LEYDSGHE COURANT 1849. WOENSDAG, 4 APRIL. N° BINNENL ANDSCUE BEBIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven tr*7 Zaturdug avond wus Maandag komt 7- 74 e Prijs der Courant is f 12 i« het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEY DEN3 April. Eene Commissie uil den Akadeinischen Senaat afgevaardigd om aan Z. M. den Koning de deelneming van den Senaat te betui gen, bij het treurig afsterven van Zijnen hoogvereerden Vader, is door Z. M. met de grootste welwillendheid ontvangen. Zij heeft zich tevens mogen verblijden over de bijzondere affectie door Z. M. betuigd voor deze Hoogesehool, waaraan Z. M.gelijk zoo vele Vorsten uit het Huis van Oranje, onderwijs had genoten, en die te meer op de bescherming en genegenheid van Z. M. rnogt rekenen, daar Z. Al. gevoelde, dat haar bloei met de eer en den luister des Vaderlands ten naauwsle vereenigd was. De gedenkpenning geslagen ter gedachtenis van Koning Willem II, heeft aan de hoofdzijde liet keurig bewerkte en bijzonder gelijkende portret van -Z. M., gegraveerd door den lieer D. van der Keilen Rijks-Graveur te Utrecht, de keerzijde heeft, behalve toepasselijke opschriftenook allegorische zinne beelden op hel overlijden. Den uitgevers P. 11. van den Heuvel], alhier en H. Koster, te Dellt, die door deze onderneming den onvergetelijken held, den door Nederland diep betreurden Vorst, een onvergankelijk gedenkteeken hebben gesticht, wenschen wij de meeste voldoening door eene ruime deelne ming van alle onze landgenooten. De Minister van Marine heeft bekend gemaakt, dat er voor de school der Marine te Medemhlik een examen van aspiranten zal plaats hebben in de eerste daoen van Junij. Belanghebbenden moeten zich voor den lsten Mei aan het Departement van Mariue, met overlegging der vereischte beschei den aanmelden. De Minister van Oorlog heeft ter kennis gebragtdat zij die ver langen mogten als kadets op de Koninklijke Militaire Akademle te Breda te worden geplaatst, zich moeten aanmelden aan het Departement van oorlog vóór den 8slcn Mei aanstaande; het vergelijkend examen zal in Junij plaats hebben. De Leden der Staats-Commissie voor het Hooger Onderwijs zijn weder om te Haarlem vergaderd. 'S GRAVENIIAGE2 April. Z. M. beeft den Secretaris van II. M. de Koningin, den Gehciin-Legatie- raad von Wekherlin, benoemd tol Commandeur der orde van de Eikenkroon, en tot Ridders dier Orde, de lleeren: Waldorp, Kunstschilder alhier, A. van der Spuy, Directeur der Domeinen van Wijlen Z. M. Koning Wil lem II, in ile omstreken van 's Gravenhage, en den Heer L. P. Cavin, Biblio thecaris van Wijlen Z. M. Koning Willem II. Tot Coinmaiivleurs der Orde van den Nederlandschen Leeuw, de Heeren Mrs. G. A. G. van MannenProcureur Generaal bij den Iloogen Raad, en J. Op den HooS, Vice-President van den tloogen Raad. Z. M. beeft aan den Hoogloeraar P. F. Everard vergund te dragen de Orde van bet Legioen van Eer, hern door de Franschc Regering geschonken. Aan de leden van de Tweede Karner der Sta ten-Generaal is thans mede gedeeld het verslag der Commissie van Rapporteurs voor het ontwerp, hou dende eene belasting tot dekking van het Ie kort over 1848 en 1849. Zij ziet zich vcrpligt, daarbij op den voorgrond te stellen, dat de uitkomst varr het plaats gehad hebbend onderzoek, zoo wel wat de algemeene strekking als wat liet bijzonder zamenstellen der wet betreft, alles behalve gunstig is ge weest. Men heeft in do afdcelingen, in de eerste plaats, onderzocht, in hoeverre de behoefte, out reeds dadelijk middelen tot dekking der beide te korten over 1848 en 1849 aan te wijzen, werkelijk geacht kan worden aanwezig te zijn. Nagenoeg algemeen beeft men zulks, wat het vermoedelijk te kort van 1849 betreft, niet kunnen toestemmen. Terwijl men alzoo, bij de behandeling der tegenwoordige zaak, hel vermoedelijk te kort over 1849 geheel buiten rekening meent te moeten laten, is tevens door verscheidene leden het bestaan der behoefte tol dekking van zoodanig te kort, als de Re gering voor 1848 opgeeft, op meer dan ééuen grond bestreden. In al de af dcelingen is de vraag, of, aangenomen, dat er over 1848 een tekort van omstreeks tien millioenen guldens bestaatde Kamer zich geneigd en geroe pen kan gevoelen, nu reeds mede te werken tot ecnen definitiven maatregel, om in het dekken van dat te kort te voorzien, regtstreeks ontkennend beant woord. Terwijl men algemeen de aanneming van het tegenwoordig wels-ont- werp onmogelijk acht, zoo lang niet meerdere en hetere waarborgen omtrent hel finantieel stelsel der Regering verkregen zijnheeft de overgroote meer derheid te kennen gegeven, ook afgescheiden van dat hoofdbezwaar, niet te kunnen instemmen met het denkbeeld, om het bestaande te kort door eene belasting op de inkomsten, hoedanig dan ook gewijzigd, te dekken. Dij de zen loop der overweging gevoelde men zich genoopt, naar een ander meer aan nemelijk middel tot dekking van het te kort rond te zