BUITEJNLAJNDSCHE BERIGTEJN.
Z. K. H. Prins Frederik der Nederlandenen Z. K. H. den Kroonprins van
Zweden en Noorwegen. Het behelst behalve de inleiding, één artikel bevat
tende de toestemming des Konings tot het voorgenomen huwelijk en gaat ver-
zeld van eene memorie van toelichting, luidende als volgt:
Het aangeboden wets ontwerp houdende toestemming der Staten-Generaal
tot het huwelijk van II. K. II. Prinses Wilhelmina Frederika Alexandrina
Anna Louisa, Dochter van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, met
Z. K. H. den Kroonprins Karei Lodewijk Eugenius, llertog van Seandinavie,
Zoon van Z. M. den Koning van Zweden en Noorwegen, der Gothen en Wan
dalen, strekt ter voldoening aan ait. 20 der Giondwet, welks nakoming
Z. M. aan Zich-zelven, als Hoofd van het Koninklijk Stamhuis, en evenzeer
aan de Natie, met welke het lot van Zijn Huis zoo naauw verhonden is, ver
meent schuldig te zijn. De Regering twijfelt niet of de Staten-Generaal zullen
gaarne hun zegel hechten aan de voorgenomene huwclijks-verbindteniswaartoe
in het bijgevoegd ontwerp van wet hunne toestemming verlangd wordt.
(Get.) De Minister v. Buiienl. Zaken, De Minister v. Justitie.
VAN SONSBEECK. NEDERMEIJER VAN ROSENTHAL.
Daarna heeft de commissie tot de verzoekschriften, bij monde van den Heer
Winlgens verslag uitgebragt, op ecne menigte verzoekschriften de scheepvaart
betreffende.
De commissie, in wier handen is gesteld de van Regeringswege ingekomen
afschriften van het verdrag, op 30 September 1849, te Weenen gesloten,
nopens de aangelegenheden van Duitschland, en wegens de toetreding onzer
Regering tot hetzelve, ter zake van Limburg, heeft, hij monde van den Heer
van Randwyck een uitgebreid en belangrijk rapport uitgebragt.
Daarna is de zitting opgeheven.
AMSTERDAM, 22 April.
De Arrondissements-Regthank alhier heeft den 16dcn eene zaak beslist,
waarbij het gold het bestaan van een onzer wetenschappelijke instellingen het
zoogenaamde Legaat van Monnikhof. De Stichter, de Heer Johannes Mon
nikhof, had in het laatst der vorige eeuw een aanzienlijk deel van zijne nala
tenschap bestemd tot een fonds voor het uitschrijvenbekroonen en uitgeven
van prijsvragen, liefst uit het gebied der heelkunde, aanleg van boekerij, enz.
Bij het testament, zijnde de acte der stichting, werd de zorg voor dit legaat
opgedragen aan tijdelijke Professoren van het Amsterdamsche Atheneum, leden
van het Geneeskundig Toevoorzigt en andere stedelijke genees- en heelkundi
gen; er is verder bepaald, dat de prijsvragen jaarlijks moeten worden uitge
schreven, terwijl ingeval binnen een tijdvak van drie jaren geene vragen mog-
ten gedaan zijn, het legaat zou vervallen en het kapitaal zou kunnen worden
opgevorderd door de erfgenamen van den Stichter. Deze nu beweerden, dat
Bezorgeren van 1836 tot 1843 het testament niet waren nagekomenook
door langer dan drie jaren het uitschrijveu van prijsvragen te verzuimenen
vorderden op dezen grond de afgifte van het kapitaalverbreking van den
stempel, rekening en verantwoording, enz. Op de pleidooijen vanMp. A.S. van
Nierop voor de eischende erfgenamenen Mr. A. Brugmans voor de gedaagde
Bezorgeren, heeft de regtbank den eisch toegewezen en mitsdien dit legaat ver
vallen verklaard, de vernietiging van den stempel bevolen, én Bezorgeren ver
oordeeld tot rekening en verantwoording en nitkeering van kapitaal en rente.
De Tweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut heeft
aangekondigd
Vooreerst dat op de Prijsvraagbij haar vorig Programma uitgeschreven
luidende als volgt: Het Leven van Joan van OldenbarneveldAdvocaat
van Hollandéén antwoord is ingekomen, geteekend met de spreuk:
Twee duyvels blazen en ontsteken ghemeenlick de lasleringhe daar-
van d'eene op de iongeen de ander in de oore van den toehoorder
gheplant is. Deze malkander den bal toekaetsende maeken een schricke-
lick spel in de weereld." J. de Brune, Banketwerck.
