nengekomen 2417 schepen (281 meer dan in 1848), uitgezeild 2539 sche
pen (223 meer dan in 1848).
Volgens het rapport van de Kamer van Koophandel te Rotterdam, werden
Rijnwaarts op verzonden 44,619). lasten, dus 7,094) meer dan in 1848.
Uit de Oost-Indisclie bezittingen zijn te Rotterdam aangekomen 90 schepen,
waarvan 58 door de Handelmaatschappij bevracht.
He goederen naar Java uitgezonden, schijnen in de eerste maanden van
1849 vrij goede uitkomsten te hebben opgeleverd; later echter had liet om
gekeerde plaatsten gevolge van overvoering der markt aldaar.
Door de Nederlandsche Handelmaatschappij zijn gedurende het afgeloopen
jaar te Rotterdam en Dordrecht voor Java bevracht 67 schepen; terwijl voor
particuliere rekening zijn vertrokken 28 schepen.
Als een gunstig verschijnsel kan worden opgemerkt, dat van Dordrecht
drie schepen beladen naar Valparaiso zijn vertrokkenterwijl later nog een
schip naar die bestemming in lading is gelegd. Tc Rotterdam zijn door de
Nederlandsche Handelmaatschappij in 1849 geveild: Koffij 373,134 balen
(12,904 meer dan in 1848). Suiker 98,500 kranjangs en kanassers (13,109
minder dan in 1848). Cochenille 259 kisten (15 meer dan in 1848). No-
tcnmuscaat 719 vaten (30 minder dan in 1848). Foelie 352 vaten (109 meer
dan in 1848). Indigo 876 hcele en 2617 halve en kwartkisten. Nagelen
547 vaten. Kaneel 560 vaten. Banca tin 83,232 blokken.
De handel in voortbrengselen onzer Oost-Indische bezittingen is in vele
opzigtcn gedurende het jaar 1849 zeer merkwaardig geweest.
Even als in het vorige jaar zijn in 1849 drie schepen regtstreeks uit China
te Rotterdam aangekomen. Hunne lading bestond groolendeels uit thee voor
Engelsche en Chincsche rekening. Van Rotterdam zijn twee schepen naar
China vertrokken, bevracht met polemieten en wollen manufacturen. Naar
Manilla zijn eenige Nederlandsche schepen vertrokken, na in Engeland cene
lading steenkolen te hebben ingenomen. Van Akijab (Aracan) kwamen twee
schepen binnenalsmede van Calcutta één vreemd schipalle met rijst
salpeter enz. beladen; terwijl in 1848 op Engclsch Indië geenc handelsbe
trekkingen hadden plaats gehad. Naar de Kaap de Goede Hoop is, even als
in 1848, slechts één Nederlandsch schip vertrokken. De handel op de kust
van Guinea is ook in 1849 voortgezet. Twee reizen heen en terug zijn der
waarts ondernomen. In den aanvang van dit jaar vertrok wederom een schip.
Een nieuwe brik, voor den handel op die kust gebouwd, is in de vaart ge-
bragt. Van Siera Loona is een vreemd schip aangekomen.
Van Suriname en Nickery kwamen in het afgeloopen jaar elf Nederlandsche
schepen binnen; twee minder dan in 1848.
Onze handel op Curacao verlevendigde zich in het afgeloopen jaar, en deze
l)ezitting schijnt eene betere toekomst te gemoet te gaan. De handelsbetrek
kingen op Brazilië waren in het afgeloopen jaar talrijker dan vroeger. Negen
tien schepen waaronder echter geene Nederlandschezijn van daar binnen
gekomen. Ook in 1849 is de handel op de staten aan de Plata rivier onbe-
duidend geweest. Er doen zich echter betere vooruitzigtcn op.
fn den handel met Peru, Nieuw Grenada, Cuba en Haiti is geen achter
uitgang bespeurd. De scheepvaart op de Vereenigde Staten was in het afge
loopen jaar zeer belangrijk, en overtrof die van 1848 aanmerkelijk. Jn 1849
zijn niet minder dan 63 schepen (waaronder 7 Nederlandsche) aangekomen, j
derhalve 20 meer dan in 1848. De aanvoer van Amerikaanschen tabak, te
Rotterdam, was dan ook buitengewoon groot, en bedroeg 15,784 vaten, ter
wijl in 1848 slechts 9260, en in 1847, 11,040 vaten waren aangevoerd.
