LEYDSCHE COURANT YYOEiNSDAG, 14 AUGUSTUS. BIm EN L .4 N DSCHE BER I G TEN Do Courant wordt Maandag, Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag hoint uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke nommers werden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 13 Augustus. Yolgcns bepaling van Z. Exc. den Minister van Binncnl. Zaken, is bet hoofd district Leyden verdeeld in de onder-districten: Leydengemeente van dien naam; Warmond, gem. Warmond, Vennip, SassenheimKatwijk, gem. Katwijk, Rijnsburg, Valkenburg, Ongstgeest; Soelerwoude en Voorschoten, gem. van dien naam; Leyderdorp, gefh. LeyderdorpHoogmade, Koudekerk; Ilazerswoudegem. Hazerswoude, Benthuizen, Hoogevcen Alplien, gein. Alphen, Aarlanderveen Oudshoorn, gem. Oudshoorn, Woubrngge, Bodegra ven, Zwammerdain; Nienwveen, gein Nicnwveen, Ter Aar; Alkcmade, geril. Lage Boekhorst, Alkemade, RijnsaterwoudeLeyinuiden, gcm. Leymuidcn Kalslagen, Aalsmeer, Uithoorn, en Ouder-Amstel gem. van dien naam; Nieuwer-Amstelgem. Nieuwer-Amstel en Biet wij keroord. I)e Directie van den Holl. Spoorweg heeft bekend gemaakt, dat al de treinen ook ep Zon- en Feestdagen zullen doorloopen. Uit 'sGravesande meldt men, dat den 10,len dezer door de reddingsboot aldaar van het op den hoek van Holland gestrande Kofschip Egberdina Schu- ringa, Kapt. G. J. Orsclvan Sunderland naar Botterdam, met Steenkolen, zes personen gered zijn, namelijk de Kapitein, Stuurman, twee Matrozen en twee Kinderen. De Vrouw van den Kapitein met haar 7 jarig Zoontje waren den vorigen avond reeds over boord geslagen. Den 8steD dezer is in het dorp Laar, in bet graafschap Bentheim, zeer plotseling overleden de welbekende publicist en dichter G. A. C. W. Marquis de Thouars. Ilij verkeerde sedert lang in zeer armoedige omstandigheden cn overleed in cene armelijke woning van behoeftige lieden, zonder dat hij in zijn laatste levensdagen hulp of verpleging gehad had. [Ned.) In België zijn door de zware regens onderscheiden rivieren en wateren vooral in West-Vlaanderen zoo hoog gerezen, dat het land onder water slaat cn aan de gewassen aanmerkelijke schade is loegehragt. Diezelfde herigten ontvangt men van den Boven-Rhijn. Op meer dan ééne plaats hadden daar wolkbreuken plaats gehad. Vijfde vervolg der mededeeling betreffende al onze Overzeesche Bezit tingendoor den Minister van Koloniën aan de Tweede Kamer. (Zie N°. 98.) II. De Ziiidcr- en Ooster-afdecling begrijpt in zich alle de kustlanden van Borneo, gelegen op de Zuidkust ten oosten van Malam en Kadawangan, en op de Oostkust van den Zuidhoek af, noordelijk tot en met Berowbenevens de omliggende kleinere eilanden en de gezamenlijke binnenlanden, grenzende aan die der wester-aldeeling. liet federatief rijk van Berow, zaamgesleld uit de landschappen Boelongan Gocnong Teboer en Tandjong, maakt de laatste onderhoorigheid dezer afdeeling ten noorden uit. Boelongan is het meest noordelijke dier landschappen cn de laatste onderzoekingen hebben geleerd dat in de stroomgebieden van cenige kleinere rivieren tot op 4° 20' noorder breedte Boelongansche hoofden gevestigd zijn. Het gebied der zuidooster afdeeling is dat, hetwelk vroeger het rijk van Banjerinassin uitmaakte. Onze Compagnie bezat ter hoofdplaats van dien naam reeds in 1711 een etablissement, en de Sultan had hare suzereiniteit over zijn rijk erkend hij het traetaat van 13 Augustus 1787, hetwelk tevens de kustlanden in volle souvereiniteit aan de Compagnie toekende. Het eta blissement te Banjerinassin werd in 1809 ingetrokken. Onder het Britscb tusscbenbestnur hersteldkeerde het, krachtens de Loiidenscbc conventie van 1814, op 1 Januarij 1817 onder Nederlandscli gezag terug. Het Britscb be stuur bad inmiddels met den Sultan een nieuw trrctaat gesloten, waarbij het aan dien Vorst in leen gelaten gebied nog meer ingekort en de afstand in souvereiniteit van geheel bet overige rijk van Banjerrnassinmet name al de kustlanden van Berow tot Kottawaringin, is bekrachtigd geworden. Op den- zelfden grondslag berusten de tractaten sedert door het Nederlandsch bestuur met den Sultan van Banjerinassin gesloten ten gevolge waarvan liet leenroe rig eigen gebied van dezen Vorst thans bestaat nit de landen, noordelijk van de hoofdplaats Banjerinassin langs den linker oever der Banjer- of Rarilo- rivier over de stroomgebieden der Prakan en Kaijoe-Terigie, beide takken van dien grooten stroom, zich uitstrekkende, cn ten oosten door de binnenlanden van Passie en Tanak Bocmbae begrensd. Hunne