De Klasse, hoezeer hulde doende aan den ijver des Autheurs en zijne
naauwgezetheid in het gebruik maken van vele, vooral oudere bronnen,
heeft, overeenkomstig het eenparig gevoelen der Beoordeeling, deze Verhan
deling naar inhoud en vorm in vele opzigteri te gebrekkig gerekendom die
met den uitgeloofden eereprijs te kunnen bekroonen.
Ten anderen: dat op hare, mede in het jaar 1848, voorgestelde Prijsvraag,
hij welke verlangd werd: Eene Geschiedenis van de Nederlandsche versi
ficatie met aanwijzing zoo van den oorsprong en de wetten van het
Rijmals van den aard en de vereischten der onderscheidene soorten
van versmaatgeen antwoord ontvangen is.
De Klasse heeft besloten beide deze Prijsstoffen nogmaals uit te schrijven.
De antwoorden worden ingewacht vóór den eersten Junij des jaars 1851.
Voor de voldoende beantwoording van elke dezer vragen looft de Klasse de
Gouden Medaille of ƒ300 uit.
De antwoorden moeten vrachtvrij bezorgd worden aan den vasten Secretaris
te Amsterdam.
GRONINGEN, 18 April.
Het was lieden 200 jaren geleden dat voor het eerst iemand der voorou
ders van de familie van Swinderen in deze stad het burgerregt verkreeg, en
dal zich dus dit geslacht in deze stad vestigde.
Een der tegenwoordige oudste leden van dat geslacht Professor van Swin
derenheeft bij deze gelegenheid 100 certificaten van 2} pCt. Nat. Schold,
ieder van ƒ1,000 geschonken, aan het Groene Weeshuis alhier, om later in
ééne massale som van ƒ100,000 als een onvervreemdbaar kapitaal van dat
gesticht overgeschreven te worden in het Grootb. der Nat. Schuld van 2£
pCt., ten einde de renten daarvan na den dood van den donateur en diens
echtgenoot, zullen worden aangewend in de eerste plaats en vooral ten voor-
deele van liet Groene Weeshuis, maar voor een gedeelte ook met oploopende
jaarlijksche uitkeeringentot eene bepaalde hoogte, aan onderscheidene an
dere nuttige en weldadige inrigtingon in deze stad zoo als het Instituut
voor Doofstommen, de Akademie Minerva en vele andere hier bestaande in-
rigtingen, vooral van dezulke, die de bevordering van opvoeding en onderwijs
en van werkzaamheid ten doel hebben.
-Den 18dcD dezer kwam Dr. Gützlaff hier aan en nam zijn intrek ten huize
van den Hoogleeraar Hotstede de Groot, waar eene Commissie van IIH. studenten
der Theologische Faculteit hem, die tot onze Hoogeschool in eene bijzondere be
trekking staat, daar de Akademische Senaat hem in 1843 honoris causa tot
Theologiae Doctor verhief, uit naam der overige studenten in de Godgeleerdheid,
hare hulde op eene allezins gepaste en waardige wijze aanbood; hetwelk dan ook
door den Heer Gützlaff met eene toespraak beantwoord werd, die evenzeer van
zijne nederigheid, als van zijnen warmen ijver voor de zendelingszaak in China
getuigde, terwijl hij zijn sterk verlangen uitdrukte, dat er ook van onze Hoo
geschool, gelijk reeds één van die te Utrecht, zich jonge lieden mogten op
doen die, gedreven alleen door de liefde tot Christus, zich aan de zaak van
China wijden wilden.
Te half één trad de Heer Gützlaff in de Groote Concertzaal op voor eene
talrijke schare van hoorders, deels uit stadenten, deels uit vrienden der
zcndelingszaak onder welke ook eenige dames, en hield eene rede, rijk
van inhoud, boeijend en treffend door de geniale opmerkingen en stichten
de wendingendie tusschen het historisch overzigt waren ingestrooid. Hij
sprak, geheel uit het hoofd, ruim anderhalf uur lang, over de Chinesche ge
schiedenis, haar van de vroegste oudheid ophalende, en juist aanwijzende,
hoe het Chinesche volk het eenige van de oudste natiën der aarde was, het
welk als zoodanig nog en wel onveranderd bestond, terwijl onder anderen het
Egyptische, bij welks pyramiden hij nog onlangs vertoefde, het Assyrische
welks nieuw opgedolven monumenten hij had aanschouwd, spoorloos was ver
gaan. Hij doorliep in het kort de lotgevallen der Chinezen tot op onze da
genbij de merkwaardigste punten stilstaande, en onder anderen vermelden
de, hoe hunne oudste oorkonden in meer dan een opzigt van de geschiedkun
dige daadzaken des bijbels, den zondvloed b. v., de geschiedenis van Jozef en
andere, heugenis dragen.
