlugt doch des anderen daags gegrepen. De oorzaken zijn ons tot nu toe onbekend gebleven. In het jaar 1851 zijn hier te lande aan 154 binnenslands gebouwde zeeschepen, metende 1G714 lasten (daaronder 33 barken, 10 brikken, 18 schoeners, 39 koffen, 37 galjootcn, 15 tjalken, enz.) voor de eerste maal zeebrieven verleend, en aan 13 buitenslands gebouwde zeeschepen, metende 1080 lasten. In 1850 waren zoodanige brieven verleend aan 129 binnens lands gebouwde schepenmetende 12080 lasten en aan 7 buitenslands ge bouwde, melende 518 lasten. Uit een door het Departement van Financiën medegedeelden staat van den vervoer van goederen langs het kantoor van de Rijnvaart te Lobith, blijkt, dat in 1851 zijn opgevoerd 4.751,272 centenaars, tegen 3,385,578 cent. in 1850: afgevoerd 7,269,816 cent., tegen 8,487,623 cent. in 1850. Het Handelsblad bevat het volgende: Ons is ter inzage medegedeeld een brief, in de vorige maand door een voornaam regtsgelecrde te Phila delphia geschreven, in antwoord op eenige vragen, welke uit Amsterdam aan hem gerigt waren, betreffende den toestand der Bank van de Ver. Staten. Daaruit blijkt, dat de drie Commissien, welke in der tijd door de aandeel houders benoemd warenom de zaken der Bank te likw ideren en het alsdan overschietende onder de actionarissen te verdedendezen arbeid nog niet vol tooid hebben en vermoedelijk nimmer voltooijen zullen, zoolang daartoe gcene ernstige pogingen van de zijde der belanghebbenden zei ven worden in het werk gestelddat toch de jaarwedden van de leden dezer Cominissien zeer aanzienlijk zijnde, deze natuurlijkerwijze volstrekt geenen haast maken om eene afdoening te bespoedigenwelke tevens het einde zoude zijn hunner zeer winstgevende sinecure; dat overigens nog groote massa's landerijen en andere bezittingen onverkocht zijn, en dat, hij eerie behoorlijke te gelde ma kingde toestand der actionarissen op verre na niet zoo ongunstig zoude zijnals men algemeen schijnt te geloovcn en als de bedoelde Commissien om ligt te begrijpen redenen, bet wclligt willen doen voorkomen. In het Goudsch Kronijkske leest men het volgende: Naar men ver neemt is van wege het Spaansche Gouvernement bij het onze, door tusschen komst van den Gezant alhieraanvraag gedaanom eenige Officieren der artillerie, die vier werklieden uit het tuighuis van Segovia zullen vergezellen, tot de werkzaamheden in de constructie-magazijnen te Delft toe te latenten einde zich met de verschillende houtsoorten, waarvan men zich aldaar bedient tot vervaardiging van afuiten en veldwagens, en de wijze, om die soorten te bewerken, bekend te maken. De Gezant moet zich te dier gelegenheid op de volgende wijze over ons krijgswezen hebben uitgelatenDat het doen van deze aanvraag van de hooge gedachte getuigt, welke men in Spanje koestert omtrent de vordering, hier in Nederland gemaakt, in een gedeelte zoo degelijk als de krijgskunde en wel bepaaldelijk die betrekkelijk de artillerie en de daaraan verwante lakken, welke aan de inrigting van het militair tuighuis verbonden zijn." De Spaansche Officieren, die ook in de residentie geweest zijn, na bijna al de militaire inrigtingen in Europa bezocht te hebben, zijn zonder twijfel zei ven in slaat, dat regt aan Nederland te doen we dervaren en het moet Z. M. den Koning, benevens zijne Regering, aan genaam zijn te vernemen, dat men niet alleen in den vreemde den toestand an volmaking huldigt, waarop de Nederlandsche artillerie is gekomen, maar dat men wenscht gebruik te maken van de verkregen ondervinding van zulke uitstekende als werkzame Officierendie bijgedragen hebben om te Delft een model-arsenaal te helpen daarstellen. Het Tijdschrift VInstitut deelt het volgende levensberigt mede van een' weinig bekend, maar toch zeer verdienstelijk Nederlander, met name