gems- en van tie zorg' bij hun ontslag aangewend wordende tot het verschaffen
der middelen, die althans de mogelijkheid aanbieden 0111 hen als waarlijk
verbeterde menseben in de maatschappij te doen terugkceren en op eene eer
lijke wijze in hun onderhoud te voorzien, waartoe belangrijke uitgaven ge
vorderd worden. Het mag ook hieraan worden toegeschreven dat het gedrag
der gevangenenmet enkele uitzonderingenalle reden tot tevredenheid heeft
gegeven, en er zijn gevolgelijk weinig of geene straffen behoeven opgelegd te
worden, en dan nog alleen wegens kleine overtredingen van orde. Die orde
en tucht wordt trouwens goed gehandhaafden daar waar het reglement van
Massificatie is toegepast, heeft het behoorlijk gewerkt.
In de volgende gevangenissen zijn, gedurende het jaar 1349 bij afwisseling
in het gesticht aanwezig geweest, als volgt: Huis van Militaire detentie onder
Oegstgeest (nabij Leyden) 643. Strafgevangenis te Woerden 634. Gevange
nis voor veroordeelde vrouwen te Gouda 366. Iluis van burgerlijke en mili
taire verzekering te 's Gravenhage 672. Gevangenis voor jeugdige veroordeel
den te Rotterdam 325. Huis van arrest te Rotterdam 428. Huis van arrest
te Leyden 300. Huis van arrest te Gorinchem 118. Huis van arrest te
Dordrecht 75. Iluis van arrest te Brielle 127. Totaal 3688bedragende
echter de bevolking op 1 Januarij 1850 slechts 1585, zijnde 172 minder
dan het vorig jaar.
'sGRAVENHAGE, 5 November.
Z. M. heeft op voordragt van den Minister van Binncnlandsohe Zaken be
noemd tot Broeder der Orde van den Nedcrl. Leeuw, den Heer A. Swaan,
Burgemeester en Opper-Strandvonder te Terschelling, wegens zijn moed en
beleid bij de redding van het den 29stcn September gestrande Fransche schip
le Jeune Auguste.
Z. M. vertrekt morgen naar Soestdijk.
De Regering dezer Stad heeft eenen brief ontvangen van II. K. II.
Prinses Louise, Kroonprinses van Zweden en Noorwegen, waarbij zij haren
dank betuigt, voor het haar bij haar huwelijk aangeboden geschenk.
De Heer Mr. 1. J. van Hees van Berkel, Dijkgraaf van Rijnland, beeft
dezer dagen eene brochure uitgegeven, ten bctooge dat de Ingelanden van
Rijnland regt hebben op eene behoorlijke uitwatering, zoowel volgens de
vroegere oorkonden als volgens de overeenkomst in 1847 gesloten met de
Commissie voor de droogmaking van het Haarlemmer-Meer.
Uit het verslag wegens het onderzoek van het ontwerp van wethou
dende nadere voorziening tot verdere voortzetting van de werken tot droogma
king van het Haarlemmer-Meerblijktdat daarbij o. a. dc volgende be
schouwingen van algemeenen aard zijn gemaakt:
Ofschoon men het betreurdedat tot bereiking van het doel dezer onder
neming nog eene zoo aanzienlijke som boven hetgeen sedert 1839 daaraan
reeds is te koste gelegdwordt vereischtmeenden de leden echter vrij alge
meen aan deze wets-voordragt hunne goedkeuring niet te mogen onthouden,
vermits alleen langs dien weg de voltooijing mogelijk wordt van een werk,
dat niet zonder grootc inspanning en aanzienlijke geldelijke opofferingen tot
op de tegenwoordige hoogte is gebragt kunnen worden. Men besefte de nood
zakelijkheid, dat eenmaal, en wel zoo spoedig mogelijk, het doel der onder
neming mogt bereikt worden, en oordeelde dat, in den tegenwoordigen stand
der zaak, de afkeuring der voorgedragene maatregelen grooter nadeel zou
met zich voerendan eene verhooging der vroeger vastgestelde som. Vele
leden vonden zich in dit gevoelen bevestigd door de overwegingdat dc be
doelde verhooging meer schijnbaar dan wczentlijk wasdewijl zij strekken
moest om terug te geven wat uit de gelden voor de droogmaking van het
Haarlemmermeer bestemd, ten behoeve van andere onderwerpen, waarop in
1839 niet was gerekend, als de lie taling van renten en liet aanleggen
van verdedigingswerken, was verstrekt. Uit dit oogpunt beschouwd, meen
den de bedoelde leden in dit ontwerp veeleer eene herstelling dan eene uit
breiding van het aanvankelijk vastgesteld bedrag ten behoeve der droogma
king' te vinden.
