worden aangewend tot vermindering en leniging der armoede. En liet eerste middel daartoe is ongetwijfeld de verbetering der zedelijkheid van het vrouwelijk geslacht, wijl van die zedelijkheid de verbetering afhangt Van toekomstige geslachten. Vrouwelijke arbeids-scholen schijnen zeer doelmatig om dit doel te bereikenvooral in groote stedenwaar het bederf den lioog- sten trap bereikte. Met goed gevolg is hier dan ook, onder bescherming eener hooggeplaatste Vrouw, zulk eene school opgerigt, welk voorbeeld al spoedig 7 a 8 zulke inrigtingen in het leven riep. Maar eene stad als AVce- nenmoet minsten 25 dergelijke scholen bezitten en daarom wend ik mij met vertrouwen en aandrag tevens, tot den aanzienlijken handelsstand, ten einde mijeven als vroegerdoor ruime bijdragen tot de bereiking van het nuttige doel behulpzaam te zijn." §LEE§WIJS-lIOLSIEI1V, Het Stadhouderschap heeft met 1° Febrnarij opgehouden te bestaan. In den avond van dien dag heeft Graaf Reventlou zijn gezag aan de Duitsche Bonds-Commissarissen overgedragen, onder het uitspreken van eene redevoe ring, welke bij alle aanwezigen een diepen indruk achterliet. De Generaal Thiimen beantwoordde den Graaf met eenige hartelijke woor den, zonder dat hij zich over het staatkundig lot van de Hertogdommen uit liet. Tevens heeft de aftredende Regering, bij proclamatie afscheid genomen van de bevolking. Den volgenden dag heeft de nieuwe Regering eene proclamatie uitgevaar digd waarvan de aanhef aldus luidt Nadat door Z. M. den Koning van Denemarken, als Hertog van Holstein, overeenkomstig art. 4 van het vredestractaat van 2 Julij 1850, de hulp van den Bond was ingeroepen tot materiële herstelling van zijn landsheerlijk gezag in het Hertogdom Holstein, is deze hulp door de Oostenrijksche en Pruissische Regering, op last van den Duitschen Bond, verleend. Ten ge volge hiervan zijn de vijandelijkheden geschorst, de troepen op een derde verminderden de functien van het stadhouderschap en de hoofden der depar tementen opgeheven." Voorts wordt over de verdere regeling van het oppergezag gesproken, en gezegd dat de vroeger reeds in hare w erkzaamheid tot het Hertogdom Holstein beperkte Sleeswijk-IIolsteinsche Regering, uithoofde van den tegenwoordigen toestand wordt opgeheven en de kring harer bezigheden aan de opperste bur gerlijke overheid toegewezen, en zal het thans optredende bestuur zich om trent het uitvaardigen van nieuwe wetten en het veranderen van maatregelen van bestuur, bij het noodzakelijkste bepalen. TÏJRfi YE. CONSTANT1NOPEL, 15 Januarij. Voor eenigen tijd is een te Psamatia wonende Griek, Protestant geworden. Psamatia is eene aan de zee van Marmora gelegen voorstad van Constantinopel en meest door Grieken bewoond. Deze geloofs-verandering veroorzaakte in de gemeente veel ongenoegenop zekeren dag verscheen een hoop andere Grie ken voor het huis van den afvallige en wierp er de glazen interwijl hij ook verder op allerlei wijze bemoeijelijkt werd. Sir Stratford Canning hier van onderligttrok zich de zaak van den vervolgde aanwendde zich tot de Porte en bewerktedat allen die aan de bedoelde buitensporigheden deel ge nomen hadden in hechtenis werden gesteld. Nu echter trok de Russische Gezantde Heer von Titoffpartij voor dezen getuigen verklaarden dat de Protestantsche Griek zich het eerst feitelijkheden had veroorloofdop grond daarvan vorderde de Gezant de vrijlating der rustverstoorders en ook aan dezen eisch gaf de Porte toe. De Vertegenwoordiger van Engeland had dus in