de meeste /.onder beraadslaging andere na eenige woordenwisseling aangeno men. Onder de laatste behooren de artt. 130 en 148. Art. 130. De Heer van Hall zegt te behooren tot hen, die het allezins wenschelijk achten, dat kleine gemeenten worden vereenigd. Hij vreest dat het opnemen van bepalingen daaromtrent in deze wet tot moeijelijkbeden kan leiden in de uitvoering van dat goede voornemen. Maar hij heeft.in allen gevallen tegen art. 130 eenige bedenkingen, daar hij het ondoelmatig keurt, om dergelijke algemeene beginselen in deze wet op te nemen. Hij twijfelt er ook aan, of de onderscheidene zinsneden van het artikel, wel juist met elkander in overeenstemming zijn. Ilij vindt alzoo bezwaar het artikel aan te nemen. De Heer van Nispen deelt in die bezwaren. De Minister kan niet toestemmen, dat de bepalingen van dit artikel het vereenigen van gemeenten zou beletten. Al deze bepalingen hebben ten oog merk, geene beslissing nopens eene vereeniging te nemen, dan na een aan dachtig onderzoek en na alle belangen met regtvaardighcid te hebben over wogen. Hier worden algemeene regelen gesteldwaarvan de opvolging wenschelijk is, tenzij bijzondere omstandigheden eene andere schikking eischen. Worden er echter zoovele bijzondere conditiën gestelddan zal het soms wenschelijk zijn de gemeenten afzonderlijk te houden. Vereeniging moet eenheid ten gevolge hebbenmaar moet geenszins uiteenloopende en tegen strijdige belangen doen geboren worden. De Heer van Goltstein meent in dit artikel eene benadeeling van eigendom op te merken, die hem niet zal veroorloven zijne goedkeuring daaraan te geven. De Heeren van Nispen en van Hall hebben hunne gevoelens nader uiteengezet. De Heer Maekay is ook tegen het artikel. De Heer Ypey toont aandat de wetgever ten dezen op een moeijelijk standpunt geplaatst is. De Grwt. is van de veronderstelling uitgegaan, dat er eene vereeniging van gemeenten mogelijk is en dat zij bij de wet kan worden bevolen. Nu is het zeer moeijelijk met volkomene juistheid hij alge- meenen maatregel zorg te dragen, dat alle gemeenten hij vereeniging in alle hare regten worden gehandhaafd. Uit dien hoofde is transactie hier noodza kelijk en is men wel verpligt de nu voorgedragene bepalingen van dit artikel aan te nemen. Hier wordt alles aan de bescherming van den weigever over gelaten van wien men niet verwachten mag, dat hij met onregtvaardigheid zal handelen. Er kunnen moeijelijke omstandigheden ontstaan, maar dit kan geene reden opleveren om het artikel af te stemmen. De Minister zegtdat de laatste spreker teregt heeft doen opmerkendat vele zwarigheden, die er gemaakt worden, zich eigenlijk oplossen in bezwa ren tegen de beginselen der Grwt. en verdedigt nader dit stelsel. Bij stemming is het artikel aangenomen met 48 tegen 15 stemmen. Het aangenomen artikel 130 luidt als volgt: «Hierbij wordt in het oog gehouden: dat, in geval van vereeniging eener gemeente of van een deel daarvan met eene of meer andere gemeentende bezittingen en lasten van die gemeente of van dat deel komen ten voor- en nadeele der vereeniging, tenzij bijzondere omstandigheden eene andere schik king eischendatin geval van splitsing eener gemeentede openbare ge bouwen en werken zooveel mogelijk liet deel, waarin zij gelegen zijn, vol gen dat de vruchtenwelke de ingezetenen in natura uit een gemeente eigendom trekken, aan hen, die ze trokken, verblijven." Art. 148. Dit artikel houdt in, dat de goedkeuring van den Raad wordt vereischt op de begrooting en rekening der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheiddie uit de gemeentekas onderstand genieten of, naar de regelen, bij de wet op het