PUBLICATIE. 20,000 geweren, 10 batterijen, en een grooten voorraad krijgsbehoeften in handen hadden gekregen. De bezetting, 3000 man sterk, was als krijgsge vangen naar Komorn gevoerd. Volgens het algemeen geracht aan de Silezische grenzen, hadden de Hongaren eenc overwinning op de Russische voorhoede bij Mackau op 3 mij len afstand van de grenzen behaald. Onder de Oostenrijksche bevolking en soldalen zou groot ongenoegen hcerschen over de tussehenkomst der Russen. Uit Warschau wordt gemelddet de Keizer van Ruslandvergezeld van den Graaf OrlolF van Petersburg aldaar was aangekomen. FRAKKFOKT. 21 Mei. In de Zitting van heden is door den Voorzitter berigt, dat de Saksische Regering, op dezelfde gronden als de Pruissischc, hare Afgevaardigden had teruggeroepen. Vervolgens las de President eenc verklaring van 65 leden der gematigde partij, waaronder H. von GagernDahlmann, Arndt, Jordan en anderen, voor, waarbij deze kennis gaven dat zij hun mandaat als Afgevaardigden ncderlegden, en de redenen van dat besluit ontwikkelden. In ecne Avondzitting werd te midden eener buitengewone opgewonden heid beraadslaagd over het voorstel om te bepalen dat met 100 leden een besluit zou kunnen genomen worden; bij de stemming verklaarden er zich 101 leden voor en 39 legendaar echter volgens het reglement 150 stem men tot het nemen van een besluit vereischt werden, werd deze stemming door den Voorzitter voor nietig verklaard, en de eerstvolgende Zitting op den 24slCn dezer bepaald. Er is eenc deputatie van leden naar Munchcn vertrokkenom den Koning het Stadhouderschap aan te bieden er valt aan het antwoord niet te twijfelen. STADS BERIGT. Beschrijving voor het regt op de Patenten en het Personeel voor den jdie 1849 en 1850. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEY DEM, brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van Z. Exc. den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-IIoIland, van den 10dcn April jl. N°. 4944 3de Afd., houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving voor het Patentregt over 1849 en 1850 (dat is, van 1 Mei 1849, tot 30 April 1850,) alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van 10 April 1849 N°. 33G3 3<l<= Al'd., betrekkelijk de beschrijving voor de Personeele Belasting voor het jaar 1849 en 1850, ter kennissc van de Ingezetenen dezer Stad: Dat op den lsten Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patcntpligtigen, tabel 14, N". 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en Koffijhuisboodcrs, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden rondgebragten na verloop van drie dagen van wege den Ontvanger der Directe Belastingen, tegen regu worden afgehaald, en worden gemelde Patcnt pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van 24 April 1843 Staatsbl. N". 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1849 en 1850 hebben vol daan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hnnne aan slagbiljetten zullen worden bezorgd de Patenten in gereedheid gebragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N®. 16 der Wet, van den Gdcn April 1823, N°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21slen Mei 1819 Staats blad N°. 34), de tijd der uitgifte van de door de patent pligtigcn in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1849 wordt vastgesteld op den 7dcn Mei van dat jaar, en dat de wedcrinzaineling derzelve, tegen recudoor den Ontvanger of deszelfs daartoe gcqualificecrden geteekendop den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der patcntpligtigen, op of met den 31s,cn Mei daaraan volgende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verkla ringen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op liet regt van Patent, van den 21sun Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die «bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het «terughalen derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen »op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg »te dragen, dat de bij de Wet gevorderde aangiftenverklaringen en aan- vragen, welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der Directe «Belastingen," (op de Mare binnen deze Stad) verkrijgbaar zijndoor in «persoon of door hunnen gemagtigdenbehoorlijk ingevuld, op den daarbij «bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: «de aan het regt «van Patent onderhevige personen, welke, na den alloop van den tijd, tot «het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door «valsche, onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne «verpligtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken «reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' «boete van niet minder dan 25, en niet inecr dan 400 guldens." Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel N°. 16 der Wet van den 6den April 1823, N°. 