dezen strijd liet onderspit gedolven Sir Stratford Canning maakte echter daarvan gebruik om eene andere zaak weder op het tapijt te brengen en door te drijven. Hij drong namelijk bij de Porte er op aandat ook voor de Protestantsche raja's een geestelijk opperhoofd benoemd zou worden; de Potte heeft daarin bewilligd, en nu ook een Protestantschen Patriarch benoemd. Dit is zooveel als eene officiële erkenning der Protestantsche raja's die niet meer dan billijk isnu toch eenmaal een zeker getal Turksche onderdanen hoe gering dan ookProtestanten zijn geworden en zoo dezelve ten gevolge hat^ dat het Protestantismus zich onder de leden der Anatolisclie kerk uit- breiddeen daardoor den invloed van Rusland verminderdedan zou die maatregel ook uit een politiek oogpunt zeer belangrijk kunnen worden. PEK §IE. De eerste Enropeaandie de oude overblijfselen van AVarka in Mesopo- tamië heeft bezochtKennet Loftusgeattacheerd bij den Staf van Kolonel AVilliamsbelast met de vaststelling der grensscheiding tusschen Turkije en Persië, geeft in een' brief de volgende beschrijving van zijne belangrijke nasporingen Warka is ongetwijfeld het Erech van de Heilige Schriftde tweede stad van Nimrod of het Orchoe der Chaldeën. De bouwvallenbinnen de muren gelegenleveren velevoor den ge schiedschrijver en oudheidvorscher belangrijke voorwerpen op. Deze over blijfselen bestaan letterlijk uit op elkander gestapelde doodkistenter hoogte van vijf en veertig voeten. Deze stad moet blijkbaar de groote begraafplaats der Chaldesche geslachten zijn geweestgelijk Mesliad-Ali en Kerbella ten huidigen dage de kerkhoven der Perzianen zijn. De lijkkisten zijn van zeer vreemden vorm zij hebben algemeen de gedaante van eene toegedekte bad kuip maar de wanden zijn lager en van evenredigen vormdaarenboven zijn zij voorzien van eene wijde ovale opening, bestemd om het lijk door te laten. Deze opening wordt gesloten met een deksel van porselein of potaarde. De doodkisten zelve zijn insgelijks van gebakken aarde, verglaasd en versierd met relief-figuren van krijgsheldendie zonderlingeverbazend groote hoofd tooisels hebbengekleed zijn met eene korte tuinca over eene soort van lan gen rokmet een degen aan de zijde de armen kruiseling voor de borst en de beenen wijd van elkander. Groote hoeveelheid aardewerk en figuren van' gebakken steen, waarvan sommige met veel kunst en smaak zijn gevormd, werden te midden van die doodkisten gevonden alsmede in de kisten vele goudenzilveren ijzerenkoperenglazen en andere voorwerpen. VEREERTICJISE STATEST. BUFFALO, 27 December. Berigten uit de Hollandsche kolonie Sheboygan, bevatten onder anderen het volgende: Met leedwezen berigten wijdat door de vereenigde pogingen van eenigen die zich democraten durven noemen, het den Heer van der Poel niet gelukt is, genoeg stemmen op zich te vereenigen tot de benoeming van lid van de Assembly. Wij zijn echter door de nederlaag van den Heer van der Poel niet ontmoe digd! Duitschers en Hollanders hebben hem trouw bijgestaan en te vaster hebben zich zijne vrienden om hem vereenigd. Den avond voor de stemming trokken de Hollanders alhier met eene voor die gelegenheid vervaardigde Hollandsche vlag met muziek naar de algemeene verzamelplaatshun groot getal en de onder hen heerschende geest deed hen zoowel door Amerikanen als Duitschersniet weinig bewonderente meer nog, daar allen als één man verklaarden, getrouw te zijn aan eebte vrije democratische gevoelens, en dat, wat ook gebeuren moge, de Hollander in Buffalo