armbestuur te stellen, en het gemeentebestuur rekenpligtig zijn. De Heer Dommer van Polderveldt stelt voor, om uit liet artikel weg te laten de woorden: «of naar de regelen bij de wet op het armbestuur te stellen aan het gemeentebestuur rekenpligtig zijn." De Heer Groen van Prinsterer ondersteunt ten sterkste het voorgedragen amendement. De Heer van Nispen desgelijks. Hij stelt zoo veel prijs op de vrijheid der inrigtingen, waarvan hier sprake is, dat hij, zoo het artikelgelijk het nu luidt, in de wet blijft, hij tegen de geheele wet zal moeten stemmen. De Heer van Zuylen van Nyevelt is van oordeeldat men aan dit amen dement te veel gewigt hecht. Het amendement is in zijn oog even onschul dig als het artikel zelf. De gevallen door den voorsteller van het amende ment bedoeld zullen eerst dan ter sprake kunnen komenals de armen wet in discussie komt. Hij ziet dus in het amendement evenmin als in het artikel eenig bezwaar, zijns erachtens moet de verpligting tot goedkeuring der begrooting en rekening in de gemeentewet worden opgenomen, doch de bepaalde gevallenwaarop dat voorschrift toepasselijk zal zijnbehooren in de armen-wet te huis. De Minister geeft te kennendat de laatste hand aan de wet op het armwezen nog niet gelegd is. Hij geeft tevens te kennendat dezelfde rege len opgenomen in dit artikel, ook die zijn welke voorkomen in de bestaande stedelijke reglementen. Een hoofd-heginsel van dit artikel is, dat, wanneer de instellingen van liefdadigheid rekenpligtig zijndan ook hare begrooting aan de goedkeuring van den Raad zullen zijn onderworpen. Aan dat be ginsel hecht de Minister veelen om daarin een regel aan te wijzenstrekt dit artikeleen regel die geen meer inbreuk op de regten dier gestichten zal maken, dan bij de armen-wet zal worden bepaald. De Heer Groen van Prinsterer meentdat het artikel niet zoo onschuldig is, als men het doet voorkomen, omdat z. i. daarin geheel ligt de kiem van het systeem nopens het armwezen oin ook die gestichten van liefdadig heid, welke geen subsidie uit de gemeenle-kas genieten, te onderwerpen aan de goedkeuring hunner begrooting en rekening door den Raad. De Minister herneemt, dat bet artikel geene andere uitlegging toelaat, dan de door hem gegevene. De Heer Wintgens merkt opdat het hier geldt twee beginselen1°. dat elk armbestuur of liefdadige instelling, dat rekenpligtig is, ook zijne be grooting aan het gemeentebestuur moet onderwerpenen dat beginsel beaamt spr. zeer; maar 2°. dat er nog andere dan gesubsidieerde besturen kunnen zijn, die ook rekenpligtig zouden kunnen worden, en daartegen verzet spr. zich ten sterkste, omdat de magt van den staat, zich daarover z. i. nooit zal mogen uittrekken; en daar nu bet amendement de strekking heeft, om dien twijfel op te heffen, om niet te anticiperen op regelen, nader bij de armen-wet vast te stellendaarom verklaart hij zich voor het amendement. De Minister beaamt het algemeen beginsel, door den vorigen spreker in de eerste plaats voorop gesteld. Wanneer er nu andere rekcnpligtige instel lingen zijndan is bet artikel in dien zin gesteld datzoo de rekenplig- tigheid werkelijk bestaat, ook die instellingen aan dezelfde voorwaarde van het artikel zullen onderworpen zijn. De regelen nader vast te stellen, zullen altoos gegrond zijn op de rekenpligtigheid. Het amend, wordt hierop aangenomen met 37 tegen 25 stemmen. Art. 143 wordt nu, zoodanig gewijzigd, zonder stemming aangenomen en luidt alduszijne goedkeuring wordt vereischt op de begrooting en rekening der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid die uit de gemeen tekas onderstand genieten." Zitting van Dingsdag 20 Mei. In