5". Tot verbetering van den accijns op de suiker. 6°. Tot wijziging van
den vrijdom van accijns op bet binnen!, gedistilleerd. 7°. Tot wijziging en
aanvulling der wet op het zegelregt, van den October 1843. 8°. Tot
wijziging en aanvulling van de bestaande wetten op het regt van patent;
welke behalve nommer 5 en 8 die nader zullen worden aangeboden, bij de
Kamer zijn ingekomen.
De hoofdbepalingen van het ontwerp van wet van eene heffing op de ren
ten zijnEr zal geheven worden 3 ten honderd op de renten der Nederl.
staatsschuld; op die van geldlccningen ten laste van zedelijke ligchamen, op
de uitdeelingcn van winst van naamlooze maatschappijen en dergel. hier te
lande; op die van buitenl. effecten en goederen, van beleeningen en kapitalen
niet onder de vorige begrepen.
De aangifte geschiedt schriftelijk op een biljet, daartoe door den ontvanger
der directe belastingen uit te reikenen wordt door den belastingschuldige
met zijne bandteekening bekrachtigd. Het staat den belastingschuldige vrij
bet biljet van aangifte te verzegelen. Van die verzegeling wordt in bet recu
melding gemaakt, en buiten op het biljet worden door den aangever naam
en woonplaats vermeld.
De aangiften worden onderzocht door eene commissie, bestaande uit het
tijdelijk hoofd van het gemeentebestuur of een door hem uit dat bestuur aan
gewezen lid, als Voorzitter, twee leden van den gemeenteraad, en twee
Rijks-ambtenaren, geen minderen rang hebbende dan dien van ontvanger.
De benoeming der twee Raadsleden en van hunne plaatsvervangers, in geval
van ziekte of andere redenen van verhindering, geschiedt door den raad; de
benoeming der twee Rijks-ambtenaren door den Minister van Finantiën.
De benoemde leden van den Raad en hunne plaatsvervangers, die zich ont
trekken, verbeuren 100. Voor hen, die voldoende redenen van verschoo
ning hebben, doch in gebreke zijn gebleven daarvan aan den Voorzitter der
commissie opgave te doen, beloopt de boete ƒ25. De redenen van verschoo
ning zijn: 65-jarige ouderdom, ligcliaamsgebreken en de betrekking van
Geestelijke of van Notaris. De beoordeeling der redenen van verschooning is
bij uitsluiting opgedragen aan Gedep. Staten.
In de plaats der Raadsleden die, zonder voldoende redenen van verschoo
ning, weigeren de hun opgedragen betrekking te aanvaarden of te vervullen,
worden door den Raad der gemeente andere leden benoemd. Bij gelijke wei
gering van dezen, worden in hunne plaats door den Koning ingezetenen der
gemeente benoemd. De leden der commissie leggen voor den Kantonregter
den eed of belofte af van geheimhouding en inachtneming van getrouwheid
en onzijdigheid.
Bij de Algemeene Memorie van Toelichting ten aanzien der wijzigingen
in het belastingstelsel wordt gezegd: dat zoo men altijd met groote behoed
zaamheid te werk moet gaanwaar het eene verlegging der bronnen van
's Rijks inkomsten geldthet thans geene vermeerdering der bestaande mid
delen geldten alzoo uitsluitend de vraag in overweging kan nemenof
het belang van den Staat werkelijk vordert dat sommige der bestaande be
lastingen door andere middelen worden vervangen. Aan de heffing van
verbruiks-belastingen zijn eigenaardige bezwaren verbonden, zoo als bij iedere
belasting; eenige belemmering van de nijverheid vloeit er onfeilbaar uit
voort en eenige verhooging op de eerste levensbehoeften.
Beide bezwaren zijn meermalen overdreven, maar volstrekt onmogelijk ge
heel uit den weg te ruimen, door de vervanging der accijnsen door ééne
eenige belasting, Zoodanige ommekeer van zaken zou noodwendig groote
schokken ten gevolge hebben zou meer dan waarschijnlijk eenen allernood-
lottigsten invloed uitoefenen op de geldmiddelen van den Staat.