14, voorkomende, de eige naren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de administratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartui gen, gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk Patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden geva ccerd ter Secretarie alhier, van den lslc" Mei aanstaande tot en met den 15den dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezon derd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevan- 8e" t wordende dezelve tevens uitgénoodigdom de meetbrieven hunnef vaartuigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigenzullen worden gevorderd terwijl er na den 15dcn Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aan genomen, en de gebrekigenbij ontdekking, zullen incurrercn de boete, be paald bij het 37stl! artikel der Wet van den 21stcn Mei 1919, hiervoren om schreven. Dat echter gemelde termijn, voor de alhier niet gedomicileerde Schip pers, verlengd wordt tot den 2istin derzelve maand, ten einde zij volgens der AV'ei van den 6den April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalen, en dat zij dus gedurende de gchcete maand, Volstaan kunnen met de vcrto'oning, hetzij van hun vorig Palent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte. Dat verder alle patcntpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den ÏG'1'® Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kra men, stallen, tafels enz,, hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op publieke markten en kermissen uitstallen, mitsgaders de debilanten in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 't groot, te wa ter of te lande met zich voeren alsmede de ondernemers van openbare ver makelijkheden in tabel N'°. 15 genoemd voor zoo verre alle die patcntplig tigen in de algemeene beschrijving voor 1849 zullen moeten worden begre pen, gehouden zullen zijn, zich gedurende de geheelc maand Mei, ter bekoming van hun Patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, 'svoormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigendie hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen, en alzoo in de bijzondere beschrij vingen worden begrepen welke gehouden zijnzich dadelijk bij dien aanvang van Patent te voorzien. Dat almede op den 7dcn Mei aanslaande, een aanvang zal worden ge maakt met de beschrijving voor de Personeele Belasting over bet dienstjaar 1849 en 1850. Dat zij, welke, bij hel bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich, in geen geval, zullen mogen beroe pen op zoodanig verzuim maar integendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handtcckening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar voor eenige betaling te kunnen eischenveirigten, met vermelding der redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag tigde, in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze, worden geteekendna voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften in het algemeenbeboeren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken echter, wier belastings-voorwerpcn naar de vier eerste grond slagen alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge meenten dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal bet vrijstaan de aan gifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bcwersktelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door cenen zelfden belastingschul dige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigd, dat tot tegcnschattcrs voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: SIMON du CROIX, JAN LABREE, LOUIS CORNET, JOHANNES van der TAS. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden zal deze worden afgekondigd en aangeplakt, alomme waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeld aan deri Ontvanger der Directe Belastingen, tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerdbij II. II. Burgemeester en Wethou ders der Stad Legdenop den 19den April 1849. DU RIEU. Ter ordonnantie yan dezelve, v. PUTTKAMMEB. I\GEZO\ D E\. Fmaakt het publick opmerkzaam, dat, onder de zoo vele loffelijke pogingen, welke aangewend worden ter oprigting van een standbeeld, voor onzen onvergetelijken Vorst Willem II, die van de llceren Lilli en Comp., hein hoogst doelmatig toeschijnen daar zij zelfs den ambachtsman gelegen heid verschaffenhet zijne bij te dragenter bereiking van het voorgestelde doel terwijl zij hem tevens in het bezit stellen van een welgelijkend liorst- beeld des te vroeg ontslapenen Vorst. Hij wenschtc dan ook dat hunne po gingen ruimschoots bekroond mogen worden daar bovengenoemde Heeren den Heer M. Machielsc, op de Iloogewoerdbelast hebben, met den verkoop dezer beelden, tot ditzelfde doel strekkende. KERKNIEUWS. Z. M. heeft bij Koninklijke Collatie tot Predikant van de Ilerv. Gemeente te Breda benoemd: Ds. J. P. Iluygens, te Hoogmade. Z. M. heeft eervol emeritaat met pensioen verleend aan de Predikanten bij de Hervormde Gemeenten van Oltoland, Molenaarsgraaf en Meerkerk, DD. II. A. Laan, G. Janssen en S. A. J. de Ruever Groneman. AMSTERDAM, 22 Mei. Door den Brcedcn Kerkeraad der Ned. Herv. ge meente alhier, is op lieden, uit de vroeger vermelde drietallen, door Predi kanten en Ouderlingen, en door Diakenen opgemaakt het volgende drietal: DD. Swalue, Wundcr en Broedelct, en daaruit beroepen: Ds. E. B. Swalue, Th. Dr. en Pred. te Goes,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 3