fiItIERF\LA\Sï. ATHENE, 9 Fehruarij. Gisteren is een Ministerraad gehoudenwaaraan ook eenige Senatoren en Afgevaardigden hebben deelgenomen, ten einde te beraadslagen over de vraag of het niet gepast zou wezen cene wet voor te dragenwaarbij de Slaat de verpligting zou op zich nemen om al de verliezen door de eigenaren der weggenomen handelsvaartuigen geleden, als eene nationale schuld, te ver goeden. Er is eene Commissie benoemd om het ontwerp van zulk eene wet op te stellen. Men beschouwt den strijd tegen Engeland als een nienwen on afhankelijkheids-oorlog, en vleit zich in dezen even als in den vroegeren te zullen zegevieren. De Officieren en militaire beambten hebben op het altaar des vaderlands het offer gebragt van het geheele bedrag hunner bezoldin- gentot aan het einde van de tegenwoordige krisis. Overal, op de eilanden en in de provinciën, zoowel als in de hoofdstad, heerscht de diepste rust. UK WE DEW. STOKHOLM, 11 Fehruarij. Gisteren ontving Z. M. in een hijzonder gehoor den Graaf van Lyndcn Opperstalmeester en Adjudant van Z. M. den Koning der Nederlanden, den vorigen avond alhier aangekomen. De Koning ontving bij die gelegen heid liet antwoord van den Nederlandschen Vorst, op den brief van den 7lieu Januarij jl., waarhij de Koning van Zweden en Noorwegen, Hem als hoofd van het Koninklijk Huis van Oranje, verzocht had om de hand van Prinses Wilhelmina Fredcrica Alexandra Anna Louisa der Nederlanden voor zijnen welbeminden zoon, den Kroonprins van Zweden en Noorwegen. Op die aan vraag, welke reeds de goedkeuring verworven had der Doorluchtige Ouders van genoemde Prinses, gaf Z. M. de Koning der Nederlanden bij bovenge- melden cigenhandigen brief, welke de dagleekening droeg van den 27sten Januarij, zijne volkomen toestemming. Vei volgens werd de Graaf van Lynden in hijzonder gehoor ontvangen door de Koningin en de Koningin-Moeder en door den Kroonprins. Een hofrijtuig en eene plaats in de Koninklijke loge in de opera, zijn ter beschikking gesteld van den Graaf, gedurende zijn verblijf te Stokholm en alle gelegenheid is hem verschaft, het merkwaardige te bezigtigendat de hoofdstad bevat. Gisteren werd door den Koning een diner gegeven, waaraan het geheele Koninklijke gezin deel nam en waartoe, buiten den Graaf van Lynden, nog waren uitgenoodigd de grootwaardigheidbekleedersde leden van den Zwecdschen en Noorweegschen Staatsraad en hunne Dames, in het geheel 80 couverts. De Koning bragt een' toast uit op den Kroonprins en zijne Bruid, daarbij de hoop te kennen gevende, dat de ontworpen vereeniging het geluk der vorstelijke verloofden zou grondvestendat zij zou medewerken tot den voorspoed van Zweden en Noorwegen en dat de hand van vriendschap tus- schen deze Rijken en Nederland, reeds zoo gelukkig bestaande, nog naauwer zou worden toegehaald. De aanwezigen hadden daarop de eer, zoo aan HH. MM. als aan den Kroon prins en de verdere leden der Koninklijke familie, hunne heilwenschen aan te bieden over de tijding, welke de Koning hun had medegedeeld. In eene heden morgen gehoudene vergadering van den Raad van State heeft de Koning aan dat ligchaam kennis gegeven van de verloving van den Kroonprins, welke mededeeling in het proces-verhaal is opgenomen. Heden namiddag ten half drie ure, hebben HH. MM. en de Kroonprins, de hier aanwezige vreemde Gezanten ontvangen die hun verlangen hadden te kennen gegeven, aan de Koninklijke familie hunne belangstelling in de ge melde verloving te betuigen. UPSALA, 2 Fehruarij. Don 28slen Januarij hadden wij een zoo verschrikkelijk weder als men in langen tijd hier niet bijwoonde. Tegen den middag was het in de stad onmo gelijk 50 ellen voor zich uit te zien. De storm werd spoedig in een orkaan en de dag in eene schemering veranderd daarbij kwam dat de koude van 3° tot 15° steeg, Toen