gowt der schepen, met de bcnnltiging van het voorhanden® en zonder roeke- looze opoffering van kostbare bezittingen van den Staat, stelselmatig, en niet dan na bet oordeel van der zaak kundige mannen te hebben ingewonnen, te handelen, en ook in de bestemming van de active zeemagt en dc bepaling van de sterkte daarvan, steeds zooveel doenlijk inet de wezenlijke behoefte van de verdediging en beveiliging der Overzcesche bezittingen en van den Koophandel en Zeevaart, waar zulks moge noodig zijn en in verband met dc beschikbare middelen, te rade te gaan. Het verschil tusschcn den aanneiningsprijs van bet ration brood bij het Ministerie van Marine en dat van Oorlog, spruit voort uit de aanbestedingen in de velschillende steden waar geene militaire bakkerijen zijn gevestigd. Zoo betaalt men voor hetzelfde ration te Rotterdam 8S'T centen, te Medem- 10 en te Willemsoord 5cents. Ten einde echter daarvan niet afhankelijk te zijn, is er reeds eene over- weging aanhangig om in het belang der schatkist, tot eene proeve aan den soldaat, in plaats van bet brood, 6 centen per dag toe te kennen, waarvoor hij zich zelf, even als van vlccsch en brood zal moeten voorzien, ten ware zich daartegen, ook in liet belang van den man, gewigtige bedenkingen mog- ten voordoen. Evenmin zal men, zonder grondig onderzoekovergaan tot de opheffing van een der maritime etablissementen, en de Regering eene beslissing nemen ten aanzien eener verplaatsing van het instituut van de marine te Mcdemblik naar elders, zonder voldoende bewijzen te hebben verkregen dat zoodanige verplaatsing werkelijk noodig en nuttig is. lXlie Hoofdstuk, B. Finantiën. Het Agentschap van het Ministerie van Finantiën te Amsterdam is volstrekt behoefte. Xdc Hoofdstuk. Oorlog. Bij dit Departement gaat men steeds voort, om overal waar het mogelijk is besparingen in te voeren, terwijl wat bet mate rieel betreft, daarop ook de werkzaamheden van bet comité van defensie van invloed zullen zijn. Het is volkomen in den geest van de tegenwoordige Re gering, om zoo weinige veranderingen mogelijk bij het leger te maken, doch eene verdere vermindering der staven is niet wel doenlijk. Die slaven zijn evenzeer in renen defensiven als in cenen offensivcn staat van oorlog noodig. Alles is bij bet Nederlandscb leger uit liet cerstgrmcld oogpunt ingerigt, maar ook bij die zamenstelling zijn staven onvermijdelijk. Die welke verminderd konden worden, zijn dit reeds aanmerkelijk, zoo als de provinciale en plaat selijke stavenmaar als men het ook den grncralen staf en de intendance terder wilde doen, zou men zeer ten nadeele van liet welbegrepen belang van de diensten van den staat bandelen; die steeds mannen behoeft, inde kennis van die speciale vakken opgeleid en ervaren, en welke eigenschappen zij door eene langdurige toewijding aan hunne dienstbetrekkingen moeten verkrijgen. De aanbestedingen zijn in den loop van dit jaar, en zelfs nog zeer onlangs, hij het departement van Oorlog, zoo ver mogelijk uitgebreid. Inzonderheid heeft dit plaats gehad met opzigt tot behoefte voor de geneeskundige dienst Lenoodigd. Intusschen is dit middel niet hoven alle bedenkingen verheven; dc prijs van aanneming zou wel eens aanzienlijk minder zijn geweest, indien men het onder 's hands had kunnen aanbesteden. In sommige gevallen weet zich de concurrentie door uilkoop als anderzins te verstaan. De bepaling drr sterkte van de nationale militie bij de wet van den 8stcn Januarij 1817, is later merkelijk gewijzigd, eerst was de geheele sterkte be paald op één man van de 100 zielen. De militie bestaat uit vijf ligtingen. Ieder jaar kou alzoo niet meer dan één man van de 500 zielen worden geligt. Later bij de wet van 1818, en art. 1 der wet van 1820, is bepaald, dat als maximum, jaarlijks één man van de 300 zielen kan worden genomen. Naar dezen maatstaf kan men ieder