Vooreerst werd daar een amendement aangenomen van den Heer van Znylen van Nyevelt.ten gevolge waarvan in art. 4 der voordragt, eene nieuwe alinea is gevoegd, luidende: »Geene tienden zullen immer van liet Kroondomein worden gelieven van de, na de uitvaardiging dezer wet, ontgonnen, droog gemaakte of ingedijkte gronden in de arlt. 2, 9 en 10 der wet van 6 Junij 1840 (Stbl. n". 17) nader omschreven." Ten andere werd art. 5, op voorstel van den Heer Thorbccke, in dier voege geamendeerd, dat bet jaarlijkseb verslag, van den toestand en de opbrengst der goederen aan den Minister van Finantiën te geven jaarlijks aan de Sta- ten-Generaal wordt medegedeeld. Beide deze wijzigingen zijn door de Regeringtij lens de beraadslagingen bij de Tweede Kamer bestreden en ook in de memorie van beantwoording op bet verslag der aldeclingen van de Eerste Kamer gaf de Regering te kennen, wat bet eerste amendement betreft, dat zij met genoegen uit liet verslag vernomen bad, dat die nieuwe paragraaf ook bij de Eerste Kamer, even als bij baar afkenring vindt, cn daarbij baar oordeel te kennen gevende, dat deze bepaling niet tot wet mag worden verheven. En wat aangaat bet tweede amendement, dat de Regering, na er in toegestemd te hebben dat bet verslag van den toestand der goederen, ook aan de Staten-Generaal wierde medegedeeld, de mededeeling van het verslag nopens de opbrengsten meende te moeten weigeren zoodat zij de aanneming van bet amendement dat deze onderscheiding ophief, ook nu nog eene voldoende reden blijft achten, om deze wets-voordragt niet aan te nemen. Hoofdzakelijk zijn dan ook in de Eerste Kamer deze twee punten, maar vooral het eerste, ter sprake gekomen, en hebben, met uitzondering van den Heer van Nispen van Pannerdenal de sprekers hun afkeurende stem vooral gerigt tegen het eerste amendement van de tiendenterwijl overigens ook de meesten dierzelfde sprekers bezwaar vonden in de bepaling, dat bet verslag van den administrateur, ook wat de opbrengst der goederen betreft, jaarlijks zou worden medegedeeld aan de Staten-Generaal. De Heeren Gevers van Endegeest, Heeckeren van Wassenaar, Hoffman, van Lidt de Jeude, Groeninx van Zoelen, Martens van Sevenhoven, Cost Jordens, van Menrs, de Jonge van Ellemeet,zoo mede de Minister van Binnen].Zaken hebben in meerder of minder uitgebreide redevoeringen huune bezwaren uit eengezet. Jn verband lot het onderwerp, werd over het algemeen de wensclielijkheid beaamd, om de tienden, naar billijken maatstaf, af koopbaar te stellen, doch meenden velen toch ook dat er overdrijving heerschte in de voorstelling van bovenmatigen druk der tienden. De Heer van Nispen van Pannerden daarentegen verdedigde de strekking der beide amendementen en zou de wet moeten verwerpen als deze wijzigingen er niet in waren. De Heer Gevers van Endegeest, die als eerste spreker de zaak grondig be handeld heeft, wees op het nieuw verschijnsel dat zich hier voordeed; de Re gering toch, anders gewoon wetten te verdedigen, treedt hier op om af te keuren. Het verschijnsel is een gevolg van het regt van amendement der Tweede Kamer, waardoor zij wijzigingen kan brengen in de voordragten der Regering. Nu zijn er twee amendementen bij de Tweede Kamer aangenomen, die eene gcheele verandering brengen in bet Regeringsvoorstel, en nu is het zeer zeker niet vreemd dat zij zegt: dat is ons werk niet meer; wij zijn van oordeel dat de wet, zoo al ze daar ligt, niet moet worden aangenomen. Maar wel vreemd kan het voorkomen, dat de Regering, onder zoodanige omstan digheden, de wet niet heeft ingetrokken, maar ze toch gebragt heeft bij de Eerste Kamer. De Regering zal daar gewis goede redenen voor hebben