LEYDSCHE COURANT.i \im WOENSDAG, 30 OCTOBER. BIXXEXLAXPSCHE BERIGTEX. De Courant wordt Maandags Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt vit Zaturdag Avond, i' V' "0 De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN29 October. Te Utrecht is tot lid der Prov. Staten verkozenMr. A. J. van Beeclc Cal- koen; te Sneelc Mr. S. van Weideren, Baron Renders, en te Dokkunr, E. P. Brunger en Jhr. J. M. van Haersma de With. Te Sneek moet voor een an der lid nog overgestemd worden. HET HAARLEMMER-MEER. Vervolg en slot van ons vorig nommer). Art. IV. Leverantie van stoomwerktuigen ter uitmaling van liet Meer stichting daarvan enz. Er was bij het aanvangen der werkzaamheden geene bepalingwelke be weegkracht tot de uitmaling zou worden aangewend: wind en stoom te za- men, volgens het plan van 1837, of stoom alléén. Er werd besloten, dat drie deskundigen in Engeland zouden gaan opnemen, wat aldaar ten opzigte van de stoomwerktuigen tot droogmaking zou te leeren zijn: de Heeren Beijerinck, Lipkens en Simons. Op grond van hun rapport, dat stoomwerk tuigen in aanleg goedkooper, in onderhoud niet duurder dan windmolens zouden zijn, besloot de Regering in November 1840, tot droogmaking door stoom. Eerst anderhalf jaar nadat de Commissie was ingesteld, werd dit besluit genomen, en de dadelijke uitvoering was toch nog onmogelijk. Noch de hier te lande bekende vroegere of latere stoomwerktuigen tot droogmaking be stemd, noch de daarvoor in Engeland gebezigde, waren volgens het gevoelen van deskundigen navolging waardig. Alles van dien aard was ook op kleine schaal en in kolenverbruik te kostbaar. Dit verbruik ging tot 8, zelfs tot 10 pond steenkolen per paardenkracht in het uur, doch in Cornwallis overtrof het in de werktuigen voor de kolenmijnen 1, a 2 pond niet. Bij de bewust heid dat een gering verbruik van brandstof vooral verkregen wordt bij groote stoomtuigen; hij de zekerheid dat weinige, ofschoon magtiger gevaarten, in stichting en onderhoud betrekkelijk veel goedkooper zijn dan een grooter ge tal geringe, kwam men op het denkbeeld op groote schaal daar te stellen, wat nog nergens elders bestond. Het onderzoek in Engeland had de groote voordeelen van stoomtuigen met pompen doen uitkomen. Men trachtte met zulk eene nieuwe pomp proeven te nemenmaar de hier te lande beschikbare stoomwerktuigen schoten daartoe te kort. Hiermede was tijd verloren, en nu achtte de Commissie het raadzaam een der altijd benoodigde stoomwerktuigen voor de droogmaking al aanstonds aan te schaf fen, en aan de bedijking van het Meer op te rigten. Het was ook te ge waard in éénsnaar de regelen der theorie alleenal de stoomtuigen voor de uitmaling te gelijk te vervaardigen. Van daar dan het proefstoointuig de Leeghwater. Maar nu moest daarvoor eene nieuwe zamenstelling worden uitgedacht; deze gevonden zijnde, in naauwkeurige teekeningen worden overgegoten, op die teekeningen het stoomtuig vervaardigd en eindelijk het geheel opge steld en in werking worden gehragt. Hiertoe werden niet alleen genie en studie vercischtmaar ook genoegzame beoefening van het stoomwezen. De medewerking werd ingeroepen van twee Engelsche Ingenieurs, Arthur Dean en Joseph Gibhs, inzonderheid met de Cornwallsche stoomwerktuigen bekend, van welke inrigtingen voor de onze veel moest overgenomen worden. Het volledig ontwerp van den Leeghwater kwam, na al deze werkzaam heden en na veelvuldig overleg, eerst in Junij 1842 tot stand. De Commissie wilde de uitvoering aan de fabrieken van stoomtuigen hier te lande opdragen, maar er werden overdreven sommen gevraagd: zij moest dus trachten in Engeland aannemelijker prijzen te bedingen; de onderhande lingen hadden stellig eene vertraging van eenige maanden ten gevolge. Eerst in Februarij 1843 konden twee overeenkomsten worden gesloten, de eene met de Engelsche fabriekanten Fox en Comp. en Harvey en Comp.tot levering van het eigenlijke stoomtuig en van de pompen; de andere met de Heeren Paul van Vlissingen en Dudok van Heel te Amsterdamvoor het leveren van de balansen en ketels. Te gelijker tijd werd door den Aannemer de Laat in openbare aanbesteding aangenomen de stichting van het gebouw. Den Ingenieur J. A. Beijerinck komt alle lof toe wegens de plans en be stekken van het gebouw, dat, geheel nieuw en vreemd, door hem moest worden in verhand gebragt met teekeningen, aan de theorie alleen