jaar ruim 10,000 manschappen tot de dienst bij de militie oproepen, en de geheele sterkte kan alzoo, volgens de ■wet tot op 50,000 hoofden worden opgevoerd. Het blijkt echter dat men bij de zamenstelling der corpsen verre beneden dat cijfer is gebleven. Xlde Hoofdstuk. Koloniën. Het beginsel van uitbesteding wordt bij liet Departement van Koloniën toegepast, zoo dikwijls als de aard van de te leve ren goederen zulks toelaat. Middelen. De voortdurende heffing van 38 opcenten op dc boeten in zake van registratie, zegel, enz. zal een onderwerp van nadere overweging bij de Regering uitmaken. Men beeft de renten van de schatkistbiljetten voor 1840, tot een minder cijfer kunnen uittrekken, omdat men, met het oog op de vermoedelijke be hoeften der schatkist, wel konden nagaan, dat hoogstens een bedrag van 4 millioen van dit papier toereikend zou zijn. Anders is liet gelegen met de schatkistbiljetten van 1834, waarvoor het volle kapitaalals opbrengst van gevestigde schuld in de schatkist aanwezig behoort te zijn. Kan men tijde lijk met een minder bedrag toe, dan spaart men renten uit. Maar men kan niet bij voorraad verzekeren dat men in staat zal zijn deze besparing te be werkstelligen. En daar het volle kapitaal uitgegeven moet kunnen worden moet men ook wel het volle bedrag der renten onder de uitgaven ramen. In dc staatsrekening echter kan de post winst op renten" wegvallen, en de werkelijke uitgaaf in rekening worden gebragt. Er wordt niets verzuimd om den verkoop der domeinen te bespoedigen en regelmatig en met voordeel voort te zetten. Hoe moeijelijk de zamenstelling eener wet op den afkoop van tienden ook zijn moge, zoo zal de Regering gaarne blijven trachten dit belangrijk onder werp door de wet te regelen. De wet op de jagt en visschcrij zal zoo ras mogelijk een onderwerp van overweging uitmaken. Zitting van Vrijdag 28 December. De algemccne beraadslagingen over de begrooting komen neder op de zin snede in liet verslag de afdeelingen dus uitgedrukt: «Beschouwt men de be grooting op zich zelve, zoo schijnt zij, als not maleniet goed te kenren noch aanneembaar, ook was de tijd voor het onderzoek te beperkt. Doch, wanneer men de omstandigheden in aanmerking neemtpleiten die voor de aanneming der staatsbegrooting in baar geheel. Daarbij voedde men bet ver trouwendat de Ministers de toegestemde sommen van uitgaaf slechts als credieten zouden beschouwen welke ten gevolge van bespoedigde voor te stel len en in te voeren hervormingen niet zouden behoeven te worden uitgeput." De meeste leden verklaarden levens dat zij met een enkel woord hunne goedkeurende stem willen motiveren opdat niet uit het stilzwijgen eene ver keerde gevolgtrekking en onvoorwaardelijke goedkeuring zou kunnen worden aigeleid, en refereerden zich overigens aan de algemecne beschouwingen in bet verslag der Commissie van Rapporteurs opgenomen. In dien geest spraken de Heeren de Jonge van Ellemeet, van Meurs, In- singcr, Grocninx v. Zooien, Sasse v. IJsseltv. d. Lek de Clercq, Gevers van Endegecst, Cost Jordens, Diemont, van Mierlo en Hoffman. Ook de Heer Ligtcnvelt, die het overigens onvoegzaam achtte oin te bestrijden wat hij zelf had helpen tot stand brengen (deze begrooting) zou voor alle boomstukken stemmen, maar wilde daardoor niet geacht worden de staatkunde van het te genwoordig bestuur goed te keuren of aan te kleven, om reden dat hij niet kon goedkeuren wat hij niet kende. Het gemis van een programma keurde hij af en op grond daarvan noemde hij dit Ministerie een raadselachtig Mi nisterie, omdat ganscli het collectief programma dezer Regering zich oplostte daarin dat liet zeide: «geef mij ruimte van geld, gedurende een vol jaar, onvoorwaardelijk, en wacht mijne daden af." Een Ministerie dat zulke taal bezigt, bezit volgens den spr. óf veel stoutmoedigheid, óf rekent op veel toegevendheid. Oc