BUITEiVLANDSCIIE BEIÜGTEiV.
vcrpligt werd elders voor den onderstand zorg te dragen. De algemeene wel
vaart is toegenomende belastingen brengen meer en meer opde stad werd
in staat gesteld tot de betaling harer schulden over te gaanen in dit jaar
werd de laatste schuld te Leyden betaald. Wanneer men nu dat voorbeeld
voor zich heeft en let op de gunstige gevolgen van de afschaffing of vermin
dering der accijnsen dan is het inderdaad te wenschen dat de Regering dat
stelsel tot verlaging der accijnsen langzamerhand met gematigdheid overal
toepassedan zal er voor alle gemeenten een nieuw tijdperk opdagen. Hij
prijst dan ook den voorgedragen maatregel aan en gelooft dat de bezwaren
die men daartegen inbrengt, zich niet zullen verwezenlijken, immers dat
zij overdreven worden voorgesteld.
De lieer van Zuylen van Nyevelt zegt na eene uitvoerige inleiding: het
geldt hier de toepassing of, zoo noodig de doordrijving van gezonde staathuis
houdkundige beginselen. Ook in Engeland werd die strijd dikwerf gestreden.
De toegenomen welvaart in dat land moet zonneklaar bewijzen, aan wélken
kant de waarheid ligt. Eene opgave van de lasten in Engeland en hier te lande
toont overtuigend aan, dat het stelsel bij ons voor de minvermogenden en
voor de nijverheid veel drukkender is dan in Engeland. Die vijand, die aan
onze welvaart knaagt, bestond vroeger in Engeland onder eenen anderen
naam. Daar werd zij overwonnen. Ook wij moeten trachten hem te over
winnen, maar door volharding en bezadigdheid. Reeds hebben wij eene aan
merkelijke schrede daartoe gedaan. Reeds zijn de beginselen van bescherming
uit onze handels-wetgeving genomen. Geen terugkeer op eene beslissing, die
onherroepelijk moet vast staan. Met gematigdheid moet zooveel maar mo
gelijk, op den ingeslagen weg, worden voortgegaan.
De Heer Taets van Amerongen meent te moeten opkomen tegen eene ver
gissing van den Heer de Fremery, die beweerd had, dat men dit jaar te
Leyden de laatste schulden had afbetaald. Het zal dien spreker zeker ont-
gaan zijndat men nog dit jaar eene geldleening voor een vrij aanzienlijk j
bedrag voor de stad Leyden beeft gesloten.
De Heer de Fremery verdedigt zich tegen die opmerking. Bij de inzage
der stukken over de begrooting der stad Leyden, was het hem bij het spre
ken ontsnapt een woord te voegen, namelijk, dat er gewag gemaakt werd
van de gevestigde schulden der stad. Ten bewijze, dat de staat van zaken
in Leyden niet is achteruitgegaan, deelt hij nog onderscheidene bijzonderhe
den mede uit het verslag der commissie van rapporteurs, in wier handen de
stukken nopens de begrooting der stad Leyden waren gesteld.
Er zijn geene sprekers meer ingeschreven. In de volgende zitting zal de
Minister van Einnenl. Zaken het woord voeren.
Zitting van Vrijdag 30 Mei.
In deze zitting heeft de Commissie van Rapporteurs verslag gedaan nopens
het ontwerp tot tijdelijke instandhouding van eenige wetten van vreemden
oorsprong in Limburg. Uit hoofde van den spoed, dien deze voordragt vor
dert zullen de beraadslagingen daarover plaats hebben morgenvóór die over
de gemeente-wet.
De algemeene beraadslaging over titel VI van het ontwerp der gemeente
wet wordt voortgezet.
De Minister van Binncnl. Zaken heeft thans het woord. [Zie het uittreksel
uit des Ministers redevoering in het bijvoegsel van dit nommer der L. Cour.].
Nadat de Minister gedurende drie uren gesproken had, hebben de Heeren
van Hallvan NispenGroen en Jongstra nog het woord gevoerden daarna
nog de Minister geantwoord. De algemeene beraadslaging over den titel is
daarop geslotenen de behandeling der tot denzelven bchoorende artikelen
bepaald op morgen ochtend, nadat een voorstel van den Heer Sloet, om eene
avondzitting te houden, was verworpen met 35 tegen 29 stemmen.
