Peking. In Jul ij e. k. zal hij dit uitstapje ondernemen. Eens inschrijving van 1 franc per persoon ten einde deze groote onderneming te ondersteunen mislukte. Prins Galitzin wilde toen het noodige geld gevenmaar de Heer Petin verkocht liever zijn ouderlijk erfgoedeen huisvoor 120,000 fr., om daarvoor onder anderen in te koopcn 12,000 el roode zijde, ten behoeve van zijn luchtschipdat 500 voet hoog zal zijn. SPANJE. MADRID 16 April. Er schijnt in de zeemagt van dit land weder eenige levendigheid te komen. Men meldt namelijk uit Cadixdat van daar in Mei een smaldeel bestaande nit een linieschip2 korvetteneen brik en een schoeneronder bevel van den Scbeeps-Kapitein Monterola zal uitzeilen, om in den oceaan en in de wa teren van de Azores te worden geoefend. {TALIE, ROME19 April. De komst van den Franschen Generaal Vesco werd alhier te gemoet ge zien belast met het oprigten van een Pauselijk leger. De Ieren zullen door Belgen worden vervangen. De inlandsche Pauselijke troepen bevinden zichwat de tucht en den mi litairen geest hetreft, in zulk eenen slechten toestand, dat de Minister van Oorlog voornemens is hen af te danken. - De Maarschalk Radetzky heeft te Milaan een hes] uit uitgevaardigd waarbij de gedwongen koers der schatkistbiljetten opgeheven wordt en beloofd dat de opcenten op de grondbelasting zullen verminderd worden. PKIJISSES. BERLIJN, 28 April. De Raad dezer stad handelde dezer dagen over de oprigting van telegra- phische lijnen tusschen de verschillende sec.tien der policie. Daartoe werden vereischt 6 mijlen koperdraad, de mijl a 3000 Rthal.voor 6 mijlen 18,000 thai.; bovendien waren er noodig 37 toestellen en wel 8 voor de sectien- wachten, 1 voor de hoofdwacht en 18 voor de bureaux van policie. Dit zou 25,400 Rth. eischen. In het geheel werd voor zulk eene gemeenschap ge vorderd 48,000 Rthal. waartoe de staatals daarbij ook belang hebbende ook eene gelijke bijdrage moest leveren. De Raad der stad besloot derhalve tot de daarstelling van een en ander aan te wijzen eene som van 32,646 Rthal. Men berekent dat ons land eene waarde van 238 millioen thalers aan zilvergeld, goud en pasmunt heeft en dat het papier-geld daartoe staat als 19 tot 81. BEIJEREAf, MUNCHEN, 28 April. Koning Otto van Griekenland is den 26sten van hier naar Weenen vertrok ken; na een kort hezoek aan den Keizer zou hij over Triest naar Athene te- rugkeeren. Sedert de helft van Maart wordt het station van den spoorweg al hier, naar het voorschrift van den Hoogleeraar Pettenkofer, met houtgaz verlicht. Dit gaz wordt gestookt in een retort, verhit door middel van turf, welk retort honderd ponden dennenhout behoeft om binnen anderhalf a twee uren 750 a 700 kubiek voeten gaz in den meter te leveren, kostende 9 a 10 kreutzers. De houtskolen, 19 a 20 pCt. van het gewigt van het hout, zijn zeer bruikbaar, en gewild, en ook de afgescheiden teer, 5 a 7 pCt.wordt als van goede hoedanigheid geroemd. Men voegt er bijdat dit houtgaz meer licht geeft dan het steenkolengazwaarvan men zich aan den spoorweg te Augsburg bedient. FBANHFOET. 29 April. Het Oostenrijksche Kabinet heeft eindelijk zijne toestemming gegeven tot de sluiting van het Congres te Dresdenen de opening van de Bondszittingen te dezer sledezoodat thans alle Duitsche Staten zich tot het herstellen van den Bondsdag hereid hebben verklaard. Men verneemt dat de opening op den 12<le" Mei bepaald is. De Ligorianen zouden van hun plan hebben afgezien om naar Weenen terug te keeren, vooral omdat men daar zeer tegen die orde is gestemd. CRIEKENLA1VD. ATHENE, 15 April. Het Ministerie heeft, op last der Koningin, eene soort van bekendmaking aan het volk uitgevaardigd, waarin het verklaart gemagtigd te zijn om aan de bevolking ter geruststelling de verzekering te geven, dat Z. M. weldra zou terugkeeren. Zulk eene verklaring werd van dag tot dag noodzakelijker, daar eene menigte geruchten, die in de onzekerheid omtrent den duur van 's Komngs afwezendheid steeds nieuw voedsel vondenin omloop warende bevolking verontrustten en den woelgeesten in de hand werkten. Na deze Ministeriele mededeeling zijn de gemoederen blijkbaar meer gerustgesteld. RUSLAND. Het volgende is eene opgaaf, waaruit de toeneming blijkt van de meekrap teelt in de aan gene zijde van dan Kaukasus gelegen Russische provinciën: Te Nischnei Nowgorod is aangebragt en verkocht 16,000 pud (omstreeks 6400 centenaars) meekrap uit Derbend en 10,000 pud (omstreeks 4000 cen tenaars) uit Bucharije, de eerste voor 7 roebels en 15 kopeken (ƒ14) a 7 roe bels 50 kopeken (ƒ15) het pud, de andere voor 3 roebels en 40 kopeken (ƒ6). In de haven van Derbend is, medegerekend de door de officiële stukken aangewezen hoeveelheid van 16,000 pud, in liet laatste saizoen naar Astrakan dc aanzienlijke hoeveelheid afgeladen van 138,000 pud (55,200 centenaars). De