LEYDSCHE
COURANT
VRIJDAG, 8 MAART.
N°. 29
BI m E Pi L AIN DSC HE RERiGTEJN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar
de afzonderlijke nommers werden tegen 16
Centen afgegeven.
LEYDEN 7 Maart.
Z. M. 'heeft 'hij continuatie benoemd tot Burgemeester der gemeenten Sas-
senlieym Vrije- en I.age Boekhorst en Vennip, Mr. W. B. Iluygens.
In de Delflsche Courant leest men Een reiziger die zieli eergisteren
op den voormiddaglrein van Leydcn naar Delft bevond deelt ter voorkoming
van schade mede, hoe hij zijne aankomst te 'sGravenliage ontdekt werd, dat
van twee dames reizende in denzelfden wagen (2'lc klasse) waarin hij gezeten
was, de beurzen waren ontvreemd, en bij aangifte daarvan bleek dat ook
ccne dame, reizende in de lste klasse, dezelfde onaangenaamheid was over
komen. De vermoedelijke beurzensnijders zijn er te 'sGravenhagc afgestapt,
en bet is te wenschen dat de ijverige policie hen spoedig op het spoor
zal zijn.
De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Aanmoediging van den
Tuinbouwzal van den 5l,en tot den 9den April hare 5de Tentoonstelling
houlen, in de Zaal der Sociëteit Harmonie, te Botterdam.
Van wege het Departement van Binnen). Zaken zijn verzonden een aan
tal knollen van de ullucus-plant (ullucus tuberosus), ten einde met de teelt
daarvan op verschillende gronden hier te lande proeven kunnen worden ge
nomen. Men heeft in den laatsten tijd de aandacht gevestigd op dit gewas,
van hetwelk zoo men beweertde eigenschappen zijndat de gele eenigzins
afgeplatte knollen den aardappel in smaak en hoedanigheid evenaren en hel
loof voor beestenvoeder kan worden gebezigd.
liet volgende is de opgaaf der bevolking van Nederland op den 19dl'n
November 1849, volgens de uitkomst der derde algemeene tienjarige volks
telling
Noordbrabant396,402, waarvan te 's Hertogenbosch 21,703.
Gelderland372,086 Arnhem18,666.
Zu:d-lIolland562,306, 's Gravenhage. 72,115.
Rotterdam.. 89,862.
Leyden35,864.
Noord-Holland475,596 a Haarlem25 852.
Amsterdam. 222,616.
Zeeland160,297, Middelburg. 15,884.
Utrecht148,708, Utrecht47,830.
Friesland247,440, Leenwarden. 24,456.
Overijssel215,722, Zwolle18,168.
Groningen183,450Groningen. 33,695.
D.enthe82,739, Assen4,392.
2,849,746.
Op den 18<len Febr. is de waterstand van het Haarlemmer-meer aan de
Oude-Wetering waargenomen op 1 el 98 duimen onder A. P., nadat die stand
den 24slcn te voren, op 1 el 91} duim onder A. P. was bevonden. In de
genoemde maand is das de waterstand in de droogmaking, die bij het begin
tot 2 ellen onder A. P. was gebragt, ten hoogste tol 8} duim gerezen. Deze
rijzing bewijst, dat de hoeveelheid van den gevallen regen niet zeer belangrijk
is geweest, daar de uitmaling tot den 25sleD heeft moeten worden gestaakt,
om Rijnlands boezemwater niet tot nog gevaarlijker hoogte op te voeren.
Dit boezemwater toch is ter genoemder plaatse tot 14 duimen onder A. P.,
opgeloopcnen is tot den 22sten gemiddeld op 20 duimen onder A. P. waar
genomen; dat is 7} duim boven Rijnlands maalpijn, en 15 duimen boven
het peil der overeenkomst met het Rijk. Daarna is de boezem vrij spoedig
tot 45 duimen onder A. P. verlaagd, maar niettemin staan nog verscheidene
polders en droogmakerijen in het zuiden van hel waterschap dras en onder
water; vermits men, ter zake van den te hoogen boezemstand, gedurende
verscheidene weken, geen gebruik heeft kunnen maken van de gunstige ge
legenheden ter uitmaling.
De schade, aan Rijnlands ingelanden berokkend, is belangrijk, en vermits
<4it niet toe te schrijven aan gebrek aan gunstige gelegenheid voor de gewone
afwatering, noch aan eene buitengewone hoeveelheid regen, openbaart zich
bet reglmatig verlangen der belanghebbenden, dat in de dringende noodzake
lijkheid van het daarstellen van meerdere en voldoende middelen van afwate
ring van Rijnlands boezem, cn in de ongelegenheden van de zoo zeer vermin
derde waterberging moge worden voorzien. flaurl. Cour.)