Isaac Jacob Schmidt, den 1 i(1™ Oct. 1779 te Amsterdam geboren. Zijn vader, een rijk koopman, spaarde geene kosten aan zijne opvoeding en toen de inval der Franschen in 1795 hem van zijn fortuin beroofd had, stemde hij er in toe, dat zijn zoon in vreemde landen zijn geluk ging beproeven. Op 19-ja- rigen ouderdom kwam dus de jonge Schmidt in Rusland, geraakte in be trekking in een handelshuis en had dien ten gevolge gelegenheid om de wilde Kalmukschc horden die tusschen de Don en de Wol ga en aan den voet van den Caucasus wonen, te bezoeken. Een driejarig verblijf onder die volken was voor den jongen koopman voldoende, om hunne taal, letterkunde, gods dienst en zeden te leeren kennen en hij besloot, om die verkregene kennis tot een wetenschappelijk einde te gebruiken. In het begin van 1811 zette Schmidt zich in Moskow neder, doch had het ongeluk om in het volgende jaar bij den brand dier stad alles te verliezen. Naar Petersburg teruggekeerd, werd hij tresorier van de Bijbel-Maatschappijdie onder bescherming van Kei zer Alexander was opgerigt, én vertaalde voor haar het Nieuwe Testament in het Mongoolsch en Kalmuksch. Door de welwillende bescherming van Keizer Alexander kon hij nu den handel vaarwel zeggen en zich geheel aan de we tenschap wijden. De twee genoemde vertalingen van het Nieuwe Testament, eene verhandeling over het verband tusschen het systeem der Gnostiken en het Budaïsme, waarvoor de Akademie van Rostock hem het eere-doctoraat opdroeg en vooral zijne geschiedenis der Oostersche Mongolen deden hem in 1829 tot lid der Akademie van wetenschappen te Petersburg kiezen. Toen leide Schmidt eene bijzondere werkzaamheid aan den dag. Behalve verschei dene verhandelingen over leerstellingen van l>et Budaïsme, en haren godsdien- stigen en wijsgeerigen zin, gaf hij de eerste Mongoolsche spraakkunst in liet licht in twee uitgavenRussisch en Duitscheen Mongoolsch-Duitsch-Russisch woordenboek en de daden van Ghisser-Khan, een zeer beroemd Mongoolsch heldendicht, met Duitsclie vertaling. Kort na deze volgde eene spraakkunst en twee woordenboeken voor het Tibétaansch benevens de uitgave van een Tibétaansch werk, uit de verzameling van Kandsour, ook met eene Duitsclie vertaling. Deze werken hebben den sleutel gegeven tot de letterkunde van twee Asiatisehe volken, welke tot nog toe voor de geleerden gesloten was, en wanneer thans ergens in Europa jonge talenten in dat vak uitmunten, moeten zij erkennen leerlingen van Schmidt te zijn. In 1842, toen deze belangrijke werken geëindigd waren, werd Schmidt door eene oogziekte aan getast, die met blindheid eindigde; twee jaren daarna gelukte het echter hein het gebruik van zijn ééne oog terug te geven. Doch hij overleefde deze vreugde niet lang, en stierf den 27sten Aug. 1847. Schmidt was lid der Asiatisehe genootschappen te Londen, Parijs en Cal cutta, van het Oostersch genootschap in Duitschland en van dat voor kunsten en wetenschappen te Batavia. De diensten, door Schmidt voornamelijk aan Rusland bewezen, zijn op verschillende tijden beloond met den rang van Staatsraad 'en de Ridderorden van S'. Wladimir, SU Anna en S*. Stanislas. 'sGRAVENHAGE, 13 Jannarij. Door Z. M. is benoemd tot Hoofd-Commies bij bet Depart, van Binnenl. Zakende Heer J. F. Molenbroekthans Commiesen tot Commies Mr. J. Quarles van Ufford, thans Adjunct-Commies. Ook heeft Z. M. benoemd tot Kïmtonregler te Culeinborg Mr. J. II. van Gennep, thans Regtcr-plaats- vervanger in de Arr.-Regtbank te Arnhem. Door Z. M. is benoemd tot Opperkamerheer de Heer Baron van Aylva van Pallandt van Waardenburg en Neerijnen. Z. M. heeft in Limburg op onderscheiden plaatsen Burgemeesters be noemd" onder anderen te Venlo A. W. van Liebcrgen en te Roermond K. T.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 1