Heer Gevers van Endegecst beeft meer bepaald doen uitkomenin boe vele behoeften der natie er nog inoet voortien worden, en dringt ernstig aan: op maatregelen om de begrooting meer onafhankelijk te maken van de O. I. balen; op gepaste zuinigheid; op de behoefte aan amortisatie van schuld. Het laatste acht hij bereikbaar door uitgifte van 6 a 10 millioen muntbil jetten oin daarmede 10 millioen schuld tc amortiseren hetgeen eene rente besparing van 4 ton zou opleveren en waarmede men later gaandeweg zou kunnen voortgaan. Ook over dc hoogte van het cijfer der pensioenen wijdt spr. uit en wenscht herziening van de deswege liestaande bepalingen. De Minister van Finantiën heeft de algemcene aanmerkingen van meer financiëlen aard behandeld. Hij deelt in vele opzigten in het gevoelen, dat de staathuishouding op te kostbaren voet is ingerigt. Het ernstig voornemen der Regering is om op den weg van bezuiniging en vereenvoudiging voort tc gaanmaar alles op eens is onmogelijk. De grootste bezuinigingen hangen echter af van aan te bieden wetten, als 1°. op de regtcrlijkc organisatie, 2°. nopens eene nieuwe regeling onzer strafvordering. Tegen de voorgestelde amortisatie van schuld door uitgifte van muntbiljetten heeft de Minister groote bedenkingen in tijd van rust is dat alles zeer fraai; maar als de tijden on verhoopt veranderen, en men is in het bezit van een zoo gereed middel als de uitgifte van muntbiljetten, dan is hij beducht, dat men dat gretig bij de hand zal nemen, onder alle voorzorgen van tijdelijkheid en zelfs welligt met de meeste voorzorgen en met de beste voornemens. Maar, de gevolgen! Evenwel hij wi! het aangeprezen middel lot amortisatie niet geheel verwerpen, maar het in ernstige en stellige overweging nemen. De verleening van pen sioenen berust op de weldoch ook hier is herziening mogelijk en dit zal allereerst een onderwerp van de beraadslagingen in den Ministerraad uitmaken. De wet lot uitvoering van art. 122 der Grondwet cn al wat met de comp tabiliteit is betrekking staat, zal de Minister met den meesten ijver behar tigen. Reeds zijn de voordragten zoo ver gereed dat ze in den Ministerraad kannen gebragt worden. Overigens beeft de Minister nog onderscheidene nadere bedenkingen beantwoord cn gevraagde inlichtingen gegeven. Daarna heeft de Minister van Justitie het niet geven van een programma verdedigd, dat in algemecne bewoordingen zoo weinig betcekent, en bij zooveel dat voorziening eischt, zonder onvoorzigtigheid niet te voren in dc bijzonderhe den is op te maken. Hij beroept zich op het verhandelde in beide Kamers, op de gewisselde stukken en op den spoed waarmee het verslag der Commissie van deze Kamer, binnen 24 uren, op alle punten is beantwoord en toege licht. De Minister schetst in levendige trekken liet zwaarwigtige der taak van dit Ministerie, waartoe inderdaad, als men alles overziet wat voorziening eischt, moed behoorde tot dc aanvaarding. Vervolgens beantwoordt de Mi nister de afzonderlijke bedenkingen. Dc Heer Gevers van Endegecst heeft nog nader zijn gevoelen uiteengezet en zijn genoegen betuigd dat dc Minister van Finantiën het aangegeven middel om schuld tc amortiseren, niet zoo geheel cn al verwerpelijk heeft geoordeeld. Daarna zijn de algemeene beraadslagingen gesloten. Hoofdstuk I, Huis des Koningsmet algemcene stemmen aangenomen. Hoofdstuk II, Hooge Collegiën en Kabinet des Koningsis na cenige beraadslagingen mede met algemeene (36) stemmen aangenomen. Hoofdstuk III, Buitenl. Zakenwordt na beraadslaging aangenomen met 30 tegen 6 stemmen. Tegen, de Heeren: vanSassevanYsselt, Beerenbroek, van Verschuer, Rcgout, de Ryk en van Nispen van Pannerden. Met eene meerderheid van 29 tegen 7 stemmen wordt besloten, het vervolg der beraadslagingen Ie bepalen op heden avond ten half acht ure.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2