men in den morgen van den 29slcn Januarij de bijna onbegaanbare wegen in de nabijheid der stad begon te onderzoeken trof men bijna op allenlijken van menschen aandie in den strijd tusschen leven en doodvoor de woedende elementen hadden moeten bezwijken. VEREEMGDE STATE1V. In de Sheboygan Nieuwsbode, een Hollandsch nieuwsblad te Sheboygan, in den Staat Wisconsin uitkomende, leest men het volgende: »De Mollandsche kolonie in dezen Staat (Iowa) ontwikkelt zich meer en meer. Gelegen aan den grooten weg tusschen Krokuk en Fort des Moines, is er gednrige doortogt. Driemaal per week passeert door Pella de diligence en de post van de eerste naar de laatste plaats. De verkoop van producten gaat gemakkelijk. De aanbouw van Pella is in den afgeloopen zomer met ijver voortgezet, waren er meer timmerlieden geweest er was nog meer ge bouwd. In Amsterdam, aan de des Moines rivier, is ook reeds een klein be gin; deze plaats is bestemd de havenplaats te worden voor de kolonie en om streken. Onlangs is de gedrukte kaart uitgekomen, gemaakt door de Inge nieurs, die het werk aan die rivier besturen, met aanwijzing van al de sluizen, dammen en kanalen, die of reeds in aanbouw zijn of nog aanbesteed moeten worden. Vlak aan Amsterdam komt een dam en sluis, waardoor die plaats zeer in waarde is vermeerderd. Alle soorten van vruchten grocijen hier hij uitnemendheid, er is vlas en hennep gebouwd, zoo goed als in Ne derland. De toevloed van landverhuizers in dezen Staat is groot. Onlangs had den wij in de nieuwsbladen de berekening, dat in den tijd van zes weken tusschen de 30 en 50 duizend nieuwe inwoners de verschillende veeren aan de Mississippi waren overgekomen, lowa ligt genoegzaam in liet midden fnssehcra den Atlantischen Oceaan en de Stille Zuidzee, tusschen Boston, New-York en Californie. Wanneer eenmaal de rivier des Moines in orde, en een spoorweg gereed zal zijn, dan is het bijna wiskundig zeker, dat Iowa een der beste wegen zal zijn van het Oosten naar het Westen, liet is waarlijk ongelooflijk, wanneer men Pella en de omstreken aanschouwt, dat deze streek tot 1 Mei 1843 nog alleen bewoond was door Indianen, die toen eerst volgens het gemaakte trac- taat in 1842 het grondgebied moesten verlaten en plaats maken voor de blanke volkplanters. Marion County, waarinde Hollandsche kolonie gelegen is, is eerst georganiseerd 1 September 1845 en telde toen 720 inwoners. Den 1 April 1846 was dit reeds reeds 1450. Burlington en Keokuk aan de Missis- sippi, zijn de beste landingsplaatsen, om naar deze kolonie te komen; van de beide plaatsen komt ook de diligence. Men overnacht te Fairfield en Oskoloosa en is den derden morgen ten 8 k 9 ure te Pella. KONINKLIJK NEDERLANDSCH INSTITUUT. Naar aanleiding eener ook op hein rustende lastgeving der derde Klasse we gens eene ontvangen mededeeling over de Schilderkunst der Oudendeelde de Heer C. Leemans in de vergadering van den 26slen November II. eenige toelichtingen mede nopens dit onderwerp, hetwelk te bejammeren was, dat doorgaans behandeld wordt hetzij door kunstenaars, hetzij door philologen af zonderlijk, en riiet door hen, die in beide vakken evenzeer te huis zijn. Het schilderen hij de Ouden en vooral bet Encaustische is onderzocht, na Junius, door vele nieuwere schrijvers. De voorname bron is zeker Plinius, en wel in zijn 35ste boek. Plinius was polygraaf en compilatormaar de nïeuweren vorderen nog meer van hem. Zijne werkzaamheid was onbegrijpe lijk en hij omvatte alle mogelijke lakken van menschelijke wetenschap. Hij kon niet alles kennen. HÜ moest wel dikwijls dwalen. Plinius schrijft in liet 35st0 hoek alleen in het voorbijgaan van liet schilderenhij gelegenheid dat hij handelt van de metalen en van de verwen. Dus, men mag geen systematisch geheel over het schilderen hij Plinius