behandelen, of de betrekking van burgemeester behoort tot de bezoldigde
staatsambten, bedoeld in art. 91, alinea 4 der Grondwet.
De Commissie benoemd, om in vereeniging met eene Commissie uit de
Eerste Kamer en in overleg met de Regering, de overbrenging van het be
slaar der openbaarmaking van het verhandelde in de Kamers te regelen,
heeft, bij monde van den beer Boreel van Hogelanden, haar verslag deswege
uitgebragten is vervolgens belast geworden met bet nemen van verdere
maatregelen ter invoering der stenographic.
Voor de maanden Februari) en Maart, zijn de al'deelingen gekozen, en tot
voorzitters de beeren: Boreel van Hogelanden, van Dam van Isselt, van
Heemstra, Diiymaer van Twist en de Man; tot onder-voorzilters de hoeren:
Verwey Mejan, Backer, Lotsy, Groen van Prinsterer en Storm van 'sGrave-
sandeen lot leden der commissie voor de petitiën de heeren: Wintgcns, van
Heiden Rcinestcin, Zijlker, Sloet tot Oldhuis-en Poortman.
In de zitting van heden is een brief ingekomen van den Heer Wij-
naendts, inhoudende, dat hij vooreerst geen zitting zoude nemen, in afwach
ting, cener beslissing in hoeverre hij, als benoemd tot Griffier van een Kan-
tongeregt, even als de leden, die andermaal als Burgemeesters zijn benoemd,
al of niet hebben opgehouden leden der Kamer te zijn.
Op de aanmerking van den Heer Lotsy dat men daaromtrent tot eene be
slissing moest komenheeft de Minister van Binnenl. Zaken verklaard dat
het hem nog niet was geblekendat de drie bedoelde leden de betrekking
van Burgemeester hadden aanvaard.
De Heer Donker Curtius heeft geoordeeld dat men deze zaak behoorde te
laten rustentot men genoegzame zekerheid had. Dit voorstel is met 41
tegen 5 stemmen verworpen.
De Heer Lotsy heeft voorgesteld, dat de Kamer zonde besluiten, dat zij die
op nieuw deze betrekking aanvaarden, ophouden leden der Kamer te zijn.
De Heer Godefroi heeft voorgedragen, dat het voorschrift van art. 91 der
Grondwetniet toepasselijk zal worden geoordeeld. De Heer v. Zuylen heeft
voorgesteld, dat dit voorschrift, bij de herbenoeming tot een staatsambt in
't algemeen niet van toepassing zal zijn. Dit voorstel is het eerst in omvraag
gebragt23 leden voor en 23 tegen gestemd hebbende, is de beslissing tot
eene volgende bijeenkomst uitgesteld.
De Heer v. Hoevell heeft verlof verlangd en verkregen, om den Minister van
Koloniën af te vragenwaarom nog niet voldaan is aan het voorschrift der
Grondwet, betreffende het mededeelen van een omstandig verslag wegens het
beheer der koloniën. De dag zal nader worden bepaald.
Het gewijzigd ontwerp van wet op de brievenposterij bevat onder an
deren de volgende hoofdzakelijke bepalingen
Het port naar mate van den afstand gemeten in eene regte lijn, wordt
berekend als volgt
voor een afstand van 30 Nederl. mijlen of daarbeneden 5 cents, van 30
tot en met 60 mijlen 10 cents, van 60 tot en met 120 mijlen 15 cents,
boven 120 mijlen 20 cents. [Er gaan rnim 5 mijlen in een uur gaans.]
Bij de berekening naar het gewigt worden alle brieven van 15 wigtjes ol
daarbeneden als enkel beschouwd, en voorts boven de 15 tot de 30 wigtjes
2 malen, van de 30 50 3 malen, van de 50100 met 25, van de
100—200 met 50 en daarboven met 100 tegelijk verhoogende, zooodat bo
ven de 100 voor 200 betaalt enz.
Te rekenen van een later, na de invoering dezer wet te bepalen tijdstip,
zal de vooruitbetaling van het port of de frankering ook kunnen gescheiden
door het aanhechten van postzegels, tot dat einde door de administratie voor
een ieder verkrijgbaar te stellen. De wijze van uitgifte dezer zegels, enz.
wordt dan nader geregeld.
