LEYDSCHE
COURAN
WOENSDAG, 31 JUL IJ.
B1NNENLANDSCHE BEKiGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die vun Maandag komt
vit Zaturdag Avond.
De Prijs der Courant is f 13 in liet jaar
de afzonderlijke nommers werden tegen 11)
Centen afgegeven.
I.EYDÈN3ü .Julij.
Bij gelegenheid van de Wedrennen, die den lsten en 3lieD Augustus te Zand-
voort zullen gehouden worden, zullen de treinen van den Holiandschen Spoor-
weg, uitgezonderd de Beurstrein, ophouden aan de Zandvoortsche I.aan.
De Neder). Consul te Philadelphia heeft, onder dagteeltening van den
2dcn dezer, aan Z. M. Zaakgelastigde te Washington herigt, dat een gedeelte
der actiën van de voormalige in 1811 geliquideerde hank der Vereenigde Sta
ten toebehoorende aan Nederlandschc ingezetenen niet teruggevorderd zijn
en mitsdien ter beschikking der actionarissen blijven; onder bijvoeging dat
deze zieh ten dien einde zullen kunnen wenden tot hunne agenten of den
Nedcrlandschen consul, mits hunne gevolmagligden voorziende van eene no
tariële procuratie.
Als actionarissen worden uit deze stad opgegeven: de Heeren P. Lelyveld
voor 20.25 doll., J. Baum voor 8.10, en Moj. II. de Wind voor 32.40, bo
vendien uit Holland zonder aanduiding van plaats L. C. LambratonP. van
VelthovenC. W. van Dedam, J. BleydesteynP. II. M. Buys, P. Noord-
ziek err T. Lely, B Peelcn, en P. Peelen voor 20.25, 405, 108.15, 436,05,
12.15, 12 15, 4.05 en 20.25 doll.
Bij de Tweede Kamer is door den Minister van Koloniën een zeer be
langrijke en uitvoerige mededeeling betreffende al onze Overzeesche bezittingen
ingekomen. Daar de uitgebreidheid geene geheele plaatsing gedoogt, zullen wij
het bij wijze van uittreksel in eenige nummers zoo veel mogelijk achtereen
volgens mededeclen. Het verslag begint met het eiland Java.
finantiè'n. Omtrent den staat der Indische finantiën, zullen de volgende
algemeene beschouwingen, met een overzigt van de laatstverloopen drieja
ren, de noodige inlichtingen verschaffen.
Ter verzekering van den geregelden gang van de dienst op Java en de Bui
tenbezittingen, is in der tijd de bepaling gemaakt, dat steeds, in den regel,
in de verschillende kassen aldaar aanwezig zoude zijn eene zekere som (twaalf
en een half milliocn), onder den naam van administratief kapitaal.
De Indische begrootingen zijn gesplitst in twee doelen. Hel eerste bevat al
de ontvangsten en uitgaven welke in Indië, het andere die, welke in Neder
land plaats hebben. Het eerste deel toont, uit den aard der zaak, steels een
nadeelig slot aan want onder de uitgaven is daarbij begrepen al hetgeen
noodig is tot betaling der voor de consignatie naar Nederland bestemde pro
ducten. In zooverre derhalve de plaatselijke ontvangsten in Indië niet toerei
ken, om, behalve de uitgaven voor het bestuur aldaar, ook te dekken de
inkoops-kosten der bedoelde producten moet het ontbrekende worden aange
vuld uit de opbrengst dier producten hier te lande. Dit geschiedt geregeld,
betzij door het trekken van wissels op het Departement van Koloniën, hetzij
door geldelijke stortingen der factorij van de Nederlandsche Handel-maat-
schappij, tegen restitutie in het moederland, hetzij eindelijk door uitzending
van specie naar Indië; al naar mate zulks in verband tot de behoeften doel
matig wordt geacht. Behalve de terugvloeijirig van het bedoelde geldelijk te
kort naar Indië, uit de opbrengst der producten, in hetzelfde jaar als de
behoefte bestaat worden nog uit die opbrengst gekweten alle andere betalin
gen welke hier te lande moeten gedaan worden voor rekening der Indische
administratie, zoo als: pensioenen, delegatien, verlof-tracteinentenaanvul
ling van het leger in Indië, uitzending van scherps- en oorlogsbehoeften, le
vensmiddelen en andere goederen enz.; eindelijk nog de subsidien voor de
West-Indische bezittingen en die ter Knst van Guinea; terwijl alsdan het
geen overschiet, wordt overgebragt in de schatkist van het moederland, als
koloniale bijdrage.
De slotsmn van al bet vorenstaande is, dat gedurende de drie hierboven
behandelde jarennamelijk 1847, 1848 en 1849, in alle behoeften van het
Indische bestuur, wat het finantiele betreft, is voorzien kunnen worden; dat
over dat driejarig tijdvak eene som van circa 42,000,000 in de schatkist
van het moederland werd overgebragt, en dat in Indië een voldoend adminis
tratief kapitaal aanwezig is gebleven tot het gaande houden van de dienst.
Deze uitkomst mag gunstig geheeten worden, wanneer men in aanmer
king neemt, dat in dat diiejarig tijdvak is begrepen het zoo onvoordeelige
jaar 1848.