Uitvoerig weidde hij over Con-fut-seden grooten Godsdienstleeraar der Chi
nezen, uit, of liever, niet Godsdienstleeraar, daar hij eigenlijk eene politieke
zedeleer heeft verkondigd, en al, wat naar het hoogere leven zweemt, van
zijn stelsel is uitgesloten. Bij de onveranderlijke verkleefdheid der Chinezen
aan dezen hunnen beroemden Wijze, welke alle afwijking van zijne leer tot
eene halsmisdaad maakt, is echter juist omdat hij geen godsdienststichter is
geweest, van den anderen kant de invoering eener nieuwe godsdienst in China
minder gevaarlijk, daar men zich hierbij natuurlijk vooral op een terrein be
weegt, hetwelk door Con-fut-se niet is betreden. De vatbaarheid voor geest
beschaving is groot onder dit volk, dewijl ieder man lezen kan, en er geen
dorpje nog zoo klein is, waar niet eene school gevonden wordt en de leerstel
lingen van Con-fut-se worden onderwezen. Vatbaarheid voor hoogere opleiding
ligt daardoor te eer bij hen ten grondslag, en kan hierop door de verkondi
gers des Evangelies met gelukkig gevolg worden voortgebouwd. Dit nog te
meer, dewijl de Chinezen, bij de prediking des Evangelies, ook inzonderheid
hun gebrek aan alle kennis van een hooger en beter leven gevoelen, en daar
door te gereeder zich aan het Christendom, dat hun dezelve opent, aanslui
ten. Hij eindigde ook hier met den wensch en de bede, dat er voor de
Evangelisatie van Chinawaarvoor hijdie zich geheel in dit land en volk
I heeft ingelijfd, en die dan ook altijd van China als zijn vaderland sprak, en
daar te lande geheel als Chinees leeft, hij, die, indien bet zijn moest,
bereid zou zijn, voor de toebrenging van zijn volk tot Christus te sterven, hij
eindigde, met den wensch en de bede, dat er onder de akademische jon
gelingschap hier ter stede mogten gevonden worden, gereed om zich aan de
verbreiding des Christendoms in zijn dierbaar vaderland nevens hein te wijden.
Des avonds trad de zendeling in de Groote Kerk voor eene schare van dui
zenden op, en sprak, onder eene algemeene aandacht, naar aanleiding van
Hand. II: 1719. De gemeente gaf van hare belangstelling in het werk
dezer ure getuigenis door eene collecte, die voor de zendelingszaak ruim
ƒ235,00 en voor de armen nog bovendien ƒ75,00 bedroeg.
Na de bidslond had de aangekondigde bijeenkomst van bestuurders en
medewerkende leden des zendelinggenootschaps met den tUecr Gützlaff plaats.
BELGIË.
BRUSSEL, 23 April.
Het programma voer het feest voor liet 700-jarig jubilé van het II. Bloed,
te Brugge, is dezer dagen uitgevaardigd. Het zal duren van den 5den tot den
Igden Mei. Al de Belgische prelaten zullen daarbij tegenwoordig zijn, en
buitendien verscheidene vreemde, als: de Aartsbisschop van Keulen, de Bis
schoppen van Soissons en Orleans, en die van Curium en Gerra. Deze zullen
allen beurtelings eene pontificale mis bedienen. De Fransche prelaten zullen
in de Fransche taal prediken: de Nederlandsche in de Nederduitsche.
Op den 6den zal eene groote processie worden gehoudenen van een altaar
op de markt, bij de tentoonstelling van het II. Bloed, de zegen worden uit
gesproken. Des avonds zal geheel de stad verlicht zijn. Dagelijks zullen
er beurtelings in de verschillende kerspelen dusgenaamde ommegangen plaats
hebben. Den 16dcn zullen de plegtighedenna eene pontificale mis, door
den Aartsbisschop van Mechelen bediendmet eene algemeene processie be-