Voor brieven met monsters of stalen van koopwaren alsmede voor derge
lijke verzendingen zonder bijgevoegden brief, tot een gewigt van 15 wigtjes
ingesloten, is het gewone briefport verschuldigd.
Bij zwaarder gewigt, wegens monsters of stalen, worden deze mits afzon
derlijk en kenbaar ingepakt, berekend, tegen een derde van het briefport.
Het port van dagbladen, bedraagt één cent voor ieder blad, onverschillig
hoe groot. Voor bijvoegsels wier oppervlakte niet meer dan 15 Q palmen
bedraagt, wordt de helft berekend.
Het port van alle andere gedrukte stukken bedraagt twee cents voor ieder
vel, één cent voor ieder balfvelen een halve cent voor ieder kwartvel
druks, behoudens do navolgende bepalingen.
Bladen van minder dan 8 palmen worden als kwartvellen, van 8
tol 15 palmen als halve vellen, van 15 tol 30 palmen als go-
heele vellen berekend.
Voor grooter formaat wordt het port voor elke 15 palmen met één
cent veihoogd. Het minste port echter voor gedrukte stnkken, onder afzon
derlijken omslag, bedraagt twee cents.
De repen papier, waarin gedrukte stukken zijn ingepakt, mogen te zamen
niet meer dan de helft der oppervlakte van het paket of van het stuk be
dekken opdat bet onderzoek naar den inhoud mogelijk zij.
De stukken mogen geen schrift bevatten.
Hiervan zijn alleen uitgezonderd de drukproeven, mits het schrift zich be-
pale tot hetgeen de aanwijzing en verbetering der drukfeilen en de bijzonder
heden daarmede in onmiddellijk verband slaande betreft.
Het port van alle gedrukte stukken wordt ten kantore van afzending be
taald, of anders met het gewone briefport belast.
Het aanteekengeld van alle brieven bedraagt tien cents, ten kantore van
afzending te betalen. Bij vermissing betaalt de administratie 25.
Wegens brieven die niet zijn aangeteekendis geene schadevergoeding
verschuldigd.
De aanteekening is verpliglend bij verzending van brieven of paketten
waarin gereed geld edele metalen of kostbaarheden besloten zijn. Wanneer
bet in acht nemen van die voorzorg door de belanghebbenden verzuimd is,
geschiedt de aanteekening ambtshalve; doch in dat geval worden de brieven
of paketten niet afgegeven dan tegen betaling van dubbel port, en van vijf
ten honderd der ingeslotene waarde.
Er zijn op alle postkantoren postwissels te bekomen, op een ander post
kantoor betaalbaar.
Voor provisie wordtten behoeve van het Rijk twee ten honderd van het
bedrag, bij de afgifte der wissels, ingevorderd.
In de memorie van toelichting wordt onder anderen het volgende mede
gedeeld. Het verlies, door het onwettig vervoer langs de spoorwegen en ver
dere transportmiddelen neemt van dag lot dag toe. Alléén op de briefwisse
ling tusschen tien kantoren, die aan of bij de spoorwegen liggen, doet zien,
hoe zeer het kwaad ecnen trapsgewijzen voortgang heeft. In 1841 werd onge
veer ƒ1,400 minder ontvangen dan in 1840, toen de spoorwegen nog niet
dien invloed hadden, in 1842 klom dat tot ƒ9,000, en is zoo toegenomen
dat het in 1848 reeds de som van 74,000 heeft bedragen.
Het verlies over alle kantoren mag thans op 125 k ƒ150,000 in het
jaar worden gesteld.
Alléén de correspondentie tusschen de beide steden Amsterdam en 's Gra-
venhage bragt in 1849 ƒ10,342 minder op dan in 1840, zijnde een ver
lies van ongeveer 42]. pCt.
Indien de bevoegdheid van bijzondere ondernemers bij de wet wierd erkend,
zouden zij hunne onderneming overal uitbreiden, waar dit eenig voordeel kan
geven, terwijl de Staat zal bezwaard blijven met de schade.
