<5 U1TEJN' LAiM)SC!I!-: 15 E KTÜTË^ tot schromelijke ongelijkheden aanleiding gevenook omdat dit geenszins ge zegd kan worden op de vermoedelijke inkomsten gegrond te zijn. Maar hij invoering der belasting behoort dan ook de herziening der patentwet, zoo dat de aanslag konde gerekend worden drie ten honderd te bedragen van de ver moedelijke winst van elks beroep. De Regering heeft gemeend bij de grondslagen van haar voorstel te moeten blijven volharden. In enkele opzigtcn heeft zij aan de aangevoerde bedenkin gen toegegeven. De ten deze te behandelen hoofdpunten zijn .1. Zal men het tekort over 1848 door belasting dekken? 2. Zal men daaraan eerie verandering van het belastingstelsel verhinden 3. Zal men de middelen, tot een en ander benoodigd vinden door cene belasting op de inkomsten 4. Zal men zoodanige belasting op de inkomsten heffen in den vorm zoo als voorgedragen is, of wel zal men die helling bewerkstelligen door cone al- gemcene aangifte van de inkomsten van alle ingezetenen te vorderen De Commissie van Rapporteurs, zijnde de H. H. Smit, Duymaer v. Twist, v. Hall en v. Doorn, zijn van oordeel geweest dat over dit gewijzigd ontwerp en toegevoegde Memorie van antwoord, eenc nadere overweging in de afdeel in- gen noodig is. Tweede Hamer der Hiaten-tiener a al. In de zitting van heden waarin al de Ministers tegenwoordig waren, heeft Z. Fxc. de Minister van Binnenlandsche Zaken, den Heer Groen van Prinsterer beantwoord. Aan het einde zijner rede sprak de Minister aldus De slotsom van het betoog des redenaars want bij ieder deel van zijne vuordragt kan niet afzonderlijk worden stil gestaan, komt hierop neder, dat dit Minis terie zoo het dien naam kan dragen a. uit heterogene bestanddeelen is te zamen gesteld b. gecne eenheid in beginselen oplevert o. geen vastberaamd plan bezitwaarnaar het handelt d. gecnen invloed op deze Kamer uitoefent noch kan uitoefenen, we gens gebrek aan zedelijke kracht; e. integendeel cene belemmering voor die Kamer in hare werkzaamheden oplevert, die Kamer onbekwaam zou kunnen maken voor hare taak; dat het niet regeert, niet regeren kan, en daarom de regten der Kroon niet dekt g. en dat het niet is, wat het in den tegenwoordigen tijd voor Vaderland en Koning zijn moet. Is dat alles waar dan mag zoodanig Ministerie geen oogenblik langer blij ven beslaan. Maar dan is het ook niet genoeg dat te vermelden die gebre ken op te sommendaarover te redeneren dienaangaande eenige vragen te doen. Neen dan moet er worden gehandeld gehandeld om troon en volk van dreigend gevaar en groot nadeel te verlossen. Dan is het de roeping, de pligt van den volksvertegenwoordiger, die over tuiging uit te sprekenen de Kamer uit te noodigen die voor den troon te brengen. En is alzoo hetgeen de geëerde redenaar voordroeg, de uitspraak zijner ge vestigde overtuiging, dan is bet zijne roeping, zijn pligt dezer Kamer voor te stellenaan Z. M. onzen Koning eerbiedig mede te deelendat Zijn Mi nisterie het vertrouwen der meerderheid dezer Kamer niet bezit. Daartoe noodigt het Ministerie het geëerde liddat de bedoelde vragen deed, met den mecsten nadruk nit, opdat het Ministerie wete, wat het te doen heeft. Daarop heeft de Heer Groen van Prinsterer weder uitvoerig geantwoord, waarvan het slot dus luidde: En, wat nu te doen? Nu eischt de Minister van Binnen!. Zaken dat ik zal oproepen de Kamer om een adres aan den Koning aan te bieden. Ik zal mij echter door dergelijke vriendelijke uitnoo- diging niet van mijn doel laten afbrengen, maar blijven doen wat ik bij cene vroegere gelegenheid