2°. De 5 pCls. Buitenl. active schuld en de passive in vei bonding tot de Bui ten]. 3 pCts. tot den gemiddelden prijs, te Parijs en Londen in den loop van het jaar 1848. 3°. De vervallen coupons zullen behooren bij de kapitalen waarmede zij vroeger vereenigd waren. Er zal echter een bijzondere weg ge volgd worden om de coupons in 3 pCts. te verwisselen. 4°. De Buitenl. schuld, hekend onder den naam van Differed (oude), voortspruitende uit de in 1831 in Holland plaats gehad hebbende verwisseling, zal worden verwisseld in ver houding van 2/5 van den prijs, waarop de active schuld zal worden verwis seld. 5». De 5 pCts. Binnenl. en de rentelooze schuld zullen berekend worden tegen den gemiddelden prijs dier schulden, vergeleken bij den prijs der3pCts. Binnenl. schuld, in 1848 te Madrid. 6". De 4 pCt. Binnenl. schuld zal wor den verwisseld in verhouding van 4/5 van den prijs waarvoor de 5 pCt. Bin nenl. schuld aan de verwisseling deel neemt. 7°. De vervallen coupons der 5 en 4 pCts. Binnenl. schuld worden verwisseld in verhouding van den gemid delden prijs, waarop de 3 pCt. Binnenl. schuld in 1848 is verhandeld. De verwisseling zal in 5 jaren afloopen, te beginnen met den vervaldag der 3 pCts. van denDe verwisseling van al de 3 pCts. zal in eenmaal geschieden. Dat gedeelte hetwelk na vijl' jaren nog niet verwisseld is, blijft in dezelfde verhouding van voorheen rente genieten die daarna mede regt op verwisseling heeft. De rente der 5 pCt.Buitenl. schuld zal worden verwisseld tot den prijs der coupons van de 5 en 4 pCt. Binnenl. schuld. De vervallen rente der oude Diporreds tot den prijs van 3 pCt. De onvoldane rente van het dan nog ove rige gedeelte der schuld, zal als rentelooze schuld worden in gewisseld. De verwisseling is van de zijde der houders vrijwillig, die er geen deel aan nemen, zijn onderworpen aan de bepalingen dezer wet; zonder te kunnen dee- len in de voordedendie voortaan aan de schuldeischers van den staat zullen worden verleend. Het ontwerp is door den Minister van Finantiën in handen gesteld van de commissie, b last met het opstellen van het nieuwe wets-ontwerp tot regeling der schuld. Het publiek oordeelt er vrij gunstig over. Velen meenen echter, dat het vroeger medegedeelde oude wets-ontwerp zal worden aangenomen. Men geeft daarbij de schuld op a 1,500 millioen realen die door de ver wisseling de helft zou verminderen, welke tot 3 ten honderd, eene rente van 228 miliioen realen of slakken van acht in een Ned. gulden dus 28} mill. Nederl. zou kosten. [Vergelijk het berigt omtrent het vorig ontwerp in de Legdsche Courant van 29 April.] Uit een vergelijkenden staat, die in de Gaceta opgenomen is blijkt,dat de ontvangsten der Schatkist in de algeloopen maand Maart bedragen hebben 98,570,219 realen, tegen 90,828,451 in dezelfde maand van 1849, derhalve thans 7,741,708 realen meer. De uitgaven over April zijn hij de begrooting op 99,458,367 realen geraamd. SARDI1VIE. TURYN, 1 Mei. De Bisschop Franzoniten gevolge van zijnen rondgaanden brief aan de geestelijkheid, voor de Regtbank gedaagd, heeft geweigerd te verschijnen, op grond dat hij daartoe eene inagtiging van den Paus moest hebben zoodra bij die gekregen bad, zou bij voor de Regtbank komen, om zich te verantwoorden. ITALIË, ROME, 26 April. De Bisschop van Como in Lombardijë, die als zoodanig ook het kerkelijk beheer beeft in het Zwitsersch kanton Tessinbad de geestelijkheid aldaar uitgenoodigd tot eene plegtige dankzegging wegens den terngkeer van den Paus. De Regering van Tessin heeft dit verboden, omdat zij die terugkomst als eene staatkundige en niet als eene kerkelijke gebeurtenis aanmerkte. De Kamer van Koophandel te Milaan heeft aan de Oostenrijksehe Rege ring te kennen gegeven, dat het voor Lombardijë onmogelijk is binnen 14 dagen 150 millioen lires op te brengen, daar het binnen 2 jaren 500 mil lioen had moeten betalen. Het Journ. des Déhats bevat eenen brief uit Rome van den 24slen April, waarin men, na eene uitweiding over den goeden ontvangst van den Paus, onder anderen leest: Voorst wordt, zoo liet schijnt niet zonder grond, be weerd dat men den gelieelen Kerkelijken Staat niet naar Rome moet beoor- declenen dat in de legatiën nog altijd dezelfde afkeer tegen de geestelijke Regering en een vurig verlangen heerscht om bet bewind aan wereldlijke per sonen te zien opdragen. Ook moet men zich niet ontveinzen, dat zelfs te Rome het goede onthaal van den Paus alleen zijnen persoon heeft gegolden maar geenszins diegenen, die hem omringen. Men zou zich uit dien hoofde bedriegen, indien men waande dat met den terugkeer des Paussen alle moeijelijkheden overwonnen zijnen dat die ge beurtenis onmiddellijk de gewenschte gevolgen zal hebben. Zoo moet men bijv. niet gelooven dat, nu de Paus weder bier is, onze troepen terstond zou den kannen vertrekken. De Paus heeft behoefte aan eene bezetting, aan eene garde. De binnenlandsche elementen daarvoor ontbrekenhij kan ze dus alleen bij Frankrijk of Oostenrijk vinden. Men had van eene Spaanscbe garde gesproken; de Nuntius te Madrid bad zelfs in de dagbladen dier stad eene vrijwillige werving doen