NOTIFICATIE.
VEREENIdGRE §Ï"ATEW.
Brieven uit California van den 7dcn Febraarij meldendat men 30
mijlen van San Francisco eene nieuwe stad zou houwen die Breccia zou
heeten. De cholera rigtte onder de goudzoekers vreeselijke verwoestingen aan,
en vele werden door de inlanders van hunnen zuur gewonnen schat beroofd.
Er zou een voorloopig bestuur worden aangesteld.
De togt van den Colonel Fremont, orn over land Californië te bereiken,
is mislukthij is met hen die hem vergelden na vele nioeijclijkheden en
ellende, terug moeten keeren.
ST1©§ BERSCJl1.
H 13 R - IJ M.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS der Stad LEYDEN, gezien heb
bende de Notificatie van Hun Ed. Gr. Aclitb. de Hoeren Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland, in dato den 9den Januarij jl.Provinciaalblad N°. 5)
betreffende den Herijk der Maten en Gewigten in Zuid-Holland en gelet op
de voordragt van den Arrondissements-Ijker alhier, van den 23sten dezer
maand, geven mits dezen den Ingezetenen dezer Stad hunne verpligting te
kennen, tot het doen Herijken van al de bereids te voren geijkte Lengte- en
Inhoudsmaten en Gpwigten, benevens de bij de Inhoudsmaten voor drooge
waren behoorende strijkels, waarmede deze, overeenkomstig Art. 8 van Zr.
Ms. besluit van den 21slen December 1822, {Staatsblad N°. 54) moeten wor
den afgestreken. En worden zijlieden ten dien einde opgeroepenter bezor
ging der gemelde Maten en Gewigten, wel schoon gemaakt en gezuiverd,
aan het Lokaal van den Ijk, in de Lange Schoolsteeg. Zullende daartoe,
tegen dadelijke betalingworden gevaceerd
Voor Wijk Iop den 4de" April
II,
III,
IV,
V,
VI,
VII,
VIII,
tolen
April
10dCn en llden April,
o 12dcn, 13deQ en 16den April,
I7den, Igdcn en 19dcn April,
o 20stcn23stcn, 24stcn en 26steD April,
o 27steD en 30sten April en den lstcn en 2deD Mei.
o 3deD en 4dcn Mei;
met uitzondering echter van de Goud- en Zilversmids-, benevens de Apo
thekers- of Medicinale Gewigten, voor welker Herijking afzonderlijk zitting
zal gehouden worden te weten
Voor de Goud- en Zilversmids-Gewigten op den 3dcn Aprilen
Medicinale Gewigten op den 2den April
telken dage des morgens van 8 tot des namiddags 2 ure.
En waarschuwen Burgemeester en Wethouders voornoemdallen en een'
iegelijk wien bet aangaat, met berinnering tevens aan arl.2 van Z. M. besluit,
in dato 30 Maart 1827, Slaatsbln°. 13) om op bovengemelde dagen, (na
welke de Arrondissements-IJker zich, overeenkomstig art. 10 der Notificatie
van II. Ed.jGr. Achtb. de IIH. Ged. Staten van Zuid-Holland, in dato 18 Ja
nuarij 1822, tot uiloefening van den Herijk naar de Buitengemeenten van het
Arrondissement moet begevenen alzoo buiten de mogelijkheid isom geree-
delijk aan het verlangen der verzuimdhebbenden te voldoenzich overeen
komstig hunne verpligting omtrent dezen Herijk stiptelijk te gedragen, ten
einde buiten bekeuring te blijven; zullende er, na den bepaalden termijn,
ingevolge dispositie van II. Ed. Gr. Achtb. de HIJ. Ged. Staten van Zuid-Hol
land, in dato 22 November 1831, geene verlenging van lijd, of zoogenaamde
nadagen, gegeven worden.
Wordende de belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd
aan de Notificatie van tl. Ed. Gr. Achtb. Gedep. Staten van Zuid-flolland in
dato 4 Augustus 1820, volgens welke de ijkpligtigheid zich uitstrekt tot alle
handel- en neringdoende lieden Fabrikeurs en Ambachtslieden, die, in hun
nen handel of hun bedrijf, eenige Maten of Gewigten gebruiken, en de Apo
thekers of Medicijnberciders in het bijzonder, aan art. 3 en 5 van Zr. Ms. besluit
van 21 October 1810, {Slaatsbl. n°. 52) bepalende hunne gehoudenheid tot
het bezit van een vol stel gewigten en medeverpligting tot den jaarlijkschen
Herijk van hetzelve, alsmede aan het Koninklijk Besluit van 5 Febr. 1826,
n°. 153, volgens hetwelk de, bij derzelver eersten Ijk gestempelde, greinge-
vigten, zonder die eene nadere stempeling te doeri ondergaan, jaarlijks door
den Ijker moeten worden nagezien en onderzocht.