mij heb voorgesteld te doen inet mijne interpellatie. Ik verlang noch adres aan den Koning, noch een ordre du jour motive. Indien een onzer het zou willen of voorstellen, ik zou er tegen zijn, om dat geen van beiden in mijne bedoeling lag. Mijne bedoeling was alleen, en ik geloof dat dit ook was de bedoeling der Kamer, bij het verleenen van het verlof, was alleen om de zaak bij de Kamer ter tafel en in over weging te brengen. Het was om te doen uitkomen dat voor de plaatshebbende vertraging in de werkzaamheden, niet de schuld bij de Kamer lag, en om tevens aan het ministerie tijd van beraad te geven ter overweging wat te doen. Nog eene vraag komt hier in aanmerking. Zal mijne interpellatie welligt aanleiding geven tot eene algemcene discussie? Hier ben ik, ik wil 'tbe kennen, in tweestrijd. In sommige opzigten zou ik het gaarne verlangen, en toch vinde ik het aan den anderen kant raadzamer de discussiën te sluiten. Ik ben zeker niet voldaan over het gegeven antwoord; maar ik zal mij tevre den stellen met den afloop der zaak. Ik zal zelfs ongaarne eene algemeene beraadslaging zien openen, die ligt tot groote omslagtigheid, tot groote afwij kingen kan aanleiding geven. Het lid uit Almelo (de Heer Donker Curtius, door dat kiesdistrict verkozen en daarom zoo genoemd) zal gereedelijk veel kunnen antwoorden. En wanneer zich nu een aantal leden in de discussie mengen, en elk er welligt cenigcrmate van afwijkt; als meerdere leden doen wat het lid uit Almelo gedaan heeft, die eene interpellatie van hem zelf in de interpellatie van mij mengde, dan voorwaar zie ik geen einde aan de discussie, en dan vrees ik tevens dat ze ligt aanleiding kan geven tot harls- togtclijkheid. En nu een laatste woord over dit onderwerp, althans in deze Kamer. Ik heb mijn oogmerk der interpellatie volkomen bereikt, want nu is duidelijk geworden de oorsprong der stagnatie in de werkzaamheden der Kamer, en deze is dus ontheven van dat deel barer verantwoordelijkheid. De Kamef heeft, door haar eenstemmig verlof, genoegzaam van haar gevoelen doen blij ken, en ik ben overtuigd, dat geen enkel lid der Kamer, door stil te zwijgen, dat stilzwijgen als goedkeuring zal beschouwen. De waarschuwing is nu van deze Kamer uitgegaan. Er is nu tijd van beraad. Het Ministerie is thans als 't ware en demeure, en als er derhalve in betrekking tot deze interpellatie, niets is afgedaan; er is toch zeer zeker iets voorbereid Niemand meer het woord vragende, wordt de vergadering gescheiden. In den aanvang der zitting is ingekomen eene Koninkl. boodschap, ten ge leide van twee gewijzigde wetsontwerpen tot regeling van uitgaven op fondseri wegens verstrekkingen uit Rijks magazijnen ontvangen. Verzending naar de afdeelingen. Voorts zijn ingekomen 1°. adressen van inwoners der grietenij Mcnaldumadcelbetrekkelijk het behoud der grietenijen in de voor te dragen gemeentewet. 2". Van ingezetenen te Utrecht, betrekkelijk de aanneming van het belasting-bedrag als maatstaf van het aandeel in de vertegenwoordiging. Naar de Commissie ad hoe. De Kamer zal morgen, ten 3 ure weder eene Zitting houden. Des morgens zullen de afdeelingen bijeenkomen om te onderzoeken naar de voor- dragt van wet betrekkelijk de overeenkomst met de Nederlandsche llandcl- Maatschnppij, en om te verkiezen de leden voor de Commissie der Kamer over het tiendregt. TILBURG, 28 Julij. De werkzaamheden aan het paleis worden voortgezet, en men koestert de hoop 11. M. de Koningin-Weduwe nog dezen zomer alhier te mogen zien. II. M. de Koningin-Weduwe van haar verblijf alhier een