gccnc nieuwe gcldleeningen te doenen dat hare loopende schuld nimmer
zoude te hoven gaan ƒ700,000; doch den lstcn April 1848 bedroeg deze
schuld, reeds 858.824.
Van hare geldlceningcn die alle reeds moesten afgelost zijn, is slechts van
tie eerste, groot 1,500,000, ƒ340,000 afgelost, en wel de laatste termijn
van deze ƒ340,000, ad ƒ75,000, den lstcn Januarij 1329.
In de laatste jaren had ook gedurig ccne meerdere vertraging in de betaling
van de coupons plaats.
Geen wonder dus dat de waarde der aandeelen in de geldlceningcn der
Maatschappij tot de helft is gedaald, en tevens dat zij ten verleden jaar geene
grondstoilen kon aankoopen door gemis aan credict.
Na het contract van 1843, is in 1844 de wet gemaakt, waarhij de zaak
voor goed zou geregeld worden.
Sedert is de schuld vermeerderd inct ƒ188,297, uit welk een en ander
blijkt dat sedert 4 a 5 jaren een tekort van ƒ412,932 is ontstaan.
De Commissie besluit uit bet medegedeelde: 1°. dat er een zellstandig
ligchaain in den Staat is, tellende meer dan 11,000 personen, hetwelk, he-
halve met de Regering, ook met verschillenne andere ligchamen en particu
lieren verbindtenissen heeft aangegaanwelke zij niet kan nakomen 2°. dat
de Maatschappij gelden heeft opgenomen, welke tot blijvend kapitaal moesten
strekken, doch die gedeeltelijk besteed zijn tot dekking van gedurig ontstane
tekorten; 3°. dat tot instandhouding der Maatschappij gelden zijn verstrekt,
doorcenen maatregel waardoor de belangen onzer koloniën voor een gedeelte zijn
opgeollerden 4°. dat de vcrplegings-kosten van behoeftigen bij de Maats,
hooger loopen dan in de meeste gestichten van liefdadigheid.
Uit een en ander blijkt, dat gedurende het jaar 1847 gemiddeld zijn ver
pleegd 8,358 personen, een getal zoo als te voren wel nimmer verpleegd is.
Volgens de sterkte der bevolking waarover de rekening loopt, was die in
1348 ongeveer 1000 en in 1845 2000 minder, zoodat de onderstaande bere
kening stellig in het voordeel der Maatschappij is; en nu is voor ieder persoon
betaald (zoo als de Commissie in bare memorie met cijfers bewijst) ƒ78.11.
Volgens de nota van toelichting zijn er geheel of gedeeltelijk (dat nog al
verschil maakt) ongeschikt voor den arbeid geweestgemiddeld 3,028 perso
nen en bleven'cr alzoo werkdoende 5,330.
In aanmerking nemende dat er kolonisten zijn die van 3 tot 4 in de
week verdienen, zoo als die welke in de vecnen of bij den boer werken, als
Qok sommige in de fabrieken, alsmede de geringe som welke de kolonisten
daarvan zoo aan zink (het in de koloniën gangbare geld) in banden als op
rekening krijgen, zijnde van de 3 te ramen ongeveer 50 centendan zal
liet wel niet te hoog gerekend zijnals men stelt dat de Maatschappij van
de werkdoende personen door elfeander per weck geniet ƒ75, hetgeen alsdan
zoude zijn over 1847 207,370.
Hierbij komt de winst op de goederen jaarlijks aan bet Departement van
Koloniën te leveren, die de Commissie op ƒ22,385.28 berekent, terwijl, als
men den rentelast hierbij in aanmerking neemt, ieder persoon wel ƒ150
tot ƒ200 kost.
