LEYDSCHE COURAN VRIJDAG, 23 MEI. BIMENLMDSCHE BERIGTE\. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt vit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is fl'i in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN22 Mei. De Algemeene Vergadering der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leyden zal alhier gehouden worden op Donderdag den 19den Junij aanst.; die van het Prov. Utrechtsch Genootschap van Kunsten en AVetenschappen zal Dingsdag den 24sten dier maand te Utrecht plaats hebben. De Commissie voor de Droogmaking der Haarlemmermeer zal den 2dcn Junij aan het Ministerie van Binnenl. Zaken aanbesteden: het Verdiepen en Verlengen der bestaande toeleidende Kanalen naar de drie Stoompomp- werktuigen in drie percelen. Nadere inlichtingen zijn onder anderen te be komen bij den Ingenieur den Heer J. A. Beijerinck alhier. Het publiek wordt bij het naderend Badsaisoen hijzonder indachtig ge maakt op de uitmuntende Zeebad-Inrigting te Katwijk aan Zee. Dit etablis sement, zoo gunstig gelegen, is door de tegenwoordige eigenaars geheel volgens de eischen der wetenschap ingerigt. Men vindt er doelmatige toestellen voor warme badenhet aanwenden van douchesstort- en regenbadenterwijl door het zuivere water en het gelijke strand zonder scherpe voorwerpen bet gebruik der baden in zee zoo aangenaam en doelmatig is, als op eenige zee plaats. De vrije en ongedwongene levenswijze in een dorp meer van de groote wereld verwijderdmaakt het verblijf aldaar voor patiënten bijzonder aanbe velingswaardig. Het schoone op een hoogen duin gelegen gebouw biedt alle gemakken en geriefelijkheden aan; het ameublement is geheel nieuw met den meesten smaak ingerigtvan eene goede goedkoope behandeling kan men de beste verzekering geven. Men verneemt dat de Heer H. B. van RhynMed. Chir. et Art. Obst. Doet. op de plaats zelve woonachtig, de geneeskundige leiding heeft op zich geno men en daarinvoor zoo veel noodigdoor den Hoogleeraar Kricger en Doctor Liihrmann zal worden geadsisteerd. 's GRAVENHAGE21 Mei. Bij Koninklijk besluit van den 12den dezer, is wegens verrigte kerkelijke dienst, pensioen verleend aan E. de Ruiter, afgetreden Pastoor der R. K. ge meente te Puiflijkprovincie Gelderland, van ƒ420; en aan G. A. van der Lugt, afgetreden Pastoor der R. K. gemeente van de S'. Catharina kerk te Amsterdamten bedrage van 600op grond van artt. 1 en 2 van bet regle ment, vastgesteld bij Koninkl. besluit van den 5den Mei 1838. Z. M. is heden van het Loo teruggekomendoch zal zich spoedig wederom derwaarts begeven. Z. Exc. de Minister van Binnenlandsche Zakenzal Zaturdag geen gehoor verleenen. Onder goedkeuring van het Ilooger Bestuur is de Raad dezer stad naar men verneemt, voornemens eene geldleening van ƒ100,000 aan te gaan tegen eene rente van 4 pCt.tot overname van de kavalerie-kazerne enz. Heden is alhier weder bijeengekomen de vergadering tot reorganisatie van het Israëlitische kerkgenootschap in Nederlandten einde te beraadsla gen over bet ontwerp-reglcinentdoor de daartoe benoemde Commissie in ge reedheid gebragt. De gisteren alhier in het gebouw der Teeken-Academie geopende ten toonstelling van schilder- en kunstwerken van levende meesters is reeds door een aanzienlijk publiek bezocht. Alle eer komt der Commissie van beheer toe voor de uitmuntende rangschikking en geschikte plaatsing van zulk een aanzienlijk getal (587) schilderstukken en kunstvoorwerpen, van zoover- schillende grootte en van zoo groote verscheidenheid van onderwerp, waar door het den beschouwer gemakkelijk valt allen goed te kunnen zien. Deze tentoonstelling biedt vele voortreffelijke stukken en toont dat onze kunste naren den roem der vaderlandschc kunst waardiglijk blijven handhaven terwijl vele buitenlandsche kunstenaren niet weinig hebben bijgedragen om den luister dezer tentoonstelling met hunne werken te verhoogen. Vtveede Kamer der Staten-Heneraal. Zitting van Dingsdag 20 Mei. De beraadslagingen Morden voortgezet over art. 150, nopens de plaatselijke verordeningen. De Heer Groen van Prinsterer heeft een amendement voorgedragenstrek kende tot nadere omschrijving en uitlegging van het woord verordeningen dat, indien art. 150 van het ontwerp aangenomen M'ordt, zoo als het ligt, •r een verkeerde uitleg aan art. 140 der Grwt. zal worden gegeven, en dat de eigene regeling der gemeentebesturen, die reeds de Grwt. van 1815 heeft gewild, zal worden vernietigd. De Heer Lotsy beschouwt de door de