Die middelen zouden moeten bestaan of in andere verbruiks-belastingen óf
in directe belastingen. Wilde men andere verbruiks-belastingen invoeren
men zou den last aan de nijverheid opgelegd, slechts verplaatsen, niet hem
wegnemen, Zoo men bijv. de koloniale productendie thans weinig of geene
belasting betalen, aan zware lasten wilde onderwerpen, men zou den han
del dien gewigtigen tak van nijverheid hier te landegevoelig benadeelen
en niet alleen den handel in de groote stedenmaar over het geheele land
men zou het toezigt op alle grenzenaan de zee- en landzijdemet groote
kosten aanmerkelijk moeten versterken den grensbewoneren knellende ban
den moeten aanleggen. En toch zou men zich in de uitkomst bedrogen
zienwant het zou onuitvoerbaar bevonden worden omin vervanging van
de opbrengst van een aanmerkelijk deel der accijnsen het bedrag der belas
tingen op vreemde goederen zóó hoog op te drijven dat de schatkist de ver-
eischte middelen daarin terugvond.
Wat inzonderheid betreft de verdeeling onzer algemeene lasten in directe
en consumtive middelenook hieromtrent wordt ons belastingstelselin ver
gelijking met dat van andere Staten, dikwijls verkeerd beoordeeld.
Slechts in Belgie wordt, blijkens eene bij de Memorie gevoegden staat,
in verhouding minder dan hier aan consumtive middelen betaald.
In Frankrijk bestaat dezelfde verhouding tusschen directe belastingen en
consumtive middelen als hierin Engeland en .Pruissen wordt oneindig meer
aan verbruiks-belasting betaald dan in Nederland.
De menigvuldigheid van onze accijnsen is oorzaak, dat zeer vele belasting
schuldigen met dc administratie der belastingen in aanraking komen. Beperkt
zich de werkkring der administratie tot eenige weinige grootere steden, en
wordt de betaling der regten door de handelaars alleen gedaandan is de
daadzaakdat cr belasting wordt betaaldminder aanschouwelijk voor het
algemeen. Het groote voordeeldat de belasting zich in den prijs van het
voorwerp verbergt, blijft daardoor geheel behouden. Waar integendeel een
groot getal industriëlen en zelfs particulieren dc verbruiks-belasting als accijns
moeten betalen, waar onderscheidene takken van industrie in liun bedrijf
min of meer belemmerd worden door het accijnsslelselwordt dat voordeel
verminderd.
En het is hierin vooral dat men, naar bet oordeel der Regering, de
kwetsbare zijde van ons accijnsstelsel zoeken moet, dat het zich over te veel
voorwerpen uitstrekt, en te veel takken van nijverheid treft: dus te veel,
als 't wareop den voorgrond treedt.
Hierin, kan het zijn, verbetering aan te brengen, de nijverheid te hulp
te komen door baar te ontheffen van eenige bezwaren en lasten en daardoor
nuttige ondernemingen, den arbeid in het algemeen, te hulp te komen, dit
is het eerste en voorname doel dat men zich bij elk ontwerp tot verbetering
van het belastingstelsel voor oogen dient te stellen.
De ondervinding zal alsdan doen zien of bet uitbreiden van het beginsel
van directe heffing voor ons Land wenschelijk is te achten. Zoo jadan
zal men verder kunnen gaan; misschien na verloop van eenigen tijd meer
regtslrceks van de inkomsten van alle belastingschuldigen nog meer kunnen
heffen dan thans reeds gedaan wordten ook bij deze gelegenheid voor een
deel wordt voorgedragenzoo neendan zal men zonder groote inspanning
zich kunnen blijven houden aan dat stelseldat nu reeds sedert zoo lange
jaren hier te lande gebruikelijk is geweest, en dat althans uit dien hoofde
eene zeer aanbevelenswaardige zijde heeft.
Verbetering derhalve, niet rockelooze aantasting van het bestaande, is het
doel der Regering.
AVanneer tot de gedeeltelijke wijziging van het accijnsstelsel besloten
wordtschijnt in den aard der zaak te liggen dat het oog zich het eerst
vestige op de accijnsen op de brandstoffen.
Vooreerst toch is de opbrengst dier accijnsen niet zeer groot. In de tweede
jdaats zal die afschaffing aanleiding geven tot eene niet onaanzienlijke ver
mindering van het personeel der ambtenaren; en voornamelijk beveelt zij
zich aan door beschouwingen van staathuishoudkundigen aard, als nuttig ter
uitbreiding van ontginning der veenderijen.