ontleend. De Engelsche fabriekanten bleven intusschen met hunne werktuigen verre in tijd ten achtere; zij moesten met de opstelling aan de Kaag gereed zijn ongeveer 14 maanden na de goedkeuring van het contract, dat is in April 1844, doch het werd September 1845 alvorens de Leeghwater kon beproefd worden. Tot hunne verdediging kan worden gezegd dat zij hij de opstelling te worstelen hadden (zoo als later telkens ook bij de andere stoomtuigen het geval is geweest) met gestrenge winterkoude en met ziekten van velen dei- overgekomen Engelsche werklieden, aan onze luchtgesteldheid ongewoon en voor wie de hoorden van het Meer niet de gelukkigste standplaats waren. Wat zij leverden was volgens het verslag der Commissie goed, was uit muntend liet waren gewrochten van ongekende groottemet verwonderlijke naauwkeurigheid bewerkt. Naar het gevoelen der Commissie heeft het onge wone der zaakzoowel als het mislukken van eenige stukken bij de eerste vervaardiging, tot het oponthoud medegewerkt. Wat de fabriekanten van Y lissin gen en van Heel hebben geleverd, was, gelijk door de Commissie is gezegdnaar de getuigenis der Engelsehen zeivenuitmuntend. Toen nu de Leeghwater eindelijk, na anderhalfjaar verwijl, ter beproe ving gereed wasmoest die nog volgen. Het is eene bekende zaakdat groote nieuwe stoomwerktuigen geacht worden een jaar te vereisclien, alvorens in alles geregeld en goed te loopen. Dat die tijd heenging hij eene zoo afgele gene plaats, zal geen deskundige verwonderen. Meermalen verliepen er we ken lang, eer eenige hapering was ontdekt en verholpen, eer eenig toestel tot waarneming der uitkomsten was uitgedacht en vervaardigdeer ziekte of verhindering van de deskundigen, wier zamenkomst op de plaats vereisclit werd, was geweken. Ten slotte werd dan toch de gelukkige uitkomst ver kregen, dat de Leeghwater allezins goed werd bevonden, dat hij aan het oogmerk voldeed, dat hij van proef-stoomwerktuig tot model-stoomwerktuig was geworden; en den 6den November 1845 werd hij door wijlen onzen ge- ëerhiedigden Koning A Vil Jem II en zijne Vorstelijke Zonen in oogenschouw ge nomen, in volle werking zijnde, nog niet tot ontlediging van het Meer, want dit was niet gesloten, maar (door kunstmatige inrigting) zoo als hij werken zal, wanneer het Meer tot op den zomerstand van den toekorastigen meerpolder zal zijn afgemalen. De Leeghwater brag-tvolgens verkregen verslagenvan dat zomerpeil op den boezem, dat is tot ongeveer 4) el hoogte, hij eiken slag G6 kubiek el len water op. Wordt het waterverlies tot zelfs op op T'f gerekenddan bleef de werkelijke opbrengst 60 kubiek ellen. Het werktuig deed 7 a 8 slagen in de minuut. Naar die krachtwaren nog twee zoodanige stoom werktuigen tot de droogmaking van het Meer overvloedig. Daneenige ver beteringen, welke de ondervinding aangewezen had, werden bij die twee volgende werktuigen nuttig gekeurd, als: acht pompen in plaats van elf, doch ieder van eenige meerdere grootte, zoodat zij evenveel water zouden opbrengen als de elf; de schoorsteen meer naar het ketelhuis; de standplaats van den Machinist achter, in plaats van vóór den regelingstoestel; de balan sen hoven, in plaats van onder den grooten kap, één ketel meer, en gewij zigde inwendige inrigting; een steviger bouw van den muur waarop de stort- vlocr steunt; en gewijzigd voedings-toestel. Met deze voorname en andere kleine verbeteringen werden nu de plans ontworpen voor den Cruquius bij Haarlem en voor den Lynden aan de zijde van Amsterdam. De nieuwe overeenkomsten met dezelfde fabriekanten, zoo hier te lande als in Engeland, konden niet tot stand komen voor No vember 1846. De Lynden moest gereed zijn in Mei, de Cruquius in Augustus 1848, maar kwamen eerst in December 1843 en April 1849 tot ondersteuning van den Leeghwater, die sedert Mei 1348 werkte. Toen de Leeghwater aanvingstond het water in het Meer op 0.65 it 0.68 onder het bekende Amsterdamsche peil. 1°. Oct. 11. was het gedaald tot 2.87 el onder Amst. peil. Uitgestrekte boorden liggen reeds droogeen gc- heele oude weg is nabij de Lynden reeds bloot gekomen met een aantal funderingen van gehouwenbruggenhoofden of molens. De werktuigen voldoenvolgens de rapporten der Commissie uitnemend alleen de ketels geven aanleiding tot veelvuldig herstel en de pompzuigers behoeven gaandeweg versterking.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 1