Regering voorgestelde bepaling als eene der meest doelmatige van de wet. De Heer Ypey verklaart zich tegen het amendement. De Heer van der Linden is, na de rede van den Heer Groen, nog meer overtuigd geworden van de noodzakelijkheid van art. 150. De Heer van Iloëvell kan niet begrijpen, dat het voorgestelde amendement afkomstig is van een voorstander der zoogenaamde antirevoiutionnaire partij. De Heer de Man staat ook de zelfstandigheid der gemeenten voor, doch acht het in het algemeen belang, dat de Regering in staat zij, de werking der algemeene wet te doen gelden. De Heer Jongstra oordeelt, dat het hier de vraag geldt, of het bijzonder bestuur van gemeenten al dan niet gesteld moet worden boven het algemeen bestuur des Lands, en meent die vraag ontken nend te moeten beantwoorden. De Heer Dirks acht art. 150 allezins doel matig. De Heer Mackay ondersteunt het amendement, waarvan het doel geenszins is bet plaatselijk bestuur op het provinciaal of op het algemeen ter rein te brengenmaar om het vrij te houden op zijn eigen terrein. De Heer van der Veen meent, dat door art. 150 geene inbreuk gemaakt wordt op de zelfstandigheid en onafhankelijkheid der gemeenten. De Heer van Lynden vraagt, of het niet ongerijmd is, dat volgens de Grwt. aan den raad de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente wordt overge laten terwijl er volgens de wet niets meer te regelen overblijft. De Heer Dullert gelooft inderdaad, dat het amendement wederom het gevolg van over drijving is. De Heer de Fremery keurt het amendement niet goedomdat juist daardoor de zelfstandigheid van den gemeenteraad geheel zou worden vernietigd. De Minister van Binnenl. Zaken verklaart zich tegen het amendement en beantwoordt den voorsteller en de voorstanders van hetzelve. Hij merkt op, dat de voorsteller van het amendement het woord verordeningenin art. 140 der Grwt.in de engste betcekenis heeft opgenomen. Dat kan wel, maar het is de vraagof die beteekenis wel aan dat woord moet worden gegeven. Het kan aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn, of het woord verordeningen 1 in art. 140 der Grwt. moet in den meest algemeenen zin worden opgevat. Dat vloeit voort uit art. 140, vergeleken met art. 133 der Grwt. Zij ver langt vrijheid voor de gemeentebesturen in het vaststellen van verordeningen, die in stand komen en blijven, tot dat het algemeen bestuur oordeelt, dat zij strijden met de Metten of bet algemeen belang. De gemeente leeft door den wil van den wetgever en blijft zoo lang leven als de wetgever wil. Dat wil de Grwt. De zelfstandigheid der gemeenten mag niet aandruischen te gen het algemeen belang. Een Ministerie of Gouvernementdat aan elke gemeente een bepaald huishouden zou m illen opdringenzou alleswat uit zoodanige gemeente voortkwam moeten schorsen of vernietigen. Hij vraagt hetof er vrees be staat, dat in ons Land eenig Gouvernement ooit dergelijke gezindheid zal aan den dag leggen? De Minister meent nog eene practische vraag te moe ten doen. AVelke zullen de gevolgen zijn der aanneming van het voorge dragen amendement? Men beoogt daarmede eene volkoinene onafhankelijk heid en zelfstandigheid der gemeenten. Men verlangt dat de gemeentebestu ren bevoegd zullen zijn zoo niet algemeene verordeningendan toch zeker die verordeningen vast te stellen welke men meent, dat binnen den kring of bet terrein der gemeentebesturen gelegen zijn. En bier wijst de Minister op de zwarigheden die zich telkens zouden voordoenbij de beslissing Mat onder algemeene voorschriften zou moeten begrepen worden. De Heer Groen beantwoordt de aanmerkingen door verschillende sprekers en door den Minister gemaaktverdedigt zijn amendement nog nader en vraagt ten slotte wat men gezegd zou hebben indien vóór 1848 dergelijke bepalingen als thans voorgedragen zijndoor het Ministerie van Bebond waren aangeboden. De Minister treedt hierop nog in eenige beschouwingen waarna de Heer Groen nogmaals het woord voert, en waarbij de vraag ter sprake komt, of de Heer Groen al dan niet een groot gedeelte der Natie ver tegenwoordigt hetwelk door den Heer Groen beweerddoor den Minister be twijfeld wordt. Nadat nog de Heer Ypey kortelijk bet amendement had bestreden, wordt het in omvrage gehragt en met 55 tegen 6 stemmen ver- I worpen, terwijl bet art. met gelijke meerderheid wordt aangenomen. i Het aangenomen art. luidt aldus: uDe plaatselijke verordeningen, waaronder

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 1