En wordt wijders, door deze, ter kennis van de belanghebbenden gebragt,
dat tot jaarletter, gedurende 1849, voor den Ijk der maten en gewigten
bepaald is de letter
Aldus gedaan bij 1111. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op
den 26sten Maart 1849. DU RIEU.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTKAMMEH.
KERKNIEUWS.
HOORN, 21 April. Door den Kerkeraad der Ilerv. gemeente alhier is, ter
vervulling der vacature, welke zal ontstaan door het vertrek van Ds. Adama
van Scheltema naar Amsterdam uit een vroeger geformeerd twaalftal op
den 19den dezer zamengesteld het volgende, alphabctische zestal: Bcrns, te
Spankeren; Franken Az.te AVaddingsvecn Hooijkaas Hcrderschcê, te Kam
perveen; van der Scheer, te Baarnhruggeter Winkel, te Winkel; Wit te-
veen te Iluizum,
PROGRAMMA voor de Tentoonstelling van voortbrengselen Van
Inlandsche Nijverheid voor de provinciën Zuid- en Noord-Hol
land te houden in de stad Delft.
Art. 1. In de maand Jul ij 1849 zal^ ingevolge magtiging van Z. M.,
kenbaar gemaakt bij missive van den Minister van BinnerilandsChe Zaken,
ad interimvan den 19del1 Maart 1840, N°. 184; (6d» afdeeling) aan alle
fabriekanten, kunstwerkers, handwerkslieden enz., alsmede aan de bestuur-
vers ol regenten van liefdadige gestichten, waar voorwerpen van nijverheid
vervaardigd wordengelegenheid worden gegeven de voortbrengselen hunner
fabrieken, werkplaatsen, gestichten enz. ten toon te stellen.
Art. 2. Vermits er jaarlijks in de steden Amsterdam en 's Gfavcnhagc
Tentoonstellingen van schilderen en beeldhouwwerken plaats hehhenzullen
deze op de voormelde Tentoonstelling van voortbrengselen van nijverheid niet
worden aangenomen
Art. 3. houdt in de opgaaf der leden voor de Commissie, van welke tot
Voorzitter benoemd is, J11A. L. van lleteren Gevers, te Oegstgeest en tot
Secretaris Dr. W. L. Ovcrduyn, te Delft. Uit Leyden heeft in de Commissie
zitting de Heer S. J. Ie Poole.
Art. 4. Door bovengemelde Commissie zullen de voorwerpen voor de Ten
toonstelling bestemd, in ontvang genomen, ten toon gesteld en teruggezon
den worden mitsgaders door ieder der leden aan de Plaatselijke besturen of
de belanghebbenden op derzelver aanvrage alle verlangde inlichtingen wor
den gegeven.
Art. 5. De Tentoonstelling zal plaats hebben in de gebouwen van de Ko
ninklijke Academie ter opleiding van burgerlijke ingenieurs te Delft, op
Zaturdag den 7den Julij 1349 geopend, en op den 31sten Julij daaraanvol
gende gesloten wordenten ware bijzondere omstandigheden tot de verlenging
van dien termijn deden besluiten.
Art. 6. Op deze Tentoonstelling zullenbehalve de in de provinciën
Zuid- en Noord-Holland vervaardigde, ook de uit andere gewesten "an het
Koningrijk der Nederlanden en uit de Qverzeesche bezittingen van den Staat
afkomstige voorwerpen worden aangenomeu; zullende van iedere soort van
voorwerpen door denzelfden inzender niet meer mogen gezonden worden dan
noodig is om de hoedanigheid te beoordcelen.
Art. 7. Do Tentoonstelling is niet alleen bestemd voor voortbrengselen van
nijverheid en kunstvlijt, welke in hunne soort door sierlijkheid van bewerking
of uitstekende hoedanigheid uitmunten maar evenzeer voor die voortbrengse
len van alle takken van nijverheid, welke om hnune nuttigheid, bruikbaar
heid, eenvoudigheid, of minkostbaarheid aanbeveling verdienen; zijnde het
hoofddoel dezer Tentoonstelling om de ontwikkeling en uitbreiding der nijver
heid in alle takken van dezelve ter kennis van het algemeen te brengen.