blijvend aan denken wenscliendc na te laten heeft aan D'. Schotel een keurig bewerkten zilveren schotel en twee zilveren horden ten gebruike bij het H. Avondmaal aangeboden. Op de keerzijde van den schotel leest menII. M. de Koningin Anna PoulownaGrootvorstin van Ruslandaan de Hervormde kerk te Tilburgter herinnering van 11. D. verblijf in Maart 1849. Bij dit geschenk was een treffende brief van H. M. aan den Heer Schotel gevoegd. Het l'rov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant heeft eene prijsvraag uitgeschreven bevattende een project van een gcdcnklcc- ken aldaar op Ie rigten, aan de nagedachtenis van Willem II, waarvan da uitvoering geen ƒ15,000 te hoven gaat. Het best gekeurde stuk ontvangt de zilveren medaille van hel genootschap en eene premie van 100 gulden; het tweede een accessit, bestaande in de bi onzen medaille en 50 gulden. De bekroonde stukken blijven het eigendom van het genootschap. ENGELANU. LONDEN, 27 Julij. In het lloogcr Huis heeft Lord Beaumont een verzoekschrift aangeboden, strekkende om van de Regering de erkenning van het Ilongaarsche Bewind te verkrijgen. Ook in den Gemeenteraad van deze stad heefteen lid voorgesteld, om aan II. M. een adres in dien zelfden geest in te dienen, en tevens te pro testeren tegen het bezetten van Hongarije door de Russen. Maandag zal hier wederom eene vergadering gehouden worden, ten behoeve van de onafhanke lijkheid van Hongarije, in welke Lord Dudley Stuart het voorzitterschap zal beklceden. II. M. zal Woensdag naar Ierland vertrekken. Het getal der overledenen in deze hoofdstad gedurende de laatst verloo- pene week is tot 1741 gestegen ruim 700 meer dan het gemiddeld getal in dezelfde week der laatste vorige jaren. Onder die gestorvenen zijn er 678 aan de cholera, die ook in de overige gedeelten van Engeland en in Wallis weder toeneemt, waar, van 13 tot 23 dezer, 1036 personen aan deze ziekte be zweken zijn. In Schotland bedroeg het getal harer slagtoffers, in die tien dagen, slechts 41. In den avond van den 255tcn, steeg een groote luchtbol van den Heer Green uil Vauxhall Gardens op, waarin 11 personen, onder welke drie dames, had den plaats genomentot zekere hoogte gestegenbegon de bol plotseling la dalen, zonder dat men dit door het uitwerpen van ballast kon verhelpen; zij sloeg tegen een huis aanwierp drie personen op de dakenen steeg toen weder omhoog. Na verloop van eenigen tijd kwam zij behouden in een veld neder. FRANKRIJK. PARIJS, 29 Julij. In de zitting der Wetgevende Vergadering van den 27slen is de wet op de drukpers met 400 tegen 146 stemmenen den volgenden dag die op de schorsing der Vergadering van 15 Augustus tot 30 September, met 294 te gen 247 stemmen aangenomen. In den loop der beraadslagingen heeft de Minister van Binnenl. Zaken met nadruk de in omloop gebragte geruchten tegengesprokenvolgens welke de bewindslieden voornemens zonden wezen om van de afwezigheid der vergadering gebruik te maken tot het gewelddadig bewerken eener omkeering van zaken. Een lid van de linkerzijde der Vergadering heeft een voorstel gedaan dat, tot uitroeijing der armoede, elk Franschman die een inkomen heeft van 30,000 frs. en daarbovenaan den Staat zal afstaan een 5de gedeelte zijner inkomsten; van 30 tot 20,000 frs. een 6de; van 20 tot 10,000 frs. een 7de, van 10 tot 5000 frs. een ÏO116, van 5 tot 2000 frs. een 20ste gedeelte. Djo een inkomen heeft heneden de 2000 frs. zou vrijgesteld zijn. Dit voorstel is aan de commissie voor openbaren onderstand verzonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2