Voorts zijn de brandstoffen thans meer dan immer het voedingsmiddel van
de nijverheid. Elke ontheffing van bezwaar der nijverheid moet leiden tot
vermindering van productie-kosten, tot aanmoediging alzoo van nuttigen ar
beid; en ofschoon de grootere fabrieken grooten vrijdom van accijns genieten,
is het onmogelijkzoodanigen vrijdom algemeen aan de nijverheid te schenken.
Eerst dan, wanneer men de belasting opheft, kan dit bezwaar geheel
weggenomen wordenen evenzeer het ongerief en de moeijelijkdeden welke
de in het belang der schatkist noodige zekerheidsmaatrcgelen veroorzaken
aan hen, welke bet genot van den gedeeltelijken vrijdom van accijns hebben.
In verband met die opheffing meent de Regering echter dat, in het belang
der schatkisteen zeer klein invoerregt op de steenkolenvan 25 Cents op de
1000 ffizonder eenig bezwaar op te leverengeheven kan worden.
Wat de wijzigingen der patentwet betreftzoo is de Regering voornemens
eene groote vermindering van het binnenlandsch lastgeld of patent der bin-
nenlandsche vaart voor te dragen, de gegronde bezwaren ten aanzien van vele
geringe beroepen uit den weg te ruimenen daarentegen eenige thans vrij
gestelde beroepen aan het patentregt te onderwerpen.
Ten aanzien van dc heffing op de rente zegt de Regering, dat daar de
afschaffing der bedoelde belastingdoor geen dergelijke kan worden vervan
gen, men tot een directe moest komen.
De beffing eener belasting op de inkomsten die zich het eerst voordeed, is
hier te lande, meer nog dan elders aan onoverkomelijke bezwaren verbonden.
De Regering acht in 't algemeen zulk eene belasting te heffen naar de op
gaven door ieder ingezeten van al zijne inkomsten, volstrekt verwerpelijk,
vooral omdat sommige inkomsten bereidsregtstreeks aan eene belasting on
derworpen zijnen dat men dus door de heffing eener algemeene inkomsten
belasting dubbel zou treffen.
De onzuivere inkomsten van de meeste takken van nijverheid zijn hereids
door middel van het patentregt regtstreeks aan belasting onderworpen.
Men zou dus het patentregt grootendeels moeten afschaffen.
Ook de inkomsten van vaste goederen zijn reeds aan belasting onderworpen
en ook hierop zou gelet moeten worden. Ook deze omstandigheid zou de
juiste regeling eener dusdanige belasting schier onmogelijk maken.
Om die redenen heeft de Regering gemeend dat het invoeren eener alge
meene belasting op de inkomsten waardoor men tocli alleen de zuivere in
komsten te verstaan heeft, bij ons belastingstelsel al te groote moeijelijkheden
ontmoet.
De beschouwing en ernstige overweging van het geheel van ons belasting
stelsel, moet echter noodzakelijk tot het ontdekken eener leemte leiden.
De onzuivere inkomsten van twee voorname bronnen van volksbestaanvan
den grondeigendom en van den handel en de nijverheidworden door directe
belastingen getroffen. Zij, die hunne kapitalen op andere wijzen beleggen,
zijn aan eenen soortgelijken last niet onderworpen. En terwijl het patent
regt de meeste beroepen treft, zijn er sommige, zonder dat daartoe genoeg
zame redenen bestaanvan dat regt vrijgesteld.
Indien men dus het belastingstelsel wil verbeterenmoet men noodwendig
de middelen, die tot gedeeltelijke vervanging van de bestaande moeten strek
ken, door het aanvullen van die leemten trachten te verkrijgen.
Daartoe strekt het ontwerp van wet eener heffing van 3 pCt. op de renten,
dat bij deze voordragt is gevoegden daartoe zal bet ontwerp strekken tot
wijziging van de verordeningen omtrent het patentregtdat de Regering bin
nen weinigen tijd aan de Staten-Generaal hoopt te kunnen indienen.
De verbetering der belasting op de suiker heeft de strekking, om aan dc