Art. 8. De voornoemde Commissie, hoewel daarbij de meest mogelijke in
schikkelijkheid zullende in acht nemen, behoudt zich voor, die voorwerpen,
welke volgens haar oordeeluit hooide van ongeschiktheid, of om andere re
denen, minder gepast zijn, niet aan te nemen, en worden bepaaldelijk van
deze Tentoonstelling uitgesloten de dranken, eetwaren en andere voorwerpen,
aan bederf onderhevig, alsmede ontvlambare of aan ontploffing onderhevige
chemische voortbrengselen en dergelijke, ten ware zoodanig besloten, dat dë
Commissie meent die zonder gevaar te kunnen toelaten.
Ait. 9. De geweven stoffen worden slechts bij het stuk aangenomen. De
bewerkte natuurvoortbrengselen zoo als metaal-, steen- en houtsoorten, even
al de chemische producten worden bij stalen toegelaten.
Werktuigkundige toestelleninstrumenten en dergelijke, moeten vergezeld
gaan van eene verklaring van derzelver gebruik; zullende enkele teekeningeri
van dezelve niet worden ten toon gesteld.
Art. 10. Alle in te zenden voorwerpen moeten voorzien zijn van eene ver
klaring van den belanghebbende, dat de ingezonden voorwerpen in zijne fa
briek, werkplaats enz., of door hem zehen, of onder zijn opzigt in dit Rijk
vervaardigd zijn, mitsgaders van eene verklaring van het hoofd van het
plaatselijk hestnur, dat de inzender in die stad of gemeente hekend, cn zijne
fabriekwerkplaats enz.aldaar gevestigd is.
Art. 11. Degenen, welke voor deze Tentoonstelling voorwerpen willen in
zenden, zijn gehouden daarvan vóór den 13dc" Mei 1849 aan de Commissie
vrachtvrij berigt te geven, met vermelding van den aard en de soort der
voorwerpen, alsmede van de ruimte, welke deze ten naaste bij zullen innemen.
Art. 12. De voor de Tentoonstelling bestemde en van de hij art. 10 be
doelde verklaring voorziene voorwerpen moeten, behoorlijk ingepakt en vracht
vrij tusschen den lstcn en 15dcn Junij 1849 (na welken tijd geene goederen
meer worden aangenomen), aan de Commissie der Tentoonstelling aan het lo
caal der Koninklijke Academie worden ingezonden, met eenen brief, houdende
den naam en dc woonplaats van deri vervaardiger, en opgave van het inge-
zondene; zullende de wijze, waarop het kosteloos overbrengen door onderne
mingen van vervoer zal plaats hebbennader worden bekend gemaakt.
Art. 13. De aangenomen voorwerpen blijven, tot aan de definitive slui
ting der Tentoonstelling, onder bet opzigt en de zorg der Commissie, welke
ook voor de terugzending dei-zelve, binnen 14 dagen na de sluiting, aan de
inzenders zorg zal dragen.
Aan de inzenders wordt vrijgelaten de middelen van vervoerwaarmede
zij de ingezondene voorwerpen terug willen ontvangen, op te geven, met ver
klaring, of zij zeiven voor de inpakking willen zorg dragen, dan wel zulks
aan de Commissie overlaten.
Art. 14. Van de ten toon gestelde voorwerpen zal een zooveel mogelijk
naauwkeurige en uitvoerige catalogus vervaardigd en uitgegeven worden.
Dc inzenders, worden dien ten gevolge uitgenoodigd, eene beknopte en zake
lijke beschrijving van de door hen ingezondene voorwerpen bij dezen te voegen.
De voorwerpen van denzelfden inzender worden, voor zoover zij tot de
zelfde rubriek behooren onder één nummer op den catalogus geplaatst, met
onderscheiding van dezelve door letters.
Art. 15. Aan de ten toon gestelde voorwerpen zullen kartonnen briefjes
worden gehecht, aanduidende het nomrncr, waaronder zij op den catalogus
voorkomen.
Art. 16. De inzender of vervaardiger, welke eenig ingezonden voorwerp ter
verkoop wenscht aan te bieden of slechts den prijs er van ter kennis van
het algemeen wil brengen, wordt verzocht hij den in art. 12 bedoelden brief
aan dc Commissie daarvan kennis te geven, met naauwkeurige opgave van den-
prijs van elk ingezonden voorwerp, en uitdrukkelijke vermelding of hij dien
prijs verlangt openhaar gemaakt te hebben zullende van de verkochte voor
werpen ter goedmaking der onkosten 2 pCt. van den verkoop worden gekort.