Zitting van Zaturdag 31 Mei.
In deze Zitting is het ontwerp van wetstrekkende om eenige wetten van
vreemden oorsprong, thans in Limburg geldende, als nog voor den tijd van
een jaar in stand te houden, zonder beraadslaging met algemeene stem
men aangenomen.
Daarna zijn de beraadslagingen voortgezet over Titel VI van het ontwerp
der Gemeentewet, welke titel handelt van plaatselijke belastingen. Art.
232237 worden zonder discussie en zonder stemming aangenomen.
Bij art. 238 wordt bepaald dat: »voor plaatselijke belastingen worden ge
houden of daarmedewat de toepassing van art. 232237 betreftgelijk
gesteld de in naam der gemeente gevorderde weg-, straat-, brug-, kaai-,
haven-kraan-sluis-dok-boom- en veergelden wik-weeg-meet- en
keurloonen, gelden voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten en
dergelijke openbare plaatsen begrafenisregten en andere gelden voor het ge
bruik of genot van openbare gemeentewerken bezittingen of inrigtingen en
dat van, door of van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
De Heer de Man vindt bezwaar dat alles onder de belastingen te rekenen.
De Heer Ypey acht die omschrijving noodzakelijk.
De Minister van Binnenl. Zaken betoogt bij herhaling, dat deze bepaling
wel degelijk tot het stelsel der wet behoort en dat hetzelve door ze weg te
latenlijden zou.
Bij stemming is art. 238 onveranderd aangenomenmet 45 tegen 20 stem
men. Tegen de Heeren Mackayvan HasseltSlicherGroenGodefroi
van HallHoffmanBaud SloetGouverneurKluitvan Akerlakenvan
AmerongenPoortman van IloëvellWintgensvan Lyndenvan Nispen
Smit en de Man.
Ook art. 239 is goedgekeurd. (De Zitting duurt voort.)
AMSTERDAM, 30 Mei.
In den nacht van Woensdag op Donderdag, is een allerbelangrijkste brand
uitgebarsten in de stoom-plaatzagerij van de gebroeders Gupfertop de Baan
gracht bij de Nieuwe Leliestraat, welke terstond zoodanig in hevigheid is toe
genomen dat korten tijd daarnabehalve de zagerij6 huizen in de Nieuwe
Leliestaat1 op de Baangracht en 2 in den gang naast de zagerijgeheel
zijn uitgebrand, terwijl daarenboven een pakhuis in de Nieuwe Leliestraat en
een op de Baangracht, belangrijke schade hebben bekomen. De oorzaak van
den brand is niet met zekerheid bekend, doch schijnt in het zaagsel te zijn
ontstaan tot laat in den avond was in de zagerij gewerkt. Er zijn 17 brand
spuiten in werking gebragt en ten ruim 4 ure, was men den brand reeds in
zooverre meester, dat het gevaar voor verderen voortgang genoegzaam gewe
ken was. Voor zooveel bekend is, zijn er geene persoonlijke ongelukken
voorgevallen.
IIARLINGEN, 28 Mei.
Bij de vergraving, tot vergrooting der buitenhavens alhier, heeft men
eenen zeer hechten muur gevondenwelke voormaals tot zeewering had ge
diend. In dien muur heeft men ook den steen gevondenwelke het eerste
gedenkteeken was voor Caspar de Robles, den grondlegger der verbetering van
Frieslands zeedijken, voor wien men later den zoogenaamden steenen man op
den zeedijkin de nabijheid van deze stad heeft opgerigt.
[C. de Robles Stadhouder van Frieslandgeboren in Portugal in 1526
werd in 1572 door Koning Philips II aangesteld. Hij was een man van
groote bekwaamheid, doch - gehaat om zijnen geloofsijver tegen de onroom-
schen. Na den grooten watervloed van 1 Nov. 1572 volbragt hij het leggen en
herstellen der zeedijken om Frieslandwaarvoor hem dat gedenkteeken in
1576 werd opgerigt, 't welk vergaan zijnde heeft de Graaf v. Wassenaar
Twickel in 1774 op eigene kosten een ander opgerigt.