bevolking zal niet veel meer dan 120,000 zielen bedragen. Ilct gelicele overige gebied der Sultans van Banjerrnassin behoort in vollen eigendom aan Nederland. Het bestuur daarover wordt regtstreeks uitgeoefend door den resident dezer afdeeling, hetzij met behulp van inlandsche hoof den, hetzij door middel van Enropcsche ambtenaren; waarvan drie als post houders te Tabanio, Schans van Tliuyll en Kween geplaatst zijn, en één als civiel gezaghebber te Marabahan fungeert. De resident houdt verblijf ter hoofdplaats Banjerrnassinen heeft voor het westelijk van daar gelegen kust gebied onder zich een Europeschen gezaghebber te Kottawaringin, en in af wachting van hetgeen nader zal noodig bevonden worden, eerien adsistent- resident voor Koelie en de oostkust van Borneo, Enkele vorsten op de oostkust, vroeger als vazallen van Banjerrnassin hnnne landen besturende, zijn bij speciale overeenkomsten in eene soortgelijke ver houding tot het Gouvernement gelaten. Daar wordt dus ons gezag onder toezigt van den evengenoemden adsistent resident uitgeoefend. Ook in deze afdeeling zijn belangrijke opnamen geschied of voorgenomen. Die van de zuidkust met hare binnenlanden en van een gedeelte der noordoost kust zijn voltooid. De bevolking der znidooster-afdeeling wordt op bijna 450,000 zielen ge steld, met inbegrip van die der sultans landenvroeger opgegeven, doch zonder de nomadische of zwervende Dajak. Onder die bevolking tellen de Rijken van: Koetie voor 96,000, Berow voor 84,000 en Passir voor 12,000 zielen, terwijl die der zuidkust met hare binnenlanden wordt geschat op om streeks 100,000 zielen. De 1 laven van Banjerrnassin is voor den grooten handel opengesteld. De kennis en de henuttiging van den mineralen rijkdom dezer afdeeling, waarvan hiervoren reeds werd gewaagd, is in de laatste jarenTen gevolge van nieuwe ontdekkingenmerkelijk toegenomen. Naar mate allengs de invloed der stoomvaart op de Indische belangen hoo- ger werd gewaardeerd, was het Bestuur te ijveriger bedacht, om de daarvoor onmisbare steenkolen in de kolonie zelve te vinden. Onderzoekingen, heinde cn ver bewerkstelligd, hebben geleid tot de ontdekking der rijke steenkolen- beddingen in den berg Pengaron, mede in de sultans-landen en aan de Baloe- apie. Het terrein is er bij uitstek gunstig, en de afvoer op de rivier zonder noemenswaardig bezwaar. De ontginning is daar met vrucht begonnen. De vereisebte gebouwen en werken zijn aangelegd. Eene aanzienlijke hoeveelheid gegraven kolen werd reeds naar Java verscheept, en de hoedanigheid daarvan is volkomen voldoende bevonden. De volledige exploitatie wachtte afdoende middelen van ontwikkeling, die sedert zijn daargcsteld of aangevoerd. De aanvankelijk verkregen resultaten geven het regt, om als gelukt te beschou wen eene onderneming, die niet alleen de toekomst onzer Indische stoom vaart verzekert, maar ook van het hoogste belang is voor de nijverheid der kolonie. Eene andere gevvigtige, en reeds vroeger gedane ontdekking is die van uit gestrekte ijzergronden in het district Tanah Laut, hetwelk den zuidoost-hoek van Borneo vormt, en eene onmiddelijke onderhoorigheid is van het Gouverne ment. De gedane opnamen schreven aan den erts-voorraad zulk een omvang toe, en deden de plaatselijke gesteldheid, bepaaldelijk in de nabijheid van Tambaga als zoo gunstig voor exploitatie kennen, dat het een en ander in 1848 door middel van de dagbladen ter kennis van het publiek werd ge- bragl, even als de uitkomsten der scheikundige ontleding van den erts, die daarbij was bevonden een der zuiverste ijzer-ertsen te zijn, welke de natuur oplevert. Men voegde hij die bekendmaking het berigt, dal eenige duizenden Ned. ffi van den erts hier te lande voorhanden waren, ten einde te worden verstrekt aan hen, die daarmede proeven van uitsmelting in het groot zou den willen nemen. Geene enkele aanvraag om afgifte van den erts is hij de Regering ingekomen. Voorts is het bekend dat de Borncosclic grond, behalve steenkolen cn ijzer veel goud, cenig antimonium tin, kwik, diamanten en platina beval. Gedurende de laatste jaren is de kennis van Borneo zeer toegenomen en is er datgene verrigtwat volgens die meerdere kennis werkelijk nuttig werd geoordeeld. Hel grootcr deel des eilands is opgenomen door de zorg van den toenrnaligcn Gouverneur, cn de onlangs gemaakte inrigting van bestuur zal, bij goede aanwending, de gelegenheid tot verdere ontwikkeling geven. [Vervolg hierna.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 1