Cultureslandbouw en veeteelt. De uitzigten voor de koffij-oogst van
1850 zijn niet ongunstig.
Sedert 1848 heeft eene vrij aanzienlijke inkrimping der indigo-teelt plaats
gehad tegen eene evenredige aitbreiding der suiker-cultuur.
De bovenvermelde inkrimping der indigo-teelt vereischt eenige toelichting.
Men had ondervonden, dat zij in sommige districten bezwarend was voor en
alkeer vond bij den inlander, en den planter aldaar minder voordeden schonk
dan de suiker-cultuur; welke laatste daarenboven betrekkelijk minder gron
den vordert, dan die der indigo, en dus meer velden voor den rijstbouw be
schikbaar laat.
De finantiele nadeden door bet Gouvernement op de thee-cultuur geleden
hebben eene intrekking derzelve in overweging doen nemen. Men beeft zich
echter de overtuiging niet kunnen verschaften, dat thans reeds alle hoop op
eene verbetering, eensdeels van bet product, anderdeels van den te bedingen
prijs, moest worden opgegeven. De Gouverneur-Generaal is mitsdien gemag-
tigd geworden om, wanneer zulks door de belanghebbenden verlangd werd,
mede te werken tol intrekking der thee-ondernemingen wier resultaten en
nitzigten dit wenschelijk maken waardoor het vooruitzigt bestaat dat alleen
de zoodanige in stand zullen blijvenals zich daartoe door eene bijzondere
geschiktheid der gronden en eene voldoende lrevolking aanbevelen.
De Tabaksteelt heeft met groote moeijel ijk heden te kampen gehad, ver
mits het product vrij algemeen bijna onverkoopbaar was, of althans daarvoor
slechts zoodanige prijzen waren te bedingen, als de kosten niet konden dekken.
Sedert. 1847 hebben zich gunstiger omstandigheden voor dezen tak van
landbouw opgedaan. De Java-tahak vindt thans in Nederland eene gewilde
markt en wordt daar ten dienste der sigaren-fahricatie gezocht.
Rijstbouw. De rijstteelt heeft steeds in hooge mate de aandacht getrokken
van het Indische Bestuur, vermits zij het hoofd-vocdingsmiddel oplevert voor
den inlander. Do waargenomen gestadige rijzing van de prijzen der rijst ge
durende eene reeks van jaren heeft hare bezorgdheid gaande gemaakt met het
oog op de belangen der bevolking en de van die rijzing onafscheidelijke ver
hooging der arbeidsloonen. De oorzaak daarvan is wel eens meer gezocht in de
uitbreiding der teelt van producten voor de Europesehc inarkt, of in de ver
meerdering der rijst-uitvoerendan wel in de toenemende consumtie, deels het
uitvloeisel der vermeerderde welvaart, deels het gevolg cener snelle toename
van de bevolking.
Hoezeer deze en andere oorzaken kunnen hebben medegewerkt om de rijst
in prijs te doen stijgen, zoo schijnt daartoe echter ook grootendeels te hebben
bijgedragen eene zekere laauwbeid en achteloosheid bij de inlandsche bevol
king, waar de zorg voor den rijstbouw geheel aan baar was overgelaten. De
Gouverneur-Generaal beeft daarop bij circulaire in dato 18 Junij 1847, de re
sidenten en controleurs met klein aangespoord, om hunne meeste zorg en be
langstelling Ie wijden aan den landbouw en den ijver der inlandsche hooiden
te prikkelen tot bevordering van eene doelmatige aanplanting van rijst, aard
vruchten, groenten, klapperboomen en alles wat strekken kan om de voedings
middelen der inlandsche bevolking te vermenigvuldigen; en om allen nutte-
loozen en alleen voor weelde dienenden arbeid, door welken de bevolking van
den landbouw zou worden teruggehoudente vermijden.
Eene circulaire van 15 September 1848 heeft dit herhaald. De tegen
woordige lage rijst prijzen stavrn deze gunstige berigten en leiden tot de gevolg
trekking, dat de voorschriften van den Gouverneur-Generaal doel hebben
getroffen.
De geheele uitgestrektheid der particuliere landerijen op Java bedraagt
1,223,751£ bouws, met eene bevolking van 622,750 zielen.
Bevolking. De bevolking van Java en Madura bedroeg in 1845 ongeveer
9,550,000 zielen, verdeeld als volgt: Europeanen en hunne afstammelingen,
ruim 16,000. Chinezen, ruim 108,000. Vreemde Oosterlingen, ruim 29,000.
Inlanders, ruim 9,350,000. Voorts Europesehc en inlandsche militairen en
lijfeigenen.
Veestapel. De staat van hel vee op Java en Madura was op ultimo 1845
als volgt: Buffels 1,459,613. Rundvee 530,783. Paarden 345,648 stuks.
Eeredienst. Het getal Predikanten, vroeger bepaald op zestien, is thans
gebragt op twintig.
De rangschikking der Predikanten in drie klassen is afgeschaft, de jaar
wedden zullen worden geregeld naar de belangrijkheid der standplaatsen.
In den voet van uitzending der Predikantenis eenige bezuiniging daarge-
steld terwijl geldelijke voordeden zijn veibondcn aan langdurige werkelijke