AMSTERDAM, 10 April. Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin zijn lieden middag, vergezeld van 's Konings broeder, Prins Hendrik, met den beurs-spoortrein alhier aan- gekomen en omstreeks drie ure aan bet paleis afgestapt, waarna zij onrriid- delijk op liet balkon zijn verschenen en door de op den Dam zaamgestroomde menigte begroet zijn met de hartelijkste toejuichingen, die door ben op bet minzaamst beantwoord zijn. Hfi. KK. HH. Prins en Prinses Frederik der Nederlanden met Hunne Doch ter, Prinses Louisa, worden op morgen verwacht. Zaturdag wanneer bet Vorstelijk gezin in den schouwburg verwacht wordt, zal de Gijshreclil van Aemstel worden gegeven. in de IS1113 openbare vergadering van de tweede klasse van het Koninkl. Ncderl. Instituut op den 4(lc" dezer, hield de Voorzitter, de Heer B. ter Iïaar, de openingsrede en gewaagde hoe de Koninklijke Beschermheer dezer instel- ling, getrouw aan het wapendevies zijns Rijks, om te handhaven wat onder zijne bescherming is geplaatst, eene Koninklijke gift van ƒ5000, uit 'sVor sten bijzondere fondsen, ter instandhouding van het instituut had verstrekt en uitte den wenscli dat de hand altijd hecht moge blijven, tusschen al wat in Nederland wetenschappen, letteren en schoone kunsten mint en het Vorste lijk Huis van Oranje! Mogt de eerwaarde redenaar zich alzoo ontheven zien van de uitvaart des lnstituuts te verkondingen, de verpligting rustte evenwel op hem, de verliezen te herdenken, die de klasse in liet jongst verloopcn tweejarig tijdvak had ondergaan. Daartoe overgaande, schetste de Heer ter Haar in korte trekken de verdien sten van de volgende overleden geleerden: de Heer Mp. B. H. Lulofs, Hoog- lecraar te Groningen, overleden 20 Junij 1849. Spr. herinnerde bij die ge legenheid aan de spreekbeurt door den Heer Lulofs in 1837, in de openbare vergadering der klasse vervuld. Voorts van drie correspondenten, als: W. II. ,1. Baron van VVestrecnen van Tie!landt, die in 1808 en de Hoogleeraar G. J. Meijer te Groningen, die in 1828 benoemd werd, beide overleden den 22stcn November 1848, en Mr. H. O. Feith, zoon van Rhijnvis Feithen Archivarius te Groningen benoemd in 1838. Tot leden zijn benoemd, de HH. Mp. II. J. Koenen en DL L. J. F. .Janssen, ter vervanging van don Heer ML H. IV. Tydeinan, die op zijn verzoek uithoofde van zijnen 70-jarigen ouderdom, onder de rustende leden is opgenomen. Tot correspondenten zijn benoemd de tleeren: N. Beets, te Heemstede; C. J. Hellingwerff, te Alkmaar; C. G. Wilhuys, te Voorburg; J. David, te Leuven VV. B. van Hoëvelltoen te Batavia, thans te 's Gravenhage; A. Bee- loo, te Medenblik; C. P. Serrure, te Gent en M. de Vries, te Leyden, thans te Groningen. De Secretaris der klasse, de Hoogleeraar Abm. des Amorie van der Hoeven bragt vervolgens liet verslag nit over bet atgeloopen tweejarig tijdvak. Dit verslag, eene reeks van wetenschappelijke handelingen bevattende, dieèn van de geleerdheid èn van den lust en ijver der leden en correspondenten getuigt, is voor de klasse eene allezins waardige herinnering aan hetgeen wederom door haar is verrigten als voortbrengsel der meesterlijke pen van den wclsprc- kenden Secretaris hoogst belangwekkend. Als naar gewoonte werden de werkzaamheden verdeeld1°. in de lastgevin gen van regeringswege; 2°. in de verrigtingen der klasse zelve: en 3". in de verhandelingen der leden. De laatste waren vooral zeer talrijk. Zij waren van de volgende in eene alphabetische orde gestelde lleeren Abin. des Amorie van der Hoeven, 15. ter Haar, I/. J. F. Janssen, J. C. de Jonge, H. J. Koenen, J. van Lennep, Is. An. Nijhoff, M. Sicgenbeek 11. W. Tydcman, Jeronirno de Vries en S. de