Indien men nu bier tegenover stelt de kosten om niet te spreken van
de huiszittende armen, waarvan, volgens bet verslag over het armwezen
bladz. 8 en 9, bet hoogste bedrag, zijnde in Friesland, heiiep: voor kosten
van bestuur ƒ19.44, en voor Limburg ƒ3.93, maar van die der gods
huizen, waarvan er volgens dat zelfde verslag, bladz. 13, enkele zijn die
liet cijfer tot 200 brengen, maar waaronder er ook zijn waar dit niet meer
bedraagt, zoo als in Drenthe, dan ƒ58.14, in Friesland 83.31in Gro
ningen ƒ85.57, wanneer men daarbij in aanmerking neemt het groot ver
schil in ldceding, voeding en huisvesting, hetwelk voor de koloniën wel 20
a 25, en in vergelijking met sommige gestichten wel 50 pCt. minder gesteld
kan worden, dan wordt dit groot Verschil een onoplosbaar raadsel, en is
het dan ook geenszins te verwonderen dat de publieke opinie ten aanzien dier
Maatschappij ongunstig gestemd is, dat de vrijwillige bijdragen jaarlijks ver
minderen (in 1847 is bet getal leden met 387 afgenomen, en sedert 1840
met nagenoeg een derde (2,917) verminderd), dat er geruchten loopen van
verkeerde administratie, en wat dies meer zij. Onbegrijpelijk is bet dan ook,
hoe aan het slot der berigten omtrent de Maatschappij van Weldadigheid van
16 October 1848 kan gezegd worden: Deze zomer gaf weder vele bezoe
kers, meest vreemdelingen, inzonderheid Engelschen, ook eenige Duitschcrs;
terwijl de Fransclie Regering, langs verschillende wegen vele narigten van
de koloniën trachtte te bekomen: al hetgeen doet zien hoe groot thans de
behoefte aan min kostbare doelmatige armen-verblijven iswaarop ons
Vaderland zich mag beroemen
Niettegenstaande deze ongunstige werking der Maatschappij, zijn cr mil-
lioenen schats aan Ie koste gelegd. Want hij al het aangevoerde moet nog
opgemerkt worden, dat, ware de Maatschappij getrouw gebleven aan haar
eerste contract, de Staat reeds sedert tien jaren ontheven zou zijn geweest
van de betaling der bestedeling-geldena ƒ2,720,000.
En nog worden er gedurig buitengewone subsidiën aangevraagd en ver
strekt. Bij iedere aanvraag was het: dat de Regering zich genoodzaakt zag
te hulp te komen, dat de drang der behoeften geen uitstel gedoogde, bij
het gevaar dat den Staat bedreigde door het plotseling onverzorgd laten van
eenige duizenden behoeftigen, waardoor het gchcele land aan roof en plun
dering zou blootstaan.
De Commissie wenscht dus, dat, daar de Regering, overeenkomstig art. 48
van het contract, de bevoegdheid heeft de aangelegenheden der Maatschappij
te onderzoekendeze Kamer naauwkeuriger onderrigt worde
Ten eersteomtrent den finantiëlen toestand der Maatschappij;
Ten tweede, of de administratie der vrije koloniën afgescheiden is van die
der bedelaars-gestichten; dan wel, of er ook gelden, door den Staat ver
strekt, aan de vrije koloniën worden te koste gelegd, alsmede welke regten
derden op deze vrije koloniën hebben
Ten derde, welke voordeden de Maatschappij trekt van de haar hij con
tract toegestane vergunning der jaarlijks te docne leverantiën voor de Indiën;
opdat men zou kunnen oordeelen in hoever het wenscliclijk is deze inbrenk
op den vrijen handel, nijverheid en algemeeneconcurrentie te doen voortduren?
Ten vierdeomtrent de winsten, voortvloeijendo uit den handen-arheid
der kolonisten, alsmede omtrent dc voordeden op de aan hen verstrekt wor
dende kleedingstukken
Ten vijfde, omtrent de kosten van administratie;
Ten zesde, omtrent de kosten van het onderhoud der gehouwen en verder
materieel
Ten zevendeomtrent de kosten van verpleging, geheel afgescheiden van
alle andere; en wat meer vcrcischt wordt oin den linanticlcn toestad der
Maatschappij grondig te leeren kennen.
's GRAVENIIAGE, 3 October.
Z. M. beeft den Heer M. II. Conrad, Iloofd-Ingeriieur van den Waterstaat,
benoemd tot Ridder der Orde van den Neder!. Leeuwter zake van de loffe
lijke wijze, waarop hij zich van de hem opgedragen taak als Ncdcrlandscb
Commissaris bij de gemeenschappelijke opneming van den Rhijn, van Bazel
tot aan zeegekweten heeft.
Z. M. heeft pensioen verleend aan de Generaal-Majoors J. Wagenaar en
J. C. van de Polder, Chefs der afdccling Administratie en Genie bij het Dep1,
van Oorlog, alsmede aan de Colonels M. Wilsenborg, Directeur der 2de di
rectie van Fortificatiën, en P. G. R. Raron Snouckaert van SchauhurgAd
judant van wijlen Z. M. Willem II, en thans bij 7.. M. Willem III, onder
toekenning van den rang van Generaal-Majoors.