Doch welk gevoelen men ook ten dien aanzien was toegedaan, algemeen
gaf men de hoop te kennen dat de nu voorgestelde maatregelen afdoende en
de gevraagde gelden genoegzaam zouden zijn om de droogmaking van het
Haarlemmermeer te volbrengen terwijl de overtuiging van de hooge nood
zakelijkheid der voordragt het deed betreurendat zij niet vroeger was aan
geboden. Reeds in het vorige jaar heeft de regering in 91 der memorie
van beantwoording betreffende de staatsbegrooting over 1850 medegedeeld,
dat het voornemen bestond om weldra een maatregel aan de Kamers voor tc
stellenten einde met gemeen overleg dc voltooijing van deze nationale on
derneming te verzekeren. Bij de overweging, dat elk uitstel schadelijk is,
zoowel voor dc onderneming zelve als voor de belangen van het Hoogheem
raadschap van Rhijnlandwenschte men door de Regering te worden inge
licht ten aanzien der oorzaak van het zoo lang uitblijven dezer voordragt.
De Arr.-Regtbank alhier, heeft lieden AV. Verbeek, Drukker te Delft,
aangeklaagd door Jhr. Mr. R. L. van Andringa de Kcmpenaer, als in een ge
schrift, uitgegeven, zonder den naam des schrijvers, getiteld Heldendaden
van de Kempenaerbezongen door Joost de Campenaerden klager
hebbende belasterd of gehoond, schuldig verklaard aan dc wanbedrijven
van laster en hoon, in een gedrukt en verspreid geschrift; en hem ver
oordeeld, wegens den laster, tot eene gevangenisstraf van driemaanden,
eene geldboete van ƒ100, met ontzetting voor vijfjaren, van dc regten, in
art. 42 van het wetboek van strafr. vermelden wegens den hoonin eene
geldboete van 50; en eindelijk in de kosten der publieke actie, en op dc
vordering van de gevoegde beleedigdc partij, is verklaard, dat bet- boven aan
geduid geschrift is lasterlijk, honend en beleedigend, en deze gemagtigd orn
als vergoeding voor de schadein zijne eer en goeden naam geledenten
kosten van den beklaagde dit veroordeelend vonnis, bij afschrift, ten getale
van 20 exemplarente doen aanplakken te 's GravenhageAmsterdam en
Rotterdam, mits de kosten hiervan, ƒ150 niet te boven gaan.
ITiveede Siamer t&e.t'
Zitting van Maandag 4 November.
In deze zitting heeft de Heer v. Dam v. Isselt geantwoord ten opzigte der
ophelderingen hem door den Minister van Binnenl. Zaken gevraagd, die den
Minister van willekeur had beschuldigd, ter zake van de uilnoodiging aan de
plaatselijke besturen, bij rondgaanden brief van 2 Dcc. 11., onr met liet oog
op de Grondwet, in de vergunning van bijzondere scholen vrijgevig te werk
tc gaan, in strijd met de wets-bepalingen van 1806. Spr. meent dat dc Mi
nister daarbij is afgeweken van een algemeen grondwettig beginsel, dat alleen
de wetgevende magt bevoegd is de wet te veranderenen handelt vervolgens
over de magt van Gedeputeerde Staten in die zaken, en zegt ten derde dat
hij willekeur heeft gezien in de handelwijze ten opzigte van een paar scliool-
zaken in Gelderland, en dringt aan op de voordragt der wet op het onderwijs.
De Minister heeft op een en ander 't geen spr. in eene uitvoerige rede had
ontwikkeld, in 'tbreede geantwoord en al aanstonds gezegd dat bij Minister,
onmogelijk zich voor als nog bij al dc werkzaamheden die van hem gevergd
wordenuitsluitend het aan bezorgen van eene wet op het onderwijs mag of
kan wijden, en de betichting van willekeur, naar zijne meening wederlcgd, en
gezegd dat hij er prijs op stelt dat die wederlegging voor ieder duidelijk zij.
