LEYDSCHE
COURAN
N°
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdug Avond.
MAANDAG, 18 FE BR ÜA RIJ.
De Prijs der Courant is f 13 in liet jaar
de afzonderlijke nommers werden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENL A N DSC HE BERiG T EN
LEYDEN, 1G Eebruarij.
Onder de gemeenten die door den watervloed bijzonder lijden, is die van
Pouderoijen. Heest alle de bezaaide akkers staan onder water. De dijk is
door den geweldigen golfslag uitgewoeld en ten deele weggeslagen. De meeste
woningen, zoo binnen- als buitendijks, zijn onbewoonbaar, sommige zijn in
gestort, anderen dreigen liet te doen. De schade voor deze, reeds zoo uitge
putte en kwijnende bevolking is niet te berekenen. Er beeft zich eene Com
missie van onderstand vereenigd die een beroep doet op de algemeene liefda
digheid. Elke gift zal dankbaar ontvangen openlijk vermeld en zorgvuldig
besteed worden. Behalve deze Commissie zal zich alhier de Heer Mr. D. Tie-
boel Siegenbeek met het ontvangen der liefdegaven belasten.
De voorloopige opgave der bevolking van de provincie Noord-Holland,
volgens de uitkomst de derde algemeene tienjarige volkstelling, bedroeg
474.332 zielen.
Er is aan het Postkantoor aan den Helder gelegenheid ter verzending
van brieven tot den laatslen dezer maandmet 's Eands fregat Prins van
Oranje, naar Teneriffc, Guinea, Ascension, Ilio Janeiro, Curacao en Havanna.
'sGRAVENtlAGE, 16 Fehruarij.
Z. Hl. beeft bij onderscheiden besluiten eervol ontslag verleend: aan den
Officier van Gezondheid der 2de klasse J. Hissink Janssenals benoemd tot
Gewoon Hoogleeraar in de Geneeskundige Faculteit te Groningen
Pensioen toegekend aan de Kolonels der Genie D. Bos, Jhr. J. M. van
der Wyck, A. Kool en aan den Majoor Jbr. F. von Muhlen, laatstgemelden
met toekenning van den rang van Luitenant-Kolonel
Op tractement van non-activiteit gesteld, den Kapitein der Genie van de
2cle klasse II. C. Appelius en benoemd: bij dat corps lot Inspecteur in de lstc
inspectie van fortificatiën, den Kolonel zonder bezwaar der schatkist C. F. Gey
van Pittius; tot Kolonel, den Luit.-Kolonel Jhr. J. Kraijenhoff, met zijn
tegenwoordig tractement; tot Luit.-Kolonel, den Majoor Jhr. J. G. W. Merkes
van Gendt, 's Konings Adjudant in buitengewone dienst; tot Luit.-Kolonels,
de Majoors: E. J. Eekhout, S. F'. Klijnsma en C. R. van Lclijveld; lot Ma
joor, den Kapitein der lstc klasse J. E. Duyvené; tot Kapiteins van de 3Je
klasse bij ancicnneteitde lstc Luitenants: lb J. de Waal, D. G. Andreae,
G. J. Keizer, Jhr. J. F. van Thye Hannes en S. H. Mossel; tot lste Luitenants
bij ancicnneteit, de 2dc Luitenants: W. W. van DoorninckII. Kretzer, A.
Nolthenius, (I. L. de Wijs en J. A. W. I). van Hasselt
Bij Int 3lic regement Infanterie, tot lstcn Luitenant bij ancienneteitden
2,lcn Luitenant A. van V\ echel; en over te plaatsen: bij het leger in Oost-
lndië, den Officier van Gezondheid der 3de klasse G. F. Charlier.
De Minister van Binnen). Zaken heeft, naar aanleiding van art. 14
van het Koninklijk besluit van den 31sten Mei 1818, bepaald dat de exa
mina, door de Provinciale Couunissien van Geneeskundig onderzoek en toe-
voorzigt af te nctnen, behalve die in de vroedkunde, voortaan met open
(leuren worden zullen gehouden.
Men verneemt dat de termijn van beraad, vroeger door de hooge erfgena
men van wijlen Z. M. Koning Willem II, nopens de aanvaarding van diens
nalatenschap, aan de Regtbank alhier gevraagd, en door deze verleend,
thans wederom voor den tijd van tivee maandenen alzoo tot 17 April aan
staandeis verlengd.
Tweede liamev der&taten-<jrene»*aal.
Zitting van Vrijdag 15 Fehruarij.
Zijn ingekomen 2 petitiën van fabrikanten en kooplieden te Winterswijk,
en van touwslagers en bestuurders van lijnbanen te Amsterdambezwaren
aanvoerende tegen de voordragt omtrent de seheepvaart-regten. Tot rap
porteurs over het ontwerp betrekkelijk het Muntcollegie zijn benoemd de Hec-
ren: Baebiene, Weslcrhoff, Wichers, van Hall en van Doorn. De Heer
Scheltinga Winterberg beeft eene verklaring ingezonden dat hij de betrekking
van Burgemeester, hem onlangs bij continuatie opgedragen, heeft aangeno
men. Wordt besloten, even als in zake den Heer Hengst, tot toelating
van dat lid. Aan de orde ishet rigten van vragen aan den Minister van
Koloniën door den Heer van Hoëvell, wegens de niet aanbieding aan de Sta
ten Generaal van het jaarlijksch omstandig verslag wegens het beheer der ko
loniën en bezittingen en van den staat waarin zij zich bevinden, gelijk dit is
voorgeschreven bij art. 60 der Grondwet. De Heer van Hoëvell heeft liet
woord. Wij laten hier een kort overzigt van zijne uitvoerige rede volgen. Hij
heeft hel verlof tot het rigten van vragen aan den Minister van Kol. niet ge
vraagd, om het Ministerie te bestrijden, en verklaart dat zijne hoogachting
speciaal voor den Min. v. Koloniën, gegrond op langdurige vriendschappelijke
kennis, door de wijze waarop deze bet Departem. v. Kolon. tot dus ver heeft
beheerd, eerder toe dan afgenomen is.
