LEYDSCHE COURANT 1849. BI\>ExM,AM)SCHE liEKSGTE De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevent Die van Maandag komt VRIJDAG, 7 DECEMBER. uit Zatvrdag avond. Inwisseling der 25-Cents-stukken. Wij herinneren het publiek, dat van Maandag 3 December tot en met Zalurdag 15 December de 2«i»-Cents-stukken bij de 1IH. Ontvangers worden ingewisseld, en met den 16dcn De cember niet meer gangbaar zullen zijn. I.EYDEN, 6 December. Laatstleden Dingsdag bad de Hoogleeraar l'ruys van der Hoeven bet voor legt om zijne 25 jarige loopbaan aan deze Hoogeschool te gedenkenwelke dag bemdoor menigvuldige hartelijke blijken van toegenegenheid en be langstelling zoo van zijne amblgenooten als van de studerende jeugd en me nigvuldige vrienden lot een aangenamen feestdag geweest is. Itloge zijn Ilooggel. nog vela jaren ten nutte der wetenschap en onzer Hoo- geschool in bet genot blijven van die vermogens en krachten, welke bij lot hiertoe zoo getrouw in zijne belangrijke betrekking mogt besteden. Vergelijkende Slaat van de opbrengst der opcenten en eigene middelen ti n behoeve dezer stad geheven over de maand November van de jaren 1848 en 1849. 1848. 1849. opeenten 2,903.99, ƒ3,725.56} eigen midd. - 555.61} - 667.49} ƒ3,459.61 4,393.06 iopcenten 8,379.31 ƒ7,809.52 eigen midd. - 231.68 - 270.05 -8,611.02 8,079.57 Wijn -1,310.10 - 1,134.60 Binncnl. f opcenten 2,200.49 ƒ2,463.14 Redistil- eigen midd. - 900.13} -1,083.92} leerd. -3,100.62}3,547.06} Builenl. 1 opcenten81.38 323.50 Redistil- eigen midd. - 181.91 - 80.42} leerd. - 263.29 - 403.92} ƒ16.744.64 17,558.22 Meerder over 1849 813 57}. Volgens eene mededeeling van de Commissie tol droogmaking van bet Haarlemmermeer, is de waterspiegel van dat meer, die den lste° November jl. middelbaar op 1 85 cl onder Amst. peil stond, tot den 30slcn dier maand gedaald tot 1.97 el beneden dat peil, en derhalve in dit anders zoo ongun stige jaargetijde 12 duimen lager geworden. 's GRAVENHAGE, 6 December. Z. M. heeft den Baron StratenusGezantscbaps-Sccretaiis te Eenden dezer dagen hier aangekomen, benoemd tot zijnen Kamerheer. Z. M. beeft den Burgemeester van KoewachtP. J. Vermandeiuit zijne betrekking ontzetwegens verregaande nalatigheid in het waarnemen daervan. Men zal zich berinneren dat de Chirurgijn de I.oeuilvandaar, ter dood veroordeeld is, wegens mishandelingen gedurende geruimen tijd zijne vrouw aangedaan, welke ten laatste baren dood hebben veroorzaakt. Eenigcn tijd geleden werd aan de Nederduitsche Hervormde gemeente alhier eene uitnoodiging gedaan tot inschrijving voor de stichting van een Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Hel bedrag dat daartoe gevorderd wordt, werd berekend op eene som van ƒ80,000. Daarop is dadelijk voor ƒ47,000 ingeschreven: sedert is bij eene Collecte aan de huizen, die ruim 5,600 opbragten door onderscheidene inschrijvingen of giften het bedrag geklom men tot ƒ60,000, en er komt nog dagelijks bij, zoodat men niet twijfelt of het plan zal gelukken. Vtveetle Kamer der Staten-Gte ster aal. Wij laten hier den hoofdzakelijken inhoud volgen der Nota van den Heer Baron Sloet tot Oldhuis hij de Tweede Kamer ingediend, waarvan wij, uit plaatsgebrek, de mededeeling in ons vorig nommer tot heden moesten ver -schuiven. Die nota strekt in antwoord op de mededeeling van den Minister van Ko loniën in de zitting van 14 Maart II. De Heer S. zegt in den aanhef, dat de Minister eigenaardige voordcelen aan zijne zijde heeft om zijne overtuiging hij de Natie ingang te doen vinden. Verder gewaagt hij van de geheimhouding van het Indisch beheer, en hoe de kennis van Indië daardoor bij het volk is bemoeilijkt en verwaarloosd, en weidt uit over vele verkeerdheden die daaruit ontstaan zijn, en hoe personen, die wel in Indië waren geweest, maar echter noch door ondervinding noch door wetenschappelijke kennis bevoegdheid daartoe hebben, uit de hoogte over Europeesch landbezit en cultuurstelsel op Java oordeel vellen. Bij nader inzien bemerkte