Wind. Hel. verslag, dat met algemecne belangstelling werd aangehoord, eindigde met de mededeeling dat de klasse, sedert hare laatste openbare vergadering heeft in het licht gezonden het vijfde stuk ten vervolge op van Loon's Neder- landsch Penningwerkalsmede het vierde deel van Maerlant's Spiegel His- toriael met korte aantcckcningen. De breedvoerige commentaries van haar medelid Halbertsma, die zich ook tot de overige doelen uitstrekt, is reeds ter perse. Het eerste deel van de Nieuwe reeks der verhandelingen is uit gekomen. Hierna gaf de Secretaris berigt dat op do ingekomen prijsvraag: Het leven van Joan van Oldenlarneveldwas ingekomen één antwoord, geteekend met de spreuk: Ttvee duivels blazen enz., dat der bekrooning niet waardig werd gekeurd dat de prijsvraag: Geschiedenis van de Nederlandsche versifi catie met aanwijzingzoo van den oorsprong en de toetten van het rijmals van den aard en de onderscheidene soorten van versmaaton beantwoord was gebleven. Heide prijsuitsehrijvingen worden thans herhaald ter beantwoording vóór 1 Junij 1851. Daarna droeg de Heer DL L. J. F. Janssen, Conservator van het Rijks Mu seum te Leyden, eene geleerde en doorwrochte verhandeling voor, zijnde eene korte beschouwing van den vooruitgang in de beoefening der monumen- tele vaderlandsche oudheidkundein de laatste vijf en twintig jaren welke verhandeling ten duidelijkste deed zien, dat in de laatste 25 jaren, een tijdvak daarom opzettelijk door den redenaar ter behandeling gekozen oneindig meer op dat gebied der kunst in ons land is gedaan dan vroeger het geval was. Spr. noemde zijn onderwerp een klein gedeelte van het groote thema, de algemeene vooruitgang van wetenschappen en beschaving waarvan hij in zijne inleiding gewaagde, waarbij verklaard werd dat zij, die in deze dagen den achteruitgang der beschaving stellen en eene nieuwe har- baarschheid te gemoet zien, te somber op het tegenwoordige en in de toe komst blikken. Deze met belangstelling aangehoorde verhandeling werd besloten met de opmerking, dat de aangewezen vooruitgang bemoediging voor de toekomst biedt en dat, zal die bemoediging werkelijk krachtig zijn en blijven, de Hooge regering niet ophoude of verzuime, den beoefenaars van kunst en we tenschap de hand te reiken en zich door hen te laten voorlichten, terwij! deze wederkeerig de regering met opregtheid en trouw moeten dienen. De Voorzitter bragt dank aan den redenaar, en hulde aan diens ijverig be oefening van de ondheidkunde. Vervolgens verving hij de plaats des vorigen sprekers, en na de bijzonderheid te hebben vermeld, dat hij hetzelfde onder werp had bezongen als dat van het dichtstuk, door den Heer da Costa dezer dagen voorgelezen, doch dat hij, in overleg met dien dichter, evenwel het zijne ging voordragen. Uit de overeenstemming van beider denkbeelden ten deze nam de Heer ter Haar, in zijne voorafspraak, aanleiding te wijzen op de overeenstemming des geestes en de broederlijke aansluiting in Nederland voor alles wat goed, edel, schoon en nuttig is, aan welks bevordering ieder de hand leent, van welke kleur, van welk begrip hij ook zijn moge. Het dichtstuk door den Heer Ier Haar voorgedragen, heeft ten opschrift: Het communisme onzer dagen. Zang des tijdsbij den aanvang van de tweede lielft onzer eeuw. Het geloof dat alleen het Christendom eene heil rijke toekomst kan doen ontstaan is de geest des dichtstuks dat met da verende toejuiching werd ontvangen. De vergadering werd daarna door den Voorzitter gesloten. Door de Nederl. Handel-Maatschappij zijn wederom bevracht 5 schepen voor Amsterilam, 4 voor Botterdam, en voor Dordrecht en Schiedam 2. In eene dezer dagen te Keulen gehouden