dier woorden heeft bestaan, zoodat veilig kan worden aangenomen, dat men hij stilzwijgende overeenkomst dat regt van onderzoek heeft op liet oog gehad, dat elders door wetgevende vergaderingen wordt uitgeoefend. Vat dit denkbeeld uitgaande, heeft het Gouvernement het, vóór de indie ning van een nieuw ontwerp tot wettelijke regeling van het regt van enquête, van zijnen pligt geacht, den geschiedkundigen grondslag van het teregelen regt door het inwinnen van eenige naauwkeurige inlichtingen vast te stel len. Die inlichtingen zijn in de eerste plaats in Engeland gevraagd, waar het bedoelde regt van onderzoek het langst heeft bestaan en het meest in prac- tijk is gebragt; doch zij zijn tevens uitgestrekt tol Frankrijk en Belgie, ten einde te kunnen nagaan, in hoeverre dit regt, ook daar aan Engeland ont leend, ten gevolge der afwijkende instellingen dier rijken, eenige wijziging heeft ondergaanof op eene andere wijze geregeld is. In Engeland bestaan tweederlei enquêtes, de gouvernementale en de parle mentaire; aldus onderscheidennaar mate daarvan het initiatief door een der leden die de regering zijn toegedaan, wordt genomen, of van een ander lid der wetgevende vergadering uitgaat. In werking staan zij echter volkomen ge lijk, en, van welke zijde ook uitgelokt, is inen het daarover volkomen eens, dat dit regt van enquête onder de meest krachtige hulpmiddelen behoort, om belangrijke vragen, die zich in de wetgeving voordoen, tot volkomen helder heid te brengen. liet besluit tot het houden eener enquête wordt in de heide Kamers op voor stel van een der leden genomenhet voorstel strekt tot benoeming eener commissie, ten einde het een of ander onderwerp, waaromtrent de Kamer of het lid der Kamer verlangt te zijn ingelicht, en dal tevens naauwkeurig wordt omschreven op de gebruikelijke wijze te onderzoeken. liet regt der Kamers tot het instellen eener enquête is onbeperkthet kan tot alle mogelijke onderwerpen worden uitgestrekt. In den regel worden de enquêtes van wege het gouvernement geprovoceerd, bijv. voor dat hetzelve een voorstel tot belangrijke wijziging in het een of an der punt van wetgeving voordraagt. Het lid der Kamer, dat in het belang en met voorweten der Regering het voorstel doet, zorgt, dat dit in zoodanige bewoordingen is vervat, die het meest aan het meer verwijderde doel schijnen te zullen beantwoorden. Wanneer hel, voorstel bijval vindt, moet de voorsteller nader het personeel der commissie voordragen, hetwelk door de Kamer bepaaldelijk wordt benoemd. De commission zijn talrijk, bestaande meestal uit vijftien leden zij kun nen een ieder voor zich roepen; geen rang of stand bevrijdt den Engelschman van te verschijnen en te getuigen. Deze zijn de voornaamste hoofdtrekken der wijze van uitoefening van het regt van enquête in Engeland. Gelijk de meeste Engelsche instellingen, rust ook die minder op eene geschrevene wet, dan op de gewoonte; doch juist daarom hebben die gewoonten groote waarde, omdat zij door langdnrige on dervinding beproefd zijn; zelfs de onbeperktheid van het regt, dat in het alvermogen van het Engelsch parlement geworteld is, is door die gewoonte eenigermate gewijzigd. In Frankrijkwaar het regt van enquête waarschijnlijk in navolging van Engeland is ingevoerd, is het echter noch door de charle van 1830, noch door de staatsregeling van 1848 erkend, noch door eenige wet, noch door het reglement van orde der wetgevende vergadering geregeld. Het regt van enquête wordt dus daar door de wetgevende vergaderingen facto uitgeoefend. In de Belgische Staatsregeling is dit regt aan beide de Kamers uitdrukkelijk toegekend; de regeling van dit regt is echter noch bij de staatsregeling ge schied noch aan eene latere wet overgelaten. Den 19ctcn dezer is bij do Arrond.