zal verminderen Gij zijt gelukkiger dan ikindien gij dat zietmaar ook dan hebt gij nog geen waarborg dat de organieke en andere wetten spoedig zullen worden voorgedragen in den waren const.itutionelen geesten de ge trouwe naleving der Grondwet is bovendien wel eenige millioenen waard. Maarzegt menwij willen niet verwerpenwij willen u eene crediet- wet geven. Die edelmoedigheid is waarlijk niet groot, want men begrijpt toch dat men half December geene begrooting kan afstemmenzonder een transitoir middel aan de hand te geven. Neem eens aandat de begrooting verworpen wordt en daardoor het Ministerie aftreedt, zijn we dan veel verder gekomen? hebben we dan den waarborg voor de tot stand brenging van al die reorganisationin het verslag der Kamer opgenoemd Integen deel eene credietwet zal alleen uitstel van executie wezen. Men zal leveren wat men kanen ten slotte zal alles weder hetzelfde blijven. Na hierbij nog korte!ijk te hebben stilgestaan, komt spr. tot de beschouwing van hen, die slechts enkele hoofdstukken willen verwerpen. Ofschoon spr. niet tot hetzelfde besluit zal komen, zoo kan hij die redenering wel toegeven, en voegt er bij, dat de lof, dien hij het Ministerie in het algemen toezwaait, niet aan elk der Ministers pondspondsgewijze moet toegerekend worden. Ilij zou zich toch verheugen bij elk zooveel blijken van werkzaamheid aan te treffen als bij die van Finantien. Maar hierin vindt hij geene reden om eene ongunstige uitzondering te maken voor éën enkel departement. Een Minis terie is een collectief geheel. Elk deel daarvan heeft eene bepaalde bestem ming en werkkring. In het vorig jaar is daarover veel gesproken. In eene rededie men zou kunnen zeggen ten doel te hebben gehad de ontle ding van het Ministerie, is over die zamenstelling en het verband der deelen van een Gouvernement veel uitgeweid, maar het thema was juist en is nog van toepassing. Er zijn bestanddeelcn in dit Ministeriedie niet kunnen gemist worden, en nu heeft hij niet te onderzoeken, of die meening gegrond ismaar het feit bestaat en dan is het ongeraden en hoogst onvoorzigtigom door een ondoordachten stap eene verandering in dit Ministerie te brengen. j Gij die tot de vestiging onzer nieuwe instellingen met moed hebt mede- gewerktzijt bedachtdat door eene slechts gedeeltelijke wijziging van het Kabinet vertraging moet ontstaandat er een nieuw overleg moet worden tot stand gebragt en dat er veel moeite en tijdverlies henengaat bij het zoeken naar geschikte opvolgersvooral onder den indruk eener verworpene begroo ting. Bedenkt het gevaarlijke van dien stap wel en zie toe, dat het genees middel niet erger zij dan de kwaal. Ik heb bij u aangedrongen om dit Mi nisterie bij deze gelegenheid te ondersteunenomdat zijne politische rigting zoodanig isdat ze mij voorkomt te strooken met de welbegrepen belangen des Vaderlands en omdat zij uwe ondersteuning en aanmoediging verdienen. I Nooit toch heeft een Ministerie met zooveel tegenstand te kampen gehad als ditmen beklaagt zichdat liet weinig zou hebben ten uitvoer gebragt maar vergeet daarbij niet den feilen tegenstand, dien het van vele kanten op zijnen weg ontmoettedie strekking om voor elk besluit het Ministerie ter verantwoording te roepen; dien geest van oppositie en insubordinatie, waarmeê het dikwerf te worstelen haddie hinderpalendie het in den weg j gesteld werdendaar waar het op hulp en medewerking moest rekenenen vergeet ook niet, hoe men meermalen zelfs zijne bedoelingen op eene sluwe wijze heeft verdacht zoeken te maken, ja dat men niet geschroomd heeft den naam van een der verantwoordelijke Raadslieden van de Kroon te gelijk te noemen met dien van onruststokers. Onder deze omstandigheden vindt hij geene vrijheid de vaan van het Ministerie te verlaten en blijft hij instemmen met de politieke rigting van dit bewind. Maarzal men vragenwelke is dan die rigting (en hiermede besluit spr. zijne improvisatie). Ik zal die rigting kort en duidelijk kenschetsengeen volks- souvereiniteitgeen democratiegeen algemeen stemregtmaar de constitutionnele monarchiede uitvoering der Grondwet. niets meer maar ook niets minder. De Heer Reinders dringt op meerdere bezuinigingen aan, en zal zijne stem bij de behandeling der hoofdstukken regelen. De lieer Groen van Prinsterer is in vele algemeene beschouwingen getre den inzonderheid ter wederlegging der stellingen door de Heeren Bachiene en van Zuylen ontwikkeld. Hij zal niettemin de begrooting aannemen, en het Ministerie waar hij kan, ondersteunen. Do Heer Hengst verlangt meerdere bezuinigingen, doch zal de uitgaven aannemen, maar de middelen afstemmen, tenzij hij meerdere inlichtingen crlange omtrent de herziening van het belastingstelsel. De Heer Scliooncveld maakt eene vergelijking tusschen het vorig en het te genwoordig Ministerie en komt tot het besluit, dat het vorige met onbillijke hardheid en onregtvaardigheid is behandeld, waaruit hij nut en leering wenscht getrokken te hebben, zoowel voor dit Ministerie als voor de Kamers. Hij is niet vijandig tegen het cijfer der begrooting gestemd; doch vindt I integendeel bezwaar tegen zoodanige hoofdstukkenhoudende bekrimpingen die hem te groot toeschijnen. De Heer Ypey zal de begrooting waarschijnlijk goedkeurenomdat zij hem in de overtuiging versterkt heeft dat er een geest van spaarzaamheid lieerscht die op den duur gunstig zal werken op den staat van 's Rijks geldmiddelen. Ilij gelooft overigens niet dat het nuttig wezen zou, dat de regterlijke orga- I nisatie nog tot grootere bezuinigingen aanleiding zou moeten geven. Hij zou dit betreuren. Nadat de Heer de Man nog het woord gevoerd had is de vergadering ver daagd tot morgen ochtend ten 10 ure. Heden avond ten half acht ure vergaderen de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaaltot het onderzoek der voordragt tot aan vulling van het hoofdstuk der begrooting voor de Binncnl. Zaken en wel ten behoeve van de kosten van het bestuur der provinciën. Zitting van Woensdag 11 December. In deze vergadering is de beraadslaging over de begrooting voortgezet. De Heer Westerlioff zal vele hoofdstukken moeten verwerpen, doch wil geenszins, door de verwerping der gebeele begrooting, het Ministerie tot af treding nopen. Hij houdt vol, dat er nog veel te bezuinigen overblijft, en dat het Ministerie aan vele zijner toezeggingen niet heeft voldaan. De Heer Baud heeft in het breede nagegaan: 1°. het finantiëel karakter van het Ministerie2°. de houding van het Ministerie tegenover de Grondwet. Noch uit het eenenoch uit het andere oogpuntis de spreker voldaan over de voorstellen en de verklaringen van het Ministerie. Ook is hij echter in geenen deele het stelsel toegedaan van eene onvoorwaardelijke verwerping eener gelieele begrooting. Hij zal elk hoofdstuk afzonderlijk beoordeelen, en toont vooral de noodzakelijkheid aan, om hij de wisselvalligheid der koloniale bijdragen, hij voortduring zuinigheid in 'toog te houden. Hij voorziet de goedkeuring der begrooting, hetgeen het Ministerie zal te danken hebben aan de inconsequentien van zijne vrienden, en aan de grootmoedigheid van zijne bestrijders. De Heer Borret zal de begrooting aannemendoch. spoort de Regering mede aan tot voortdurende zuinigheid. De Heer de Lom de Berg wenscht de Regering niet te bemoeijelijkendoch hij heeft zich ook teleurgesteld gezien. Wat de middelen betreft, daaraan kan hij zijne goedkeuring niet hechten, zoolang daaronder voorkomen de accijnsen op de brandstoffenhet gemaal en het gcslagt. De Heer van Hall heeft geantwoord op eenige bedenkingen, waartoe zijne eerstgehoudene rede heeft aanleiding gegeven. Hij hoopt, dat het Ministerie even rond en duidelijk zal sprekenals gisteren de Heer van Zuylen. Indien het