zijnen naam niet schandvlekkenzijn eigen belang niet vergeten zal in 1852, of ooit zijne stem zal uitbrengen, dan ten voordeele eens getrouw bevonden democraats. Onder den titel van «Nederlands tegenwoordigen Toestand, heeft de Heer G. van Steenwijk, Notaris te Milwaukie, een artikel geschreven in den Shehoygan Nieuwsbodevan den 27sten December 11., waarvan de aanhef aldus luidt: «Met welgevallen mag men thans den blik naar den grond onzer geboorte wenden! De revolutie-koorts is er over heen gevaren, maar heeft de bevol king niet aangetast; de geest des tijds heeft zonder geweldige schokken den politieken dampkring gezuiverd! Nieuw leven bezielt het Staatsbestuur en do burgermaatschappijvoor loomheid of stilstand is wakkerheid en vooruitgang in de plaats getreden." Na eene zeer goed gestelde mededeeling van al de laatste berigten uit het moederlandeindigt de Heer van Steenwijk zijn artikel aldus «Deze goede tijdingen zijn zeer welkom geweest en ik vertrouw, dat zij de gcheele Ncderlandsclie bevolking hier te lande niet minder aangenaam zullen zijn; ik heh daarom niet geaarzeld een kort overzigt aan dit blad mede te deelen van de meest in het oog vallende handelingen van Nederlands regering en volk, die van den nieuwen geest getuigen, die de maatschappij aldaar doorstroomt. Te midden van een groot volkwelks wetten ons beschermen en dat ons onder zijne hurgers opneemtmogen wij nogtans onze afkomst niet vergeten want Nederland hewijst het op nieuw, dat het eene eervolle plaats bekleedt in de rij der volken, en dat het onze sympathie verdient voor zoodanige be wijzen van leven en vooruitgang, als waaraan ook de Noord-Amerikaanschc Unie haar tegenwoordigen bloei en toekomstige grootheid te danken heeft." De oudheidkundige Squier heeft eene belangrijke ontdekking gedaan op de eilanden van het meer Nicaragua, met name op Pensacola. Onder anderen heeft hij twee zeer groote steenblokken gevonden welke grootendeels bedol ven warenen waarin hij goed bewaarde en zeer kunstig gewerkte colossale basalt-beelden herkend heeft. Het kleinste werd met behulp van Indianen geheel ontgraven en schoon gemaakt. Het stelt eene menschelijke gedaante voorzittende op een' vierkanten zetelhoven het hoofd bevindt zich de kop van een fabelachtig dier (symhool van den oud-Amerikaanschen afgod Jahly) eene slang, die zich daarom kronkelt, raakt met haren kop het voorhoofd van het beeld aan. Bij verder onderzoek vond men vijftien andere beelden waarvan de meesten in goeden staat en met bewonderenswaardige kunst be werkt waren. Het opmerkelijkste bij deze ontdekkingen isdat zoowel het werkals ook ten deele de beelden zelveniet de minste overeenkomst heb ben met de tot dusver bekende oud-Amerikaar.sche beeldhouwwerkenwelke zij in volmaaktheid verre overtreffenwaaruit men met het oog op de oude overleveringenwelke Cortes reeds kendezou mogen opmakendat eeuwen lang vóór de ontdekking van Amerika, een auder menschen geslacht in Cen- traal-Amerika moet geleefd hebben, dan datgene, wat door de Spanjaarden gevondenen door dezen geheel uitgeroeid is. AM AMEMIE-AIEUWS. PROMOTIE AAN DE LEYDSCHE IIOOGESCIIOOL. Den 6<len Februarij de Heer G, Uylenbroekvan Leydenin de Wis- en Natuurkunde na verdediging zijner Dissertatiede Phaenomenis Physicis quae in ehullientibus liquidis ohservantur PROMOTIE AAN DE UTRECHTSCHE IIOOGESCIIOOL. Den 3<Ie" Februarij de Heer J. A. E. AV. van Rappardvan Zutphen in de Regten, met Theses,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 3