vergadering van aandeelhou ders van den Pruissischen spoorweg is besloten, het onlangs in Nederland op gegeven ontwerp te hervatten, om een spoorweg van Middelburg naar Lim burg aan te leggen, waar hij tot Venlo zoude loopen, om van daar met den Pruissischen spoorweg van Viersen te worden vereenigd. Het schijnt echter dat de uitvoering hiervan niet spoedig zal tot stand komen, vermits daartoe een kapitaal van omstreeks 43 millioenen guldens noodig zoude zijn. (H. BI.) BUITEN L AN DSC li E BERf GTEN EftJSSElEAWffi. LONDEN, 8 April. Volgens officiële opgaaf, waren hij de spoorwegen hier te lande 159,784 personen in onderscheidene betrekkingen geplaatst of werkzaamnamelijk 55,908 hij reeds geopende wegen, en 103,818 hij nog niet geopende. Onder dat getal waren 83,052 arbeidslieden, 107 ingenieurs, 1300 stationschefs, 4,021 klerken, 1839 machine-bestuurders1871 adsistent-macliine-bestuur ders, enz. De lengte der geopende spoorwegen beliep 5447 mijlen; die der gemaakt wordende 1504. FRAIKRIJE. PARIJS, 9 April. Eergisteren beeft do President der Republiek de vergadering van den alge- meenen Raad voor Landbouw en Koophandel bijgewoond. Nadat de Voorzit ter, de HeerDumas, had aangetoond dat de nijverheid zichsedert den nood- lottigen stilstand in 1848, wel had hersteld, maarthans weder kwijnde, hield de President der Republiek eene rede, die onder anderen het volgende bevatte: Nog nooit is de zamenwerking van alle intellectuele krachten zoo noodza kelijk geweest als in de tegenwoordige omstandigheden. Eene onvoorziene omwenteling heeft den grond onder uwe voeten doen schudden alles is we derom op losse schroeven gesteld. Aan den eenen kant moet men bevestigen wat geschokt is; aan den anderen kant moet men met vastberadenheid de maatregelen beramen ter voorziening in de belangen die benadeeld zijn ge worden. Het beste middel om onschadelijk te maken wat gevaarlijk en valsch is, beslaat in het aannemen van wat waarachtig den naam van goed en nuttig verdient. Alle bezadigde en welgezinde lieden moeten in plaats van zich aan ijdelc theoricn en bespiegelingen over te geven hunne pogingen met de onze ver eenigen ten einde het crediet te verhellendoor aan de Regering die kracht te verkenen, welke volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van orde en van ontzag voor de wet. Terwijl de Regering algemeene maatregelen neemt ter bevordering van het welzijn des lands, heeft zij zich ook ijverig met de belangen der arbeidende klassen bezig gehouden. Spaarbanken kassen tot het verkenen van onder stand aari bejaarden en zieken, de daarslelling van gezondere woningen voor de werklieden, deze zijn de onderwerpen, waarop zij in afwachting van de beslissing der vergadering, uwe aandacht zal vestigen. Eene vereeniging als de uwe, bestaande uit mannen van bedrevenheid in speciale vakken, van zooveel verlichte kennis, en zoo bevoegd om uitspraak te doen zal voorzeker vruchtbaar zijn in goede resultaten. Verheven hoven dien partijgeest, die thans de beste bedoelingen tegenwerkt en den slaat van kwijning bestendigt, kent gijlieden slechts eene drijfveer, liet belang des lands. Onderzoekt dan met die naauwgezotheid welke n eigen is, de u voorge dragen onderwerpen van practiseh belang. Van mijnen kant zal ik insge lijks, met den steun der Wetgevende Vergadering, doen wat in mijn ver mogen is. Laat ons haast maken, dus eindigde hij, de tijd dringt, en wij moeten ons niet door de slechte hartstogten laten voorkomen. Deze rede wordt om hare onpartijdigheid en waardigheid zeer geroemd. 'Te Parijs is in 1849 voor 29 roillioen aan goud gemunt. In de vier

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2