-ltegtb. alhier behandeld de zaak van J. A. Bunte. tegen de Maatschappij van Weldadigheid. Voor den eischer werd door den Procureur 11. L. Troost geconcludeerd, dat de gedaagde worde veroordeeld wegens twee obligation met de coupons van do maatschappij aan hem eischer uit te betalen de som van ƒ2,000, met de renten sedert den lstcü Julij 1848. en in de kosten. Daartegen is voor de gedaagde door den Procureur A. P. T. Eyssel, geconcludeerd tot niet-ontvankelijk-verklaring van den eischer in zijne vordering, immers tot ontzegging daarvan, en ver oordeeling van den eischer in de kosten. De gedane vordering is gegrond op het ophouden van uitloting van obligatien en van de uitbetaling van renten door de maatschappij, sedert den lslen Julij 1848. De beweerde niet-ontvan- kelijkheid van den eischer is door de gedaagde gegrond op het herigt aan de keerzijde van de obligatien gesteld, waarbij de bankiers Vlaer en Kol, te Utrecht, worden aangewezen als het Kantoor, waar de rente enz. worden uit betaald en de laatste dit ook aannemen en daartoe ook onderteekencnzoo dat, volgens de gedaagde, niet zij, maar de genoemde Heeren voor de inge stelde vordering in regten hadden moeten zijn aangesproken. Het nemen van conclusie door het ojsenbaar Ministerie is bepaald op heden over 14 dagen. STATEW-GESTERAAIz. Vereenigde Zitting der beide Kamers. Zitting van Maandag 22 April. In deze zitting heeft de Commissie, belast met het opstellen van een Regle ment van Orde voor de zittingen der beide Kamers, bij monde van den Heer van Goltstein haar verslag gedaan en een ontwerp ter tafel gebragt, dat reeds gedrukt is rondgedeeld. De Voorzitter stelt voor de beraadslagingen over dit ontwerp te bepalen op morgen. De Heer de Man stelt daarentegen voor, om die beraadslagingen onmiddelijk te doen aanvangen, daar een ieder in de laatste dagen in de gelegenheid geweest is zijne gedachten te laten gaan over de punten, waarbij het hier op aankomt. Dat gevoelen wordt door den Heer van Heemstra en door vele andere leden ondersteund. De opgemelde Commissie verklaart zich daartoe bereid. De Voorzitter ziet van zijn voorstel af. De vergadering be sluit dadelijk tot de beraadslagingen over te gaan. Mitsdien worden de beraadslagingen over do algemeene strekking van het ontworpen Reglement van Orde geopend. De Heer Groen van Prinsterer kan zich met die algemeene strekking niet vereenigenmaar verlangt dat de Tweede Kamermet handhaving van haar regt van amendementde ontwerpen op de gebruikelijke wijze afzonderlijk onderzoeke en ze, na openbare beraadslaging, aan de Eerste Kamer toezende. Daarna zou ook de Eerste Kamer de ontwerpen onderzoeken en behandelen. Eindelijk zouden dan de beide Kamers, vercenigd, haar besluit nemen. De Heeren v. Dam v. Isselt, v. Heemstra, Gevers v. Endegeest en v. Golt stein, de laatste namens de Commissie, hebben dit gevoelen wederlcgd. Waarna de beraadslagingen over de algemeene strekking van hel Reglement van Orde worden gesluten. Wordt bepaald het eerst te stemmen over die algemeene strekking en, eerst bij eene niet-aanneming, over het voorstel van den Heer Groen, dat hiertoe strekt: »dat de Staten-Generaalingevolge de uitnoodi- ging door het gouvernement gedaan, de ontwerpen van wet zullen beschou wen als aan de Tweede Kamer te zijn gezonden, ter behandeling op de wijze, bepaald bij de artikelen 36 en 41 der Grondwet." In hoofdelijke omvrage gebragt, wordt de algemeene strekking van het Reglement van Orde aangenomen met 93 stemmen tegen ééne (die