deze zitting zijn ingekomen twee Koninkl. boodschappenten geleide van 1°. een ontwerp van wet tot verhooging van het VIdc Hoofdst. der Staatsbe- grooting voor 1850, en 2°. een ontwerp van wet, strekkende om eenige ver ordeningen van Vreemden oorsprong, gedurende nog één jaar in Limburg in stand te houden. Verzending naar de Afdeel in gen. O «J De beraadslagingen worden voortgezet over het ontwerp der Gemeentewet; en wel over art. 150 nopens de plaatselijke verordeningen. De Heer Groen van Prinsterer heeft een amendement voorgedragen. (Het vervolg der beraadslagingen morgen ochtend). GOUDA, 19 Mei. Vrijdag morgen is het pakhuis van de Heeren Hess en Comp., alhier, hetgeen veel brandbare stoffen bevattedoor de vlammen verteerd. De brand schijnt veroorzaakt te zijn door het hevig aanstoken van een fornuis, waaruit de vlam sloeg, welke zich onmiddelijk mededeelde aan de daarbij staande vaten met olie en zich in een oogenhlik door het gebouw verspreidde, zoo spoedig dat eenige der personendie op de tweede verdieping werkzaam waren zich alleen door uit het raam te springenhebben kunnen redden. Het verbrande is tegen brandschade verwaarborgd. 'sHERTOGENBOSCH, 18 Mei. Alhier ter stede is den 17den dezer in den ouderdom van 31 jaren over leden Jhr. A. J. E. van Bevervoorde, gewezen redacteur van den Courtier Batave en den Burger. De overledene was voor eenige dagen ernstig onge steld uit 's Gravenhage alhier aangekomen. Aanvangende met lieden "is een geregelde diligencedienst ingerigt lus- schen Middelburg en Brugge, in correspondentie met de stoomboot de Schelde, het ijzeren dak en een groot gedeelte der muren in, waardoor 11 menschen bedolven werden. Men heeft na uren werkens 8 minder of meer gewond onder de puinhoopen te voorschijn gehaald; doch de anderen 3 waren dood. varende tusschen Vlissingen en Breskens. BÜITKXLMDSCHËJÏËIllftTEN. MGELAND, LONDEN, 17 Mei. De Commissie van regeringswege benoemd om een onderzoek in te stellen omtrent den toestand der Hoogere Scholen van Oxford en Cambridge, zet hare werkzaamheden ijverig voort. Zij bevindt zich thans te Oxfordon danks het protest van den raad der Hoogeschooldie deze zending inconsti- tutionneel heet en daarenboven onwettig acht, als schendende de privilegiën en regten der universiteit. Op den 21stcn zal dit ligchaam eene vergadering houden met het doelom eene petitie op te stellen aan de Koningin ten einde haar te verzoeken de benoeming dier commissie in te trekkenof wel de quaestie voor den geheimen raad te brengen en liet protest van de Hooge school aan te hooren door tusschenkomsl van haren raad uit te brengen. De 83-jarige Marquis van Anglesey, die, zoo als bekend is, bij Wa terloo het linkerbeen heeft verlorenis eergisteren aan een dreigend gevaar ontkomendaar hij op een vurig paard zittende op den grond werd ge worpen en medegesleept zou zijn indien niet het ketlingje waarmede het houten been aan den stijgbeugel was vastgemaakt, gebroken was. Eergisteren avond heeft de Heer Soyer zijn prachtig symposium inge wijd met een luisterrijk feestmaal aan de vertegenwoordigers der drukpers uit alle landen. Het gezelschap bestond uit nagenoeg 200 personen. De Heer Lee heeft het woord gevoerd voor de Nederlandsche pers. In het geheel waren uit het buitenland 30 vertegenwoordigers. Gisteren heeft de Hertog van Wellington een luisterrijk bal gegeven, waarop 1200 personen waren genoodigd. Gisteren heeft de ontvangst voor het bezoeken van de Tentoonstelling de hoogste som bereikt, namelijk die van 3,300 M. Terwijl heden het werkvolk nog bezig was in een nieuw gebouw, stortte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 2