Bij de plcglige installatie van den Heer Mr. J. II. van der Sande, als
Raadsheer in het Prov. Gercgtshof van Zuid-Holland op Dingsdag 25 Sept. 11.,
heèft eerst de Heer Procureur-Generaal, Jhr. Mr. J. W. Junius van Ilemert
en vervolgens de Heer Vice-President, Mr, J. A. Philipse, het woord gevoerd,
waarhij die lleeren na de verliezen te hebben herdacht, die het Hof in de
laatste tijden had geleden door het afsterven van de Hoeren Brand en Vail-
lant, den Meer van der Sande, welkom heetten, en de Heer Philipse nog de
volgende toespraak hield
»Gewigtig en zeer belangrijk is de taak, die Gij op U genomen hebt en
welke Gij ria heden zult gaan vervullen.
Het gewigt daarvan behoef ik voor U niet te schetsen, die reeds gedurende
eenige jaren het regter-ainbt in de aanzienlijke Leidsche Regtbank met eerc
hebt bekleed, en die ook daar reeds de ondervinding gekregen licht, hoe
zwaar dikwerf de uitoefening daarvan op do schouders drukken kan.
Wil met ijver en naauwgezetheid de voetstappen volgen van Uwen voor
ganger en, zoo als hij gewoon was dit te doen, ons met uwe welwillendheid,
met uwe vriendschap en met uw vertrouwen vereeren; van onzen kant bieden
wij U de verzekering aandat wij wederkeerig trachten zullen alles aan te
wenden, om U de uitoefening van Uwen nieuwen post te helpen veraangenamen.
Bekleed de aanzienlijke betrekking, waartoe Gij geroepen zijt en die Uwe
billijke wenschen vervult, ten nutte van de maatschappij, tot handhaving
van regt en wet, tot bevordering der belangen van de ingezetenen van dit
gewest en tot Uwe eigene voldoening gedurende cene reeks van jaren met on-
vermoeiden ijver, met getrouwheid, met cere 1
Daartoe schenkc God U Zijnen dierbaren zegen! daartoe verlcenc Hij U de
noodige krachten
Door het Prov. Gercgtshof in Zuid-Holland zijn dezer dagen opgemaakt
twee lijsten van aanbeveling van zes personen, ten einde te voorzien in de
ontstane vacatures door het overlijden van den President, den Heer Mr. J. A.
Brand, en de benoeming van den Raadsheer Jhr. Mr. G. A. Melort tot Raads
heer in den Iloogen Raad, welke voordragten aan de Staten van het gewest
zullen worden toegezonden. Deze lijsten zijn dc volgende:
I. In de plaats van wijlen M'. J. A. Brand1". Mr. L. Asser, Rcgtcr in de
Arrondiss.-Regtbank te 's Gravenhage; 2°. Mp. J. A. M. Biclion van IJsselmondc,
Regter in de Arrondiss.-Regtbank te Rotterdam; 3". Mp. C. M. van der Kemp,
Plaatsvervangend Kantonregter te 'sHage; 4". Mr. J. W. Schuurman, Ilegtcr
in de Arrondiss.-Regtbank te Gorinchem; 5°. Jhr. Mr. F. W. A. Bcelacrts van
Blokland, Regter in de Arrondiss.-Regtbank te Rotterdam, en 6». Mr. G. van
der Jagt Wzn.Procureur hij den Hoogen Raad der Nederlanden
II. in de plaats van Jhr. Mr. G. A. Melort, benoemd tot Raadsheer in den
Hoogen Raad: 1°. Mr. C. D. Beels, Regter in de Arrondiss.-Regtbank te Rot
terdam; 2°. Mr. D. Tiboel Siegenbeek, Officier van Justitie hij de Ariondiss.-
Regtbank te Leyden3". Mr. G. Delprat, Rijks-Advokaat te 's Gravenhage 5
4°. Mr. E. G. P. Gertsen, Rijks-Advokaat te Maastricht: 5°. Mr. C. M. van der
Kemp, Plaatsvervangend Kantonregter tc'sllago, en 6". Jhr. Mr. W. M. dc
RrauwSubstituut-Officier bij de Regtbank te 's Hage.
ASSEN, 1 October.
Op de jaarmarkt te Roden waren aangebragt 1,754 paarden voor rijtuigen,
557 losse paarden, 192 veulens, 470 runderen, 1,947 schapen, 357 var
kens, 124 hindels Drentsch en 40 bindcls Vriesch vlas. Paarden waren slap
in prijs, veulens en enters iets beter; van de runderen zijn vele onverkocht
gebleven schapen waren niet duur; echter is genoegzaam al het aangevoerde
verkocht. Het Drentsch vlas gold 1.50 tot 2 per bindcl, het Vriescltc
van ƒ1 tot 1.25.