Het getal landverhuizers, welke van Rotterdam regtstreeks naar Noord-
Amerika vertrokken, bedroeg 4819 (751 meerder dan in 1848) waaronder
1748 Nederlanders (273 minder dan in 1848). De laatstcn vertrokken meest
alle naar New-York.
Het getal vreemde landverhuizers, van Rotterdam naar Havre vertrokken,
was daarenboven zeer aanzienlijk en gaf veel verlier.
De handel op Frankrijk had in 1848 meer dan in eenige andere Rijken
den invloed der tijdsomstandigheden ondervonden, doch was in 1849 wederom 1
vrij levendig'. Zoo heeft zich onder anderen te Leydcn meerder vertier in
den wolbandel met dat land geopenbaard.
liet getal schepen van Havre, te Rotterdam binnengekomen, beliep 80
(ruim de helft meer dan in 1848); het waren bijna uitsluitende sloombooten
in geregelde vaart. Vervolg hierna).
's GR AVENIIAGF,7 November.
Z. M. de Koning is lieden nacht van Socstdijk in de Residentie teruggekeerd.
AVijlcn de Baron AY. II. J. van AVestrecnen van Tiellandt, den 22stcn No
vember 1848, alhier overleden, beeft bij uiterste wilsbeschikking zijne ver
zameling' van boeken handschriften kaartenplaten penningenmunten
oudbedenschilderijen en zeldzaamhedennagelaten aan liet Rijkopdat
die verzamelingen in zijn buis gerangschiktzouden vormen en uitmaken
het Museum Meermanno-Wesireenianumonder bepalingdat zij aldaar
ten gebruikc zullen verstrekkendoch nimmer worden uitgeleend. Het
opperbestuur is door den erflater opgedragen aan den tijdelijken Bibliothecaris
der Koninklijke Bibliotheek.
Bij Koninklijk besluit van den 2<lcn Julij 1849, werd de Minister van Bin
nen]. Zaken gemagtigd, die nalatenschap te aanvaarden, en in September
zijn de verzamelingen overgegeven aan voornoemden Bibliothecaris.
Het was algemeen bekend dat de Baron van der jeugd af een verzamelaar
van boeken munten cn zeldzaamheden wasdat liij bij veel kennis de mid
delen bezatzoowel door zijn vermogen als door zijne betrekkingen uitge
breide correspondcnlien en reizen zoodanige schatten bijeen te brengen.
De door hem geschreven catalogus bevatte slechts gedeeltelijk de opgave
zijner boeken uit dc XVde eeuwzijner munten en van een gering deel zijner
oudheden. Bij nader onderzoektoen uit verschillende kasten en bewaar
plaatsen in papieren gewikkelde en sinds jaren daarin opgesloten pakken
met de kostbaarste boekwerken te voorschijn kwamen, bleek het dat de ver
wachting nog verre overtroffen werd.
Behalve eene gewone bibliotheek van ongeveer 12,000 boekdoelenIrevat
het zoogenaamde kabinet 200 bandschriften sommige van hoogen ouderdom
en van uitnemende schoonheid en waarde; 1,200 drukwerken der XV(k' eeuw,
waaronder zeldzame editiones principes, xylographische drukkende beide
Latijnsche uitgaven en de tweede Hollandsche druk van den Spiegel onzer
behoudeniseen volledig en eenig exemplaar van den Donatusmet de
Ilaarlemsche letters gedrukteene uitgebreide verzameling van fragmenten
van den Donatus en van het Doctrinale van Alexander Gallus; 36 werken
op perkament gedrukt, waaronder het Psalterium, te Mentz in 1459 ge
drukt 36 Aldijnen500 Elzevierscn eene menigte zeldzame of merkwaar
dige boeken o. a. een fraai volledig exemplaar van den Polyglot van Xime-
nesprachtuitgaven groot-papieren enz.; eindelijk ongeveer 3,000 zeldzame
staatkundige stukkenbetrekkelijk de geschiedenis der Nederlanden.
Het kabinet antieke Grieksche en Romeinschc penningen en moderne me
dailles en munten bestaat uit ongeveer 10,000 stuks.
De verzamelingen van EgyptischeEtrurische GriekscheRomeinschc
Germaansche cn andere oud- en zeldzaamheden zijn zeer aanzienlijk en be
vatten vele opmerkelijke stukkenwelke zelfs aan grootere musea tot sieraad
zouden verstrekken.