Maar, die Grondwet verlangt een jaarlijksch verslag en daarvan wil bij de
belangrijkheid aantoonen: 1°. uit een politiek2°. uit een industrieel en
financieel oogpunt.
I. Nadat Spr. art. 60 uit een bepaald oogpunl beeft beschouwd, namelijk om
aan do Staten Generaal de gelegenheid te geven hunne roeping naar eiseh te
vervullen, wil hij ook geene andere gezigtspunten bijbrengen, maar hij wijst
aan hoe noodig die aanbieding wordt, als de Kamers zullen moeten mede
werken aan de reglementen op het beleid der Regering in de Koloniën en het
muntstelsel, volgens art. 4 add. art. Gvvt. Maar, nog eene andere beschou
wing. De voldoening aan art. 60 is ook in liet welbegrepen belang der Re
gering. Geheimzinnigheid wekt achterdocht, en, opvolgende den raad hem
door een lid uit Z.-llollarid bij eene vroegere gelegenheid gegeven, zal bij bij
liet aanhalen van eenige voorbeelden ten betooge, boe noodig eene voldoende
openbaaiheid is, niet al 'keuren, maar alleen licht vragen. Als de Regering
voldeed aan art. 60 zouden vele geruchten over zaken die in Indië gebeuren
misschien geheel opgehelderd worden, en de vrees en ongerustheid daaruit
ontstaan zou welligt uit den weg kunnen geruimd worden. Spr. noemt en
kele voorbeelden op.
II. Maar, ook uit een finantiëel en industriëel oogpnnt achtte Spreker
het noodig, dat er voldoening aan het grondwettelijk voorschrift worde
gegeven. Alleen door den ondernemingsgeest aan te wakkeren, door de in
dustrie aan te moedigen, kunnen er nieuwe bronnen van welvaart geopend
worden, en hij meent voorts, dat daartoe bet schoonste veld in onze koloniën
is. Spr. toont dit nader in bijzonderlieden aan ten opzigte van den particu
lieren landbouw, voor bet grootste deel in banden der Chinezen, van do tin-
en steenkolen-mijnen op Banka, het goud en de diamant op Borneo door de
Chinezen gezocht. De handwerken zijn bijna alle in handen van de Chine
zen, Franschcn en Duitschers; in de laatste tijden is de kustvaart geheel
van de Europeanen bij de Chinezen en Arabieren overgegaan. Wat den han
del aangaat, de weinige handel geschiedt grootendeels door vreemde handels
huizen, bepaaldelijk Engeiscbe, Fransche en Duilsche. In bet Wetenschap
pelijke ontwaart men hetzelfde treurige verschijnsel. De Natuurkundige Com
missie, waaraan 40,000 bereids is ten koste gelegd, beeft, zoolang zij be
staat bijna uitsluitend uit vreemdelingen beslaan. Op dit oogenblik bevin
den zicli daarbij twee Duitschers en een Franscbman. Spr. beeft dit herin
nerd. om te doen zien, dat al deze indirecte voordoelcn voor liet grootste
gedeelte in banden van vreemdelingen berusten, dat er gebrek is aan indus
trie, aan ondernemingsgeest bij onze natie, en zegt dat bet beslaande rege
ring-stelsel in Indië daartoe beeft medegewerkt. Eigen krachten en industrie
moeten eene natie staande houden. Hoe men zieh ook moge vasthouden aan
monopolie stelsel en bescherming, op den duur is alleen heil te vinden in
ontwikkeling van eigen kracht en onbelemmerde mededinging.
Het jaarlijksch verslag kan wel geene dadelijke verbetering aanbrengen
maar liet behoort onder de middelen er toe. Het zal de aandacht meer en
meer op die bezittingen vestigen, de onbekendheid meer en meer doen ver
dwijnen, de ondernemingsgeest zal aangewakkerd worden; en uit dit oogpunt
acht hij dal verslag van het uiterste gewigt. Ten slotte vraagt hij: 1°. Waarom
is aan het voorschrift der Grondwet nog niet voldaan 2". Wanneer denkt
de Minister er aan te voldoen
De Minister van Koloniën heeft herhaaldelijk gesproken en geantwoord, dat
reeds door het vorige Gouvernement en nog nader door hem zeiven, aanschrij
vingen waren afgezonden aan de koloniale besturen, ten einde uit de kolo
niën de noodige bouwstoffen lot het zamer.stelleri van het bedoelde verslag
te ontvangen dat de verlangde bouwstoffen wel uit de West Indien en van
de kust van Afrika, maar, ten gevolge van den verderen afstand, nog niet
uit de Oost Indienhet meest belangrijke deel onzer bezittingen, ontvangen
waren dat bij niet kon bepalen of de nog verwachte stukken uit Oosl-Indic
binnen één of twee maanden zullen zijn ingekomen doch dat bijbij ont
vangst alles in liet werk zou stellen om zoo spoedig mogelijk aan de bcpa-