veronderstellen. Over het Encaustische zegt hij zoo weinig, dat het wel in 8 regels kan vervat wor den. Plinius bevlijtigde zich voorts om zeer kort ie schrijven en werd dus daardoor dikwijls onduidelijk. Dikwijls v,ilde hij ook aardig zijnyQu<pfi.v en pingere zijn verder van eene alleruitgebreidste beteekenis, waarop onze nieuwere niet letten. Ook eenige Grieksehe schrijvers van lateren tijd behel zen over het schilderen nog eenige andere berigten. De Ouden hebben ongetwijfeld a tempera geschilderd. De menging van hunne verwen geschiedde door hars als bindmiddelhel al fresco schilderen kenden zij waarschijnlijk niet. Tot nog toe zijn daarvan geene schilderijen hekend. Lctronne verklaarde zich ook zeer tegen het gebruik dier benaming van het schilderwerk der Ouden. Het schilderen in natte kalk dus kenden zij niet; het udo illinerearpvygoi^q ^myQoupawis schilderen op water van spoedig voorbijgaande voorstellingen; het is eene spreekwijze; het geldt niet van het fresco-schilderen. Plinius geeft in c. 39 en c. 40 in fine 41 eenige regels over het schilderen in Encaustiek. De Cartier heeft zich daarmede onlangs bezig gehouden in Revue Archéol, 18451846 blz. 278 volgg., 365 volgg.437 volgg.; doch hem ontbrak ook de noodige critiek. Doch de proeven van de Cartier zijn zeer belangrijk. Plinius sprak daarover kort en gaf geene uitvoerige beschrij ving van de schilderijen zelve, omdat hij over eene bekende zaak sprak; maar daarom weten wij het niet. Ceris pingere et picturam inurere zegt Plinius. Het eerste is het schilderstuk met waterverwen op paneel brengen; het tweede het er op bevestigenin ehore cestromet liet graveerstift classes pingere is de derde soort, het beschilderen der schepen. Ceris resolutis pingere is met door vuur gesmolten was schilderen. Volgens de Cartier werd hij de was ook wel hars gevoegd. Hout, muur, ivoor, metaal, perkament en doek waren de voorwerpen waarop geschilderd werd. De werktuigen, waar mede geschilderd werd, worden opgenoemd in de Pandecten, ad tit. de In- structo vel instrumento legato (33. 7) L. 17 Init. Men meende, dat bij het Encaustisch schilderen volstrekt geen penseel te pas kwam. Ook Lctronne meende zulks; doch de Cartier heeft het tegendeel duidelijk gemaakt. De schilderijen, hoe ook geschilderd, schijnen verder door een Encaustisch vernis te zijn bevestigd. De Heer Leemans zette in de vergadering van 24 December 11. zijne aldus aangevangen mededeeling voort omtrent de Schilderkunst der Ouden. Een oud graf, dus vervolgde hij, bij St. Mcdard ontdekt, bevat eenige in" dat opzigt merkwaardige voorwerpen. Het schijnt het graf geweest te zijn van eene Gallisch Romeinsche schilderes, waarbij ook met was bereide verw- stoffen aanwezig waren. Chemisch onderzoek zou nadere resultaten opleveren, die echter nog niet tot zijne kennis zijn gekomen. Tot dusverre waren de voorname voorwerpen van oude schilderkunst een schilderstuk van Pompeji een ander in Herculanumeen derde stuk is eene schilderij uit de 5de eeuw, waar een schilder bezig is, de afbeelding van een gewas op het pa neel te brengen, allerwaarschijnlijkst op de Encaustische manier. Die drie afbeeldingen vullen, als 't ware, elkander aan. Nog eene andere teckening is medegedeeld door Zalm, in zijne Pompejische IVandgem'dldedoch dit schijnt niet naanwkeurig te zijn. Nog een ander stuk is door den Atheenschen Hoogleeraar Rangabé bekend gemaakt; doch het is nog niet genoegzaam on derzocht. Het is een marmeren blad, naar liet schijnt dienende tot het wrij ven en bereiden van wasverwen. De Heer Leemans meende op deze wijze het behandeld onderwerp te moeten toelichten door de aandacht te vestigen op de vier genoemde monumenten, die tot opheldering der zaak schijnen te kunnen dienen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 3