Hij weet dat hij in vele opzigten te kort schiet, maar ten aanzien der regt-
vaardigheid van zijne handelingen, meent bij voor niemand te moeten onder
doen. Dwalen kan hij, maar tot handelingen te komen die het kenmerk
van onregt en willekeur dragen, dat nimmer.
Daarna heeft de Heer v. Dam verklaard dat hij zich overtuigd houdtdat
de Minister niet opzettelijk een onregtvaardigheid zal begaan; doch meent be
wezen te hebben dat er onregelmatige handelingen hebben plaats gehad en
blijft aandringen op een nieuwe wet op het onderwijs. De Minister antwoordt
hier nog kortelijk op, daarna voeren dc Ileeren Mackay en Groen nog een
oogenblik het woord ter wederlegging van de gevoelens des eersten sprekers,
omtrent het onderwijswaarna de beraadslagingen worden gesloten.
De Vergadering is vervolgens overgegaan tot het opmaken van de nominatie
ter vervulling der vacature m den Iloogen Raadontstaan door het eervol
ontslag van den Heer M1'. Th. Baron van Ilerzeele. Op de lijst zijn gebragt:
de Ileer Mr. J. A. Mutsaerslid van de Tweede Kameroud-Minister van de
R. K. Eeredienst, als eerste candidaat, en de Heer Mr. S. Schmolck, Raads
heer in liet Hof van Zuidholland, als tweede candidaat. De Vergadering heeft
besloten morgen met het opmaken der nominatie voort te gaan.
In dezelfde zitting is algemeen verslag uitgebragt: 1°. omtrent het wets
ontwerp betreffende dc helling der grondbelasting in het Hertogdom Limburg;
en 2°. omtrent dat tot vaststelling van liet regt van registratie voor dc brie
ven van naturalisatie. De dag waarop over die wets-ontwerpen beraadslaagd
zal wordenzal nader worden vastgesteld.
Bij bet onderzoek van de begrooting in de afdeelingen, hebben vele
leden onder andere bedenkingen den wensch geuit dat voor het Dep. van Jus
titie een crcdiet-wet werd aangenomenter aansporing van de regering tot
regeling van het Justitie-wezen op meer eenvoudigen en min kostbaren voet,
voorts is er weer gesproken over verkooping van landen op Java ter aanvan
kelijke schuldvernietiging. Van reeds spoedig uiteengaan der Kamers is geen
sprake.
AMSTERDAM, 4 November.
Dc voorlezingen door Mr. I9, da Costaop Vrijdag den 15llcn dezer tc ope
nen zullengelijk de aankondiging luidtten onderwerp hebben Taal en
moderne poëzyin verband met geschiedenis en nienschkunde en met
gestadig terugzigt op de Nederlandse/ie Letterkunde en Nationaliteit.
Men verneemt dat, voor een aanmerkelijk gedeelte, de vorm ter behan
deling van dit onderwerp zal zijn eene levens- en karakter-beschrijving van
merkwaardige dichters van onderscheiden volksstam aanleg en beteekenis in
dc geschiedenis van bunnen leeftijd.
Dusonder anderenzal in dat overzigt Italië door Danté en TassoEn
geland door Milton en ByronDuitscliland door GoëthePrankrijk door
Racine en LamartineNederland door Vondel en Bihlerdijk vertegenwoordigd
worden
Beschouwingen over den aard der menschelijke taalover het wezen der
poëzy in bare onderscheidene vakken en over dc bronnen waaraan inzon
derheid onze Nederlandsche poëzy zich gelaafd heeftzullen bij wijze van
uitvoerige inleidingende evenbedoelde persoons-beschrijving der dichters
voorafgaan.
Gisteren avond te 6 ure is er brand ontstaan in de suikerfabriek van
den Heer AVijtboff, op de Lauriergracht bij de Baangracht. De vlammen
vernielden in den tijd van weinige uren dc gehcele kap van het gebouw
doch liet gelukte den brand bij dit erf tc bepalen en de naburige huizen,
vooral het naastgelegen R. C. weeshuis, voor belangrijke schade te verhoeden.
Naar men vermoedt is de brand in de stoof ontstaan.
Een bediende bij dc Nederl. Bank is voortvlugtigeen tekort van
ƒ11,000 in de hem toevertrouwde kas achterlatende.
Door de Ned. Handel-Maatschappij zijn bevracht 3 schepen voor deze
stad. en 3 voor Rotterdam.