Daarenboven is de Staat thans in het wettig bezit der posterijen, dat aan
de schatkist millioenen gekost heeft, om vorige bezitters uit te koopen.
Hetgeen met cijfers nit de geschiedenis van het postwezen wordt aangetoond.
Zoo werd in 1751 bij besluit der Staten van Holland en West-Friesland
aan personen en steden, aan lijfrenten cn vergoedingen 305,178 jaarlijks
toegekend, in 1796 verscheidene schipperijen uitgekocht, in 1802 en 1804
nog weder aan afloopende schadeloosstellingen 68,187 verleend, waarhij
onder anderen 's Hertogenbosch het eerste jaar ƒ11,400 ontving, Utrecht
ƒ21,079, Nijmegen 7,204 enz. In 1814, 15 en 16 werd aan die regeling
de laatste hand gelegd zoodat er van 181427 ƒ386,675 daaraan werd
uitbetaald waaronder aan één persoon een jaargeld van ƒ8,400. De laatste
der trekkende personen stierf eerst in 1848.
4
Zitting van Donderdag 14 Februarij.
De vragen van den Heer van Hoëvcll aan den Minister van Koloniën, no
pens de niet-uitvoering van art. 60 der Grondwet, betrekkelijk de overleg
ging van den jaarlijkschen staat der koloniën enz. zijn bepaald op morgen
ten 11 ure.
Daarna is beraadslaagd over bet vraagstuk, van gisteren of een herbenoemd
Burgemeester ophoudt lid der Kamer te zijn.
De Heer Scbooneveld beeft voorgesteld, dat de Kamer zon besluiten, »dat
de Heer Mr. Weynaendts, door de aanneming zijner herbenoeming tot Grif
fier van het Kantongeregt te Oud-Beijerlandheeft opgehouden lid der Ka
mer te zijn."
In den loop der beraadslagingen is ontvangen eene verklaring van den Heer
Hengst, houdende, »dat bij de betrekking van Burgemeester van Boxmeer,
liern onlangs bij continuatie opgedragen, heeft aanvaard."
Daarop is door den Heer van Dam van Isselt bet voorstel gedaan, dat de
Kamer zou besluiten, »dat de Heer Mr. Hengst, daardoor niet beeft opge
houden lid der Kamer te zijn."
Vervolgens heeft de Minister van Binnel. zaken, daartoe uitgenoodigd, bij
herhaling hel woord gevoerd. Eerst heeft Z. Exc. doen uitkomen, dat er ver
schil van gevoelen over de uitlegging van art. 91 der Grondwet kon bestaan,
dat de Eerste Kamer ook het regt had, dat art. uit te leggen zoo als zij ver
koos, enz. en heeft later als zijne meening kenbaar gemaakt, dat art. 91 niet
op de leden der Kamer, die lol Burgemeesters benoemd worden, van toepas
sing is, daar hij de Burgemeesters niet beschouwde als «Stoots-ambtenaren.
Nadat de Heeren Donker Curtius en van Hall dat laatste gevoelen hadden
bestreden, zijn de beraadslagingen gesloten en is men tot de stemming over
gegaan.
Daarop wordt bet amendement van den Heer van Dain van Isselt, aange
nomen met 27 tegen 20 stemmen.
Daarna is in omvraag gebragt het amendement van den Heer Scbooneveld,
hetwelk met 26 tegen 21 stemmen is veru-orpen
Nu ontstaat eenig verschil over bet al dan niet doellooze om de volgende
voorstellen in omvraag te brengen. Hiertoe wordt echter besloten. Begin
nende met het amendement van den lieer v. Zuylen v. Nyeveit.Het wordt
verworpen met 29 tegen 17 stemmen.
Daarna is in omvraag gebragt het voorstel van den Heer Godefroi. Ver
worpen met 25 tegen 21 stemmen.
Eindelijk is in stemming gebragt bet voorstel van den Heer Lotsy, dat
mede is verworpen met 28 tegen 18 stemmen.
Waarna de zitting is opgeheven.
UTRECHT, 12 Februarij.
Wij vernemen dat II. M. de Koningin-Weduwe tegen April baar verblijf
op Biljoen zal verwisselen tegen Haar Koninklijk buitenverblijf Soestdijk.