Behalve dit alles is er nog cene belangrijke collectie zegels en afgietsels
van gesneden Steenenautographenjilatcn cn kaarten.
Ilct nazien van deze tallooze voorwerpenhet catalogiseren der boeken cn
de rangschikking van beide, waaromtrent door den erflater niets was be
paald heeft veel tijd en moeite geëischtmen is thans zoo verre gevorderd
dat met de in-orde-brenging van het locaalhet plaatsen der noodige kasten
enz. een begin kan gemaakt worden, waarna de inrigting van het museum
zal volgen en de dag der opening nader worden aangekondigd.
tvscele Siiainer <2ef ëLSaten-fZeseevaat.
Zitting van Dingsdag 5 November.
In deze zitting heeft de vergadering zich bezig gehouden met het verder
opmaken der nominatie voor dc vervulling der vacaturein den Hoogen
Raad ontstaan door het eervol ontslag van den Raadsheer Th. Baron van
Ilerzeele. Op die nominatie zijn na de Hecrcn Mutsaers en Schmolckin
de vorige zi tting tot candidatcn verkozennog gebragt de Heeren
Mr. W. J. C. van HasseltLid der Arrondissements-Regtbank te Amster
dam en Lid der Kamer.
Mr. G. van IJsselstein R.aadshecr in het Ilof van Zeeland en
Jhr. A. G. van VredenburchOfficier van Justitie bij de Arrondissements-
Regtbank te Middelburgmet het lot tegen den Heer Mr. N. Olivier Advocaat
te Lcydendie beide 27 stemmen erlangden.
Door de Commissie voor de verzoekschriften isbij monde van den Heer
van Doornrapport uitgebragt omtrent het onlangs ingekomen adres van
den Heer Nahuys, Lid der Rekenkamer. Dat stuk zal, als behelzende bij
zonderheden omtrent het fonds van den Hoogen Raad van Adel, ter griffie
worden nedergelegd, en als houdende bijzonderheden die den Minister van
Finantiën persoonlijk betreffen, op verlangen van dien Minister, aan dezen bij
afschrift worden toegezonden.
In het verslag der Commissie bestaande uit de Heeren Groen van
Prinstcrer, Bachiene, van Doorn, van Goltstein, Poortman, omtrent de wij
ziging der wet van 1846 op dc burgerlijke pensioenen, blijft dat men na
genoeg algemeen den vorm van dit wets-voorstel onaangenaam en ongeluk
kig gekozen noemt.
Nog veel meer dan de vorm hebben de strekking en inhoud der voorge-
dragene wijzigings-wet aanleiding tot ernstige beschouwingen gegeven. Nie
mand kon ontkennendat de burgerlijke pensioenen aan de schatkist een
drukkenden last opleggenwaarvan het gewigt nog schijnt toe te nemen.
Een vrij aanmerkelijk aantal leden toonde zich voor het denkbeeld gestemd
oin in het vervolg het pensionneren der ambtenaren af te schaffen. Als ieder
ander ingezeten zelf zorgen moetdat hij in den ouden dag met de zijnen
voor gebrek beveiligd blijve, heeft het iels onregtvaardigs in dat alleen en
uitsluitend ten behoeve der ambtenaren de Staat die zorg op zich neemt.
Dit gevoelen werd door vele andere leden met nadruk bestredennaar
wier inzien er niet aan te denken viel om het beginsel van het pensionneren
der burgerlijke ambtenaren uit onze wetgeving te doen verdwijnen. Billijk
heid en regtvaardigheid brengen mededat trouwe en veeljarige diensten
aan den lande bewezenook dan eenigermate vergolden wordenwanneer
ouderdomziels- of ligchaamsgebrekon den afgelecfden ambtenaar beletten
te zijn wat hij vroeger was.
Terwijl alzoo onder de leden verschil van mccning heerschte over de vraag,
of al dan niet voor de toekomst moet worden vastgehouden aan het begin
sel, om, onder bepaalde voorwaarden, pensioen aan burgerlijke ambte
naren toe te kennen was men het daaromtrent eensdatals er eenig af
doend en aanwendbaar middel te vinden wasom den last der pensioenen
voor de schatkist te verminderen dat middel voorzeker ter hand moest wor
den genomen.
Hierna zijn do beide boofdwijzigingendie dc Regering in de wet van
j 1846 voorsteltnamelijk de opheffing van liet Pensioenfonds voor Burger-