De Amst. Cour. van 1 Maart deelt een artikel mede uit de Weser Zéi-
tungover de dwaalleer betreffende de toenemende verarming dat wd
opmerking verdient, wij laten er hier liet een cn ander uit volgen:
Een naauwkcurig onderzoek, wordt daar gezegd, eene zorgvuldige vergelij
king van daadzaken en cijfers, toont op onwederlegbaie grondpn aan, dat de
geheele klagte, betreffende de vermeerdering van de behoeftigenalthans
voor zoo veel men die toepast op de arbeidzame volkeren van midden-noord
en west-Europa, op eene dwaling berust, haar oorsprong hebbende uit bet
voorbijzien van de oeconomische verhouding der vorige eeuwen en vooral van
den toestand der arbeidende klassen waaraan in de geschiedkundige gcschril-
ten van die dagen baast in 't geheel niet gedacht werd, en die men uit eene
menigte verstrooide en dan nog inoeijflijk te begrijpen documenten, volgens
eigene navorsching en onderzoek tot een geleidelijk overzigt bcliooit te bren
gen alsmede van de verkeerde gevolgtrekkingen, die men uit enkele plaatse
lijke verschijnselenuit de verarming van sommige steden en provinciën,
geldig tracht te maken voor eene onbetwistbare verarming van het geheel.
Zoo weet men eens de ellende, ja zelfs des hongersnood, door eenige klas
sen der bevolking van Duitschland geleden, aan de kwijning van de linnen
industrie eene kwijning, grootmdeels tee te schrijven aan bel volgen vau
verouderden fabrijk matigen aibeid of verminderde qualiteit der stoffen., waar
door wij de gunst der markt verloren, en ri< p toen, dat de armoede band
over band toenam maar vergat er aan te denken, dat in vroegere jaren de
armoede der arbeidende klassen, bet pauperisinus dat men voor een kind
van onze dagen uitkrijt veel grooter, veel schrikbarender te voorschijn
trad, dan thans, zelfs in de dorpen der Silezisebe wevers. Immers in 1793
had men daar hongersnooden toch w aren toen de machinale weverijen nog
niet in werking.
Een moeijelijk maar hoogst verdienstelijk werk zou het zijn, om eene ge
schiedenis der armoede te verzamelen. De uilkomst zou bewijzen wat wij be
weren namelijkdat in Landenwaar de nationale arbeid niet verlamd
wordtdoor traagheidonverschilligheid of staatkundige onheilende
armoede der menigte in onze eeuw niet toeneemtmaar onafgebroken
vermindert.
Als het tegendeel waar was, dan zou het dit vooral in Engeland zijn. Its
geen land ter wereld toch, nam de bevolking op eene betrekkelijk kleine ruimte,
zoo zeer toe bereikte het fabriekwezen zulk eene duizelende hoogte is
het kapitaal zoo kolossaal, als in het koningrijk dat thans wel het magligste
op aarde is. En inderdaad, de socialistische cn niet socialistische theoristen
van het panperismns, wijzen bij voorkeur op het voorbeeld van Engeland,
om te toonen, welke tol verschrikkelijke uitbreiding der armoede, de menigte
door de onbeperkte industriële vrijheid door de teugellooze concurrentie en
door de heerschappij van het kapitaal is geraakt. Een bekend socialist, Frie-
drich Engelsschreef een boek overigens zeer belangrijk en vol van goede
lessen waarin hij trachtte te bewijzen, dat Engeland door zijn fabriekwe
zen ten verderve wordt gevoerd en meer anderen hebben met soortgelijke
schoolsche tbeoriënbetzelfde beweerd. Vele Engelschcn wenschen den ge
lukkigen tijd der 16Je en \7^ eeuw terug, toen liet volk verdeeld werd in
rijke edellieden en welgestelde burgers. De lofredenaars van die dagen ont
werpen een romantisch beeld van het voormalige land, terwijl het nogtans
met bijna mathematische zekerheid te bewijzen is, dat de welstand van de
volksmassa (niet van de burgerij alleen) onder de Regering van Koningin
Victoria beter is dan onder die der Sluarts, toen de stoommachine bare rol
nog niet speelde.
De beroemde Engelscbe geschiedschrijver Macaulay wijdt in zijn groot werk
over Engelands historie een geheel hoofdstuk aan de arm ocde en bij— zoo
ook Thiers in Frankrijk stemmen volkomen in het hierboven omschreven
oordeel over het pauperisinus overeen.
Eerstgenoemde schrijver zegt: van de grootc inassa des volks, is niet veel
te zeggen. In die tijden toch achtten de menschenvriendcn het nog niet als
een heiligen pligtvolksleiders rekenden het nog niet als hun beroep, den
nood der arbeiders van de daken te prediken. De geschiedschrijvers waren te
zeer bezig met het hof en de legers, om eene plaats open te houden voor de
hut van den boer, of het dak van den handwerksman. Heden ten dage
zendt de pers, dikwijls binnen de 24 uren, meer discussion en dcelamatiëii
over den toestand der arbeidende klassein dc wereld dan vroeger in een