Hij vond zijn dood in 1585 bij den aanslag ter vernieling van de schip
brug van Parma voor Antwerpen],
eerst sedert hare gevangenschap en zeidena den afloop dier plegtigheid
«Dat nu de menschelijke geregtigheid over mij beschikkevoor mijn geweten
ben ik vrijmijn echtgenoot heeft alles gedaan."
De Graaf de Bocarmé, is geboren te Weltevreden op Java en 32 jaren
ouden zijne echtgenoot te Peruwelz ook 32 jaren oud.
STAE§ JBEKIGT.
PUBLICATIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN waarschuwen
bij deze een' ieder, wien bet zoude mogen aangaan, dat ingevolge de be
staande wetten, op de aanstaande Kermis, geene HoroskooptrekkersPla
neetlezers DobbelaarsRijfelaarsDraaiborden, of diergelijke schadelijke
spelen zullen worden toegelaten, en dat onder voorwendsel of schijn van iets
te vertoonen als anderzins, geene bedelaarsverminkte of gebrekkige per
sonen alhier zullen worden gedoogd, maar dadelijk door de Agenten der Po-
licie opgevat, ten einde omtrent dezelve naar bevind van zaken zoude kunnen
worden gehandeld.Terwijl wijders aan allen, die in de termen der wet op
het Patent-regt vallen, bij deze nadrukkelijk wordt herinnerd, dat zij niet
zullen worden toegelaten, ten zij van een behoorlijk Patent voorzien, waaruit
tevens blijkt, dat het diensvolgens door hun verschuldigde regt is betaald
Dat eindelijk, niemand, gedurende deze Kermis, met iets zal mogen voor
staan, op de straten vertoonen, of daarmede rondgaan, zonder daartoe niet
alleen het vereischte consent verkregen te hebben, maar ook het deswegens
verschuldidigde markgteld aan den Marktmeester te hebben betaald. Wor
dende de Heer Directeur en Commissarissen van Politie bij deze gequaliflceerd,
om voor de executie dezer te zorgen.
Aldus gedaan en gepubliceerd bij HH. Burgemeester en Wethouders
der Stad Leyden, op den 24sten Mei 1851.
A. O. E. Gr. van LIMBURG STIRUM, Weth. I. B.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTKAMMER.
BELGIE.
BERGEN IN HENEGOUWEN, 28 Mei.
Gisteren zijn hier de debatten geopend in de zaak van Bocarmé. De aan
geklaagden zijn de Heer de Bocarmé, verwant aan zeer aanzienlijke Bel
gische geslachtenen zijne echtgenoote. Het geldt den moord van een broe
der der vrouwdoor middelen van geweld en vergiften uit geldzuchtte
weten, om zich meester te maken van het vermogen van dien broeder, ten
einde eene huishouding te kunnen volhoudenwelke niet in evenredigheid
stond met de middelen der beschuldigden.
Naar luid der acte van beschuldiging, had men sedert lang op het ver
mogen van dien broeder, die gebrekkig was en eene zwakke gezondheid ge
noot gerekendtoen hij op eenmaal zijn voornemen openbaardeom een
huwelijk aan te gaan. Om dit te verhoedenheeft men hem in het kasteel
van den beschuldigdealwaar hij ter maaltijd was genoodigdvermoord
gedeeltelijk door aanwending van een sterk werkend, uit tabaksplanten ver
kregen vergift, op welks bereiding de Bocarmé zich reeds gedurende een ge-
ruimen tijd had toegelegd.
De vrouw, die van dit misdadig voornemen onderrigt moet zijn geweest,
maar die haren broeder niet heeft gewaarschuwdheeft eene bekentenisaf
gelegd, welke haren man ten hoogste bezwaart.
Men zegt dat de Bocarmé niet zoo kalm en ongevoelig meer is, als voor
de Regters van Instructie. Op den avond vóór het vertrek uit de gevangenis
van Doornik naar Bergen, nam de Gravin het avondmaal. Het was voor het