aankondigen. Toen acht dagen verstreken wa ren hadden, zich drie vrijwilligers aangemeld. Dit hadden alle Spanjaarden die bnn volk kennen, voorzien. Wat de Zwitsers betreft, het is niet mogelijk een voldoend aantal van deze te verkrijgen, sedert het laatste door het eed- genootschappelijk bewind uitgevaardigde verbod tegen vreemde wervingen; bovendien hebben zij zich tijdens de revolutie niet zóó gedragen, dat men genoegzaam staat op hen kan maken. PRTIS§EK. Men rekent dat in ons rijk nog in de 30 soorten van valscli papierengeld in omloop zijn, ter waarde van 10,000 thl. Het geheele bedrag van het Staatspapier bedraagt 46 millioen till. WURTEMBEI&Ct. STUTTGARDT, 4 Mei. In de Constituerende Vergadering van den lsten dezer heeft de Commissie, belast, om met de Regering de herziening der Staatsregeling te regelen, be- rigtdat de Regering liet mei haar niet eens had kunnen worden en zij daarom hare voorstellen aan de vergadering zelve zou doen. Daarop zijn door het Ministerie de hoofdpunten medegedeeld, welke, naar liet gevoelen der Regering, bij de herziening der staatsregeling in aanmerking moeten komen. Daarbij wordt voorgedragen de instelling van twee Kamers, waarvan de eerste bestaan zal uit de meerderjarige Koninklijke Prinsen en 43 leden, in ieder kiesdistrict gekozen dooi 150 kiezers. In de tweede Kamer zullen voortaan geen leden van de ridderschap zitting hebben; daarentpgen blijven de verte genwoordigers der 7 steden, der geestelijkheid en der hoogeschool behouden. De verkiezingen voor de tweede Kamer zullen voortaan regtstreeks plaats heb ben; hare leden moeten 30, die der eerste Katner 40 jaren ood zijn. Staats ambtenaren, verkozen wordende, behoeven geen verlof van de Regering, om zitting te nemen. Elke Kamer heeft in zaken van wetgeving het regt van initiatief De Koning kan beide kamers, of eene derzelve, ontbinden, maar moet ze binnen 6 maanden weder bijeenroepen. De Kamer heeft strijdig met het verlangen der Regering, die op eene drie jarige begrooting had aangedrongen, met eenparigheid van stemmen besloten, slechts een tweejarige begrooting toe te staan. Men beschouwde eene ontbin ding als zeer nabij en deze zou alsdan onmiddclijk van eene geoctroijeerdc staatsregeling gevolgd worden. STABS SBEBSCIT. PUBLICATIE. Beschrijving voor liet regt op de Patenten en het Personeel voor den jare 1850 en 1851. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen hij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Heer Gouverneur van Zuid- holland, van den 2deD April jl. A N°. 2539 (3de Afd.,) houdende eenige be- paligen ten aanzien der beschrijving voor het Patentregt over 1850 en 1851 (dat is, van den lslen Mei 1850, tot den 30slen April 1851 alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van den 2den April 1850 A. N°. 2919 (3Je Afd.,) betrekkelijk de beschrijving voor de Personeele Belasting voor liet jaar 1850 en 1851, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad: Dat op den lstcn Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligtigentabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoireu aan de huizen zuilen worden rondgebragten na verloop van drie dagenvan wege den Ontvanger der Di recte Belastingen, tegen reen worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten April 1843 Staatsblad N°. 16), dat zij bnn beroep niet mogen uitoefenen dan na dat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1350 en 1851 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, hedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet, van den 6 April 1823, N°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op bet regt van Patent, van den 21 Mei 1819N°.34), de lijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1850 wordt vastgesteld op den 6 Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen regu, door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekendop den achtsten dag na de uit gifte zal geschieden. Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol gende znllen gesloten wordenen er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: adat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifteof ook bij het terugha len derzelvemogten zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan bet kantoor van den Ontvanger der directe belastingen," (op de Mare binnen deze Stad) verkrijgbaar zijn door hen in persoon of door bunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevcne Wet, houdende: de aan het regt van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valscbe, onnaanwkenrige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hnnne verpligtin- gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken reize, wan neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van niet minder dan 25en niet meer dan 400 gnldens. Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel N°. 16, der Wet van den 6 April 1823, N°. 14, voorkomende, de eigenaren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de adminis tratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartuigen, ge houden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 3