even rond en stellig als dat lid verklaart, dat het geene volkssoevereini teit, geen algemeen stemregt, maar de constitutionele monarchie in haren ganschen omvang voorstaat, dan kunnen deze beraadslagingen eenen goeden indruk achterlatenverbroedering te weeg brengenen dan bestaat er moge lijkheid, dat sommigen, waaronder ook de spreker, zoo niet dadelijk, dan toch eenmaal hun vertrouwen aan dit Ministerie zullen schenken. De Heer Gevers zal van de begrooting aannemen hetgeen hij kan goedkeu ren. Hij hooptdat de begrooting in haar geheel aangenomen zal worden omdat het hem leed zou doen, en hij het ook In het belang des lands on raadzaam zou achtendat eenige Ministers aftraden. De Heer van Hoëvell heeft de door de bestrijders der begrooting, of van het Ministerie, gemaakte bedenkingen beantwoord, doch tevens als zijn gevoe len opgegeven, dat de rij der bezuinigingen nog niet is gesloten, en dat eene amortisatie van schuld noodzakelijk is. Ten aanzien van den verkoop van woesle gronden op Javabestrijdt hij het gevoelen der Regering. Hij dringt voorts aan op het onderwerpen der indische begrooting aan eene goede con trole, en meent, dat ook daar besparingen te verkrijgen zijn. De Heer Luyben zal de geheele begrooting niet verwerpen, maar welligt een enkel hoofdstuk. De Heer van der Linden zegt dat men de Kamer in partijen zou kunnen rangschikken1°. de zoogenaamde ministeriële2°. die van het behouden 3°. de anti-revolutionaire partij. Deze twee laatste partijen bestrijdt hij in 'tbreede, en zegt dat nog geene Regering sedert 1848, zoo veel zekerheid geeft van den wil om te verbeteren en te reorganiseren. De Heer Hugenholtz zegt dat hij het tegenwoordig Bewind zal blijven ondersteunenen de begrooting met vertrouwen aannemen. De Heer Dommer verklaart nader, dat bij niet al de hoofdstukken zal verwerpen; dat van Binnen). Zaken, eenigzins gewijzigd aannemen, en daar door toonendat de staatkundige rigting der Regering die is welkenaar zijn inzien hij de Grondwet is bedoeld. De Heer v. Goltstein schetst nog eene andere partijdie niet door den Heer van der Linden is opgenomen namelijkde partij der Grondwetdat is die eene getrouwe en stipte naleving van de Grondwet wil. Niet uitsluitend het Gouvernementmaar ook de genoemde partijkan de Grondwet stipt naleven en ten uitvoer brengen. Zitting van Donderdag 12 December. Nadat nog onderscheiden leden het woord gevoerd haddenheeft de Mi nister van Finantiën in eene uitgebreide rede, vooreerst de overtuiging her haald dat het onmogelijk was om verder nog groote bezuinigingen daar te stellen, behalve hij de regterlijke organisatie. Hij heeft aangetoond, dat het Ministerie gedaan heeft wat mogelijk waster bezuiniging en vereenvoudi ging. Hij berekende een en ander op wel 6 tonnen gouds. Het Ministerie zal op dien weg voortgaan. Z. Exc. betoogde verder dat uit al hetgeen men heeft opgegeven op zijn hoogst nog eene besparing van twee tonnen gouds zou kunnen voortvloeijen. Hij heeft gewezen op vele noodzakelijke uitgaven, bij de begrooting opgenomen en op andere, die daarop nog moeten voorkomen. Al stelt men nu, dat uit de herziening van het Prngtswezen eene besparing van 3 a 4 ton nrogt voortspruiten en het geheel bedragdat nog door bezuiniging te verkrijgen is, zelfs 6, 7, ja 8 ton bedroeg, dan zou men daaruit nog niet kunnen vindende uitgavendie te voorzien zijn. Zijne denkbeelden omtrent de amortisatie van schuld komen daarop neder, dat hij 't Engelschc stelsel is toegedaan, om het werkelijk overschot daartoe aan te wendenmaar geene schulden te maliënom schulden te betalen. Het Hoofdstuk IX ANationale Schuldis het eenige waarop nog zou kun nen worden bezuinigd. Hij hoopt dit onderwerp later bij de Kamer ter sprake te zullen brengen. De herziening van liet belastingstelsel zal later

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2