van den Heer Groen van Prinsterer). Daarna is men overgegaan tot de beraadslaging over de artikelen van het Reglement. Men is daarmede gevorderd tot en met art. 25. Art. 11, houdende dal hij eene vereenigde zitting, de beide Kamers als slechts ééne beschouwd worden en alsdan hare leden, naar willekeur, door elkander plaats nemen, is, na eenige woordenwisseling afgestemd met 48 te gen 46 stemmen, als zijnde dergelijke bepaling reeds in de Grondwet opgenomen. Art. 21, handelende over de sluiting der beraadslagingen en het voeren van het woord door de Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, geeft aanleiding tot zeer langdurige beraadslagingen. Na het voorstellen van eenige amendementen, wordt dat van den Heer Gevers van Endegcest met 79 tegen 15 stemmen aangenomen, hetwelk de strekking heeft om het artikel te vervangen, door het bestaande art. 19 van het Reglement van Orde der Eerste Kamer, aldus luidende: Indien vijf leden de sluiting verlangen der beraadslagingen, voorafgaande aan de verdediging van het onderwerp brengt de Voorzitter dit in omvraag, nadat de leden, welke die sluiting willen ondersteunen of bestrijden, zijn gehoord. De sluiting aangenomen zijndemogen de leden niet weder over het on derwerp het woord vragendan nadat het is verdedigd door de Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur of Commissarissen des Konings, of door de leden van wie een voorstel is uitgegaan." Al de overige artikelen zijn gaaf aangenomen. De beraadslaging is verdaagd tot morgen 11 ure. Telegraplitsch Berigt4 uur 20 min. De Vereenigde Zitting heeft met 87 tegen 7 stemmen beslist, dat haar geen regt van amendement toekomt. BUITENLANDSCHE BERIGTEN. ESI«ELANB. LONDEN, 20 April. Donderdag 1. 1. werd Dublin door een geweldigen stormvergezeld van donder, bliksem en hagel, geteisterd. De morgen was zeer schoon geweest en eerst in den namiddag ten 2 ure bespeurde men eenige voorteekenen van de naderenden orkaan. Ofschoon toen het weder nog uiterst fraai was en de zon helder scheen, bespeurde men met groote verbazing dat het kwik in den barometer onderscheidene graden gedaald was. De wind begon eenigen tijd fel uit het zuid zuid-westen te waaijen en schoot toen plotseling met on vergelijkelijk geweld naar het noord-noord-ooslenlijnregt tegenovergesteld aan de eerste rigting. Zulks ging vergezeld van hagelbuijen die de glazen bij duizenden verbrijzeldenmen berekent de schade aan vensterglas op £30,000, alleen in Dublin. De hagelsteencn waren zoo groot als knikkers, sommigen zelfs grooter. Daarop volgden gedurende het overige gedeelte van den dag zoo zware regenbuijen, dat de riolen spoedig overliepen en het water in sommige benedenverdiepingen drie voet hoog stond. EB EC Hj C4 B B3. BRUSSEL, 21 April. De Regering heeft besloten lot onttakeling der vesting Maricnberg, van het fort Rezel te Oudenaarde en van een gedeelte der vestingwerken van Lier, als geen nut meer aanbrengende voor 's Lands verdediging. Den 17den overleed alhier de Baron de Reiffenberg, bewaarder der Ko ninklijke Bibliotheek te Brussel, een der uitstekendste geleerden en schrijvers des lands. Poezy, wijsbegeerte, letterkunde, geschiedenis, roman, oudheid kundige onderzoekingen, in al die vakken onderscheidde hij zich. Behalve eene menigte artikels in dagbladen en tijdschriften, heeft hij minstens zeven tig boekdeelen geschreven en in druk uitgegeven. Hij was sedert 1826 lid der Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leyden en van vele andere ge leerde genootschappen van Europa, en bijna met alle bekende ridderorden versierd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2