de Heer S. dat hij ook eigenaardige voordeelen legen den Minister bezat, zoo wel omdat hij een' natuurlijken, de Minister een' onnatnurlijken toestand verdedigt als dat zijne denkbeelden die zijn van verschillende personen die op verschillende tijden, jaren lang, betrekkingen in Indië hebben bekleed. De Minister wijst op het jaarlijksch batig slot van 1816 tot 1830, slui tende met meer of min een inillioen, en dat van 1830 tot 1847 sluitende met meer of min 14 millioen. De lieer S. schrijft echter dit batig slot niet toe aan het stelsel van cul tuur, maar aan de vermindering van uitgaven voor kostbare oorlogenaan de vermeerdering van grondgebied, inkomende regten en landregten, en aan de schijnbare winst op de invoering der O. I. duiten, die zoodanig eene ver- warring en benadeeling in het Indische muntstelsel hebben te weeg gebragt, dat men berekent tot herstel daarvan 20 millioen te behoeven. De Heer S. acht dus dat die vergelijkende staat niets legen hem bewijst. Hij miskent de middelijke aanzienlijke voordeelen niet; maar acht dat de koopvaardijvloot te groot is en de uitrusting der overtollige schepen een ver lies voor het nationaal vermogen. Voorts wijst hij op de voordeelen die naar zijn inzien het landbezit zou opleveren. Hij acht dat de Regering hare dwaling te lief beeft om zich af te vragen of 't cultuurstelsel op den duur stand kan houden. Graaf v. d. Bosch zelf beschouwde ze als overgangsmaatregelen de Minister erkent, dat zonder na dere grondslagen het gestichte te eeniger tijd moet instorten. Maar als er verbeteringen (die de M. niet noemt) zijn aangebragt, dan schat deze het jaar lijksch batig slot op ruim 33 millioen; doch de Heer S. beweert dat de M. hier rekent op 't geen de Javaan zou kunnen, niet op 'tgeen hij zou willen doen. Verder zegt de Heer S. dat de M. als gevolg zijner niet genoemde verbete ringen, opnoemt dat men de drukkende verpachtingen zou kunnen afschaf fen, dat men een stelsel van bemesting zou kunnen invoeren, 'tgeen echter de Heer S. voor de hooggelegene koffijtuinen onuitvoerlijk acht, en dat men liet muntwezen behoorlijk zou kunnen regelen, terwijl de Heer S. beweert dat zulks alleen kan geschieden door de overtollige koperen munt in te trekken. Na nog te hebben gezegd dat hij de sterkste hewijzen kon geven, dat de ontwikkeling der bevolking door ons stelsel wordt tegengewerkt, gaat de Heer S. over tot wederlegging van het gedeelte der mededeeling des Ministers, waarin zijn voorstel meer bepaald wordt bestreden. De vraag is, heeft de Begering regt om land op Java te verkoopenDe Heer S. zegt volgens haar zeggen niet, maar wel volgens hare handelingen. Verkoop van landerijen had reeds plaats in 1752, later in 1770 en 1775 en voorts onder Daendels en onder het Engelsch bestuur, en zegt: 1°. dat de Regering vee] land in erfpacht heeft gegeven, 2°. gronden in den omtrek van Soerabaya in bezit genomen, 3°. zich uitgestrekte djati (scheepstimmerhout) bosschen heeft toegeëigend; waartoe men eigenaar van den grond dient lo zijn, 4°. dat de regering zelve in haar reglement (art. 62, Ind. Staalsbl. 1836) zegt, dat de gronden welke het eigendom van den lande zijn, aan de bevolking zullen worden verhuurden 5". zich den eigendom der Sawa- velden toekent. De Heer S. ontkent alzoo het beweren des Ministers, dat al de velden of eigendom zijn \an den Javaan, of gemeentegronden en dus onverkoopbaar. Na eene vrij uitvoerige wetenschappelijke beschouwing van het Javaansch eigendomsregtwaarbij de Heer S. tot het besluit komt dat de eigendom van den grond voor den Javaan, bestaat in het vrij gebruik zoo lang hij zijne be lasting betaalt, zegt bij dat hij alleen bet regt tot heffing van aan den souverein verschuldigde belasting wilde veikoopen waarbij dan dat regt van den souverein voor de helft, dat is voor van de opbrengst aan den hoo per zou komen. De Minister heeft aangemeikt, dat dit nog te veel zou zijn, dat ('a Rrge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 1