Oostersche meekrapteelt breidt zich telken jare aanmerkelijk uit. Die van Bucharije is van minder hoedanigheid en geldt niet half zoo veel als de Kaukasische. De deugdzaamheid dezer laatste wordt toegeschreven 1°. daaraan dat zij langer in den grond gelaten en eerst na drie of vier jaren uitgedol- ven wordt; 2°. aan eene bijzondere wijze van bereiding in de Kaukasische ge westen gebruikelijk, die de kleurstof ontwikkelt. De overige voortbrengsels van Kaukasie, die voor den handel gewigtig be ginnen te worden, zijn galnoten, geelbessen, indigo, katoen zijde; de Rus sische regering tracht de voortbrenging van die artikelen aan te moedigen. Men voorziet hier, dat wanneer Kaukasie geheel veroverd zal zijn, de rijk dom dezes lands aan veld-voortbrengselen voor eene zeer gewigtige toeneming vatbaar zijn zal, niet alleen wegens de hoeveelheid maar ook wegens den aard der producten, den lagen prijs en de gemakkelijkheid waarmede zij voortgehragt en afgezet kunnen worden. De kosten van den spoorweg van Petersburg naar Warschau zijn bere kend op 40 millioen zilveren roebels. STADS BERIGT. PUBLICATIE. Beschrijving voor het regt op de Palenten en het Personeel voor den jare 1851 en 1852. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in dc Provincie Zuidbolland, van den 14,len April jl. A N". 2731 (3de Al'd.,) hou dende eenige bepaligen ten aanzien der beschrijving voor het Patentregt over 1851 en 1852 (dat is, van den l slen Mei 1851tot den 30stco April 1852,) als mede naar aanleiding van een gelijk besluit van den 24st'n April 1851 A. N°. 3002 (3<ic Afd.betrekkelijk de beschrijving voor de Personeele Belasting voor het jaar 1851 en 1852, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad: Dat op den l«ten Mc| een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligtigen, tabel 14, N°. 37 40, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden rondgebragt, en na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Di recte Belastingen, tegen regu worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten April 1843 Staatsblad N°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan na dat zij de helft van hunnen aanslag over liet dienstjaar 1851 en 1852 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gehragt, en de tijd hekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet, van den 6 April 1823, N°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819 (Staatsblad H". 34), de tijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1851 wordt vastgesteld op den 8 Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen re(judoor den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekendop den achtsten dag na de uit gifte zal geschieden. Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol gende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige hij deze herinnerd aan art. 18 der Wel op liet regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: «dat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terugha len derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor vari den Ontvanger der directe belastingen," (op de Mare binnen deze Stad) verkrijgbaar zijn door hen in persoon of door hunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: s de aan bet regt van Patent onderhevige personen, welke, na den afliop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkcurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne vcrpligtin- gen ten aanzien dier aangiften te lichhen gekweten, znllen telken reize, wan neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van niet minder dan 25, en niet rrieer dan 400 guldens. Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders c-nz., in de tabel N°. 16, der Wet van den 6 April 1823, N°. 14, voorkomende, de eigenaren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de adminis tratie hebben over eenige binnenschepen, schuilen en andere vaartuigen, ge houden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 1 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de zelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15 Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebre- kigen, hij ontdekking, zullen incorreren de boete, bepaald bij het 37 artikel der Wet van den 21 Mei 1819, biervoren omschreven. Dat verder alle patentpligtigen, hij tabel N°. 7 der Wet van den 16 Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op pu- blieke markten en kermissen uitstallen mitsgaders de debitanten in loterij briefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 't groot, te water of te lande met zich voeren alsmede de ondernemers van openbare vermake lijkheden in tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de algetneene beschrijving voor 1851 tullen moeten worden begrepen, ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 3