gehad welligt zal zij daaromtrent opheldering gevenmaar zoo niet, dan zal Spr. zich daardoor niet laten weêrhouden om zijne stem uit te brengen zóódanig als waartoe de beoordeeling van bet ontwerp hein aanleiding geeft. De Minister van Binnenl. Zaken daarop antwoordende, heeft drie redenen opgegevenwaarom de Regering de voordragt niet heeft ingetrokken: 1°. dat de Eerste Kamer geroepen is om in nadere overweging te nemen wat bij de I Tweede Kamer is aangenomen, en om, wanneer het blijkt, dat aldaar iets is vastgesteld dat nadeelig kan zijn voor Vaderland of Kroon, j}e Kroon te verschoonen van de noodzakelijkheid om niet te bevestigen wat die Kamer mogt hebben vastgesteld, hetgeen zon kunnen leiden tot onaangenaamheden tus- schen de Kroon en de Vertegenwoordiging; 2°. dat, wanneer de Tweede Ka- j mer een ontwerp beeft gewijzigd en de Regering, die zich daarmede niet ver eenigen kan, de voordragt intrekt, het dan aan de Tweede Kamer onbe kend is, hoe de Eerste zou hebben geoordeeld. De Tweede Kamer zou den strijd kunnen volhouden en als dan de Regering telkens de voordragteu in trok dan zou het doel der Eerste Kamer verloren gaanwant de Regering zou alleen staan tegenover de Tweede Kamer. Daarorn is Z. Exc. van oordeel, dat het onderzoek moet voortgezet worden; de Tweede Kamer heeft evenzeer als de Regering, er belang bij, het oordeel der Eerste te kennen. Is zij het eens met de Tweede Kamer, dan is het dobbel belangrijk voor de Regering om te overwegen, of zij al of niet goedkeuring aan de wet zal geven; maar is daarentegen het oordeel der Eerste Kamer ongunstig voor de veranderingen in de Tweede op het regerings-voorstel gemaakt, welnu, dan komt die Kamer op een geheel ander terrein dan verkrijgt zij geheel andere vooruitzigten dan vroeger. Toen ze aanvulde of wijzigde, was ze in 't voornitzigt, dat de Eer ste Kamer aan hare zijde zou staan; maar nu zal zij te weten komen, dat dit niet het geval isen datals zij andermaal met dergelijk voorstel bij de Eerste Kamer kwamer wederom afkeuring zou volgen. Door die weten schap wordt dan niet alleen gewonnen in tijd en nader overleg, maar ook de Tweede Kamer kan dan ook beter beoordeelen wat zijandermaal geroepen tot regeling van het zelfde onderwerp, zal te doen hebben. 3°. Maar het was voor de Regering ook van gewigt om de beraadslagingen hier te laten door- I gaan, vooreerst om leering te putten uit de gevoerde beschouwingen en de gevallen uitspraak. Kiest de Eerste Kamer de zijde der Tweede, de Regering zal ernstig moeten overwegen wat te doen of zij de wet bekrachtigen zal al of niet; maar is dit niet het geval, dan kan de Regering, toegerust met die nadere beschouwingen en beslissing van de andere tak der wetgevende magt waarvan de Tweede Kamer kennis bekomt, ook te beter andermaal bij laalst- gemelde tak met eene hernieuwde voordragt komenen dan kan zij met grond verwachten dat deze zich nu scharen zal aan de zijde der Eerste Ka mer, en dat zoodoende de wet tot stand zal komen. ROTTERDAM, 15 Augustus. Naar wij onderrigt zijn, is bij de Boekhandelaren J. van Baaien cn Zonen alhier ter perse en zal eerstdaags gereed zijn, eene verhandeling van den Heer J. A. Beijerinck, over de indijking en uitbreiding dezer stad, door het lia- taafsch Genootschap met de gouden medaille bekroond. De verhandeling is vergezeld van drie net uitgevoerde kaarten, de geprojecteerde ijzeren hangbrug over de rivier de Maas en de verschillende uitbreidingspunten op het eiland Feijenoord voorstellende. De belangrijkheid der onderwerpen, zoowel als de uitmnntende en bevattelijke wijze van behandeling door den kundigen schrijver doen ons vertrouwen, dat het bovenstaande berigt onzen stadgenooten in het bijzonder zeer welkom zal zijn. (Rolt. Cour.) Tot op den 23s,e" dezer des avonds ten 10 ure, kunnen aan het post kantoor alhier brieven worden bezorgd, ter verzending naar de Kust van Guinea, met het nieuw gebouwde brikschip St. George del Mina, Kapitein J. J. van der Eb. AMSTERDAM, 15 Augustus. De G5sle Algemeene Vergadering der Maatschappij Tot Nut van 't Alge meen werd gisteren ahicr geopend met eene rede van den Algemeenen Voor zitter, den Hooggel. Heer Dr. J. van Gilse; over den Volkstoon, zoo als die wenschelijk is voor de geschriften der Maatschappij. Daarop werd verslag gedaan van den staat en de werkzaamheden der Maat schappij waaruit onder anderen bleek: Dat zij thans telt 284 Departemen ten, te zamen bevattende 13,587 Leden. Dat als Leden voor het Hoofdbestuur herkozen waren de Oud-Hoofdbestuur ders IV. II. Warnsinck, Bz. en J. P. Heije, in plaats der als zoodanig afgetre- dene Heeren W. H. Suringar en P. J. Veth. Dat tot Voorzitter ,van de Algemeene Vergadering voor 't volgende jaar ge kozen was de Hooggel. Heer P. J. Veth. Dat bereids een begin was gemaakt met den druk van het Nieuw Natuur kundig Schoolboek. Dat hetzelfde eerstdaags verwacht wordt van het geschrift over de ontwik keling van het kind en dat over Ziekenverpleging. Dat weldra een aanvang zal worden gemaakt met den druk van de in den verleden jare bekroonde Prijsverhandeling over Landontginning. Dat eene Commissie uit het Hoofdbestuur omtrent de Zaak van het Lager Onderwijs bij de Ilooge Regering gepaste stappen had gedaan betreffende de te verwachten Wet op dat zoo hoogst belangrijk onderwerp. Dat de Maatschappij in het afgeloopen jaar een Legaat ontvangen had, ter waarde van ƒ1000, van wijlen Mej. C. M. Loopuijt, te Schiedam, en dat de finantiën der Maatschappij in gunstigen toestand verkeeren. Niet een der ingezondene Prijs-antwoorden is bekroond. Als nieuwe Prijsvragen werden gekozen, met het oog op de belangrijke vraagstukken: Arbeid en Armoede, waarmede thans geheel Europa zich bezig houdt, cn lettende op de hervorming, die, naar veler oordeel, aan het Schoolwezen ook hier te Lande te wachten staal »In welke opzigten zou het tegenwoordig Lager Onderwijs, zoo in leerstof als vormin een meer regtstreeksch verband moeten en kunnen gebragt wor den met den stand en de toekomstige bestemming der leerlingen De Maatschappij verlangt, dat wel hoofdzakelijk het Onderwijs worde in het oog gehouden, doch dat daarbij tevens worde aangewezen de noodzakelijke en mogelijke veranderingen, die uit genoemd gewijzigd Onderwijs zouden voort vloeien, zoo in de inrigting der schoollocalen, als in dé tot dusverre gebe zigde leermiddelen en de vereischten in de toekomstige Onderwijzers. Vermits de zucht tot eene wetenschappelijke beoefening van de Landhuis houdkunde, ook onder den minder beschaafden boerenstand in ons Vaderland, meer en meer toeneemt, zoo wordt gevraagd »Eene populaire, volledige Handleiding voor de Landhuishoudkunde, in- gcrigt naar de behoefte van den minder beschaafden boerenstand in ons Vaderland." Heden is de Vergadering na behandeling van de verschillende punten van beschrijving, gesloten. UTRECHT, 14 Augustus. De Raad der stad Amersfoort heeft in plaats van wijlen den Heer J. A. Lcinweber, tot Conrector aan het Gymnasium benoemd, den Heer Hekmeijer, Litt. Cand. alhier. Uit Veenendaal wordt gemeld, dat de bijenmarkt, die daar jaarlijks van 8 tot 20 Julij gehouden wordt, dit jaar buitengewoon druk werd be zocht; er werden 6,878 korven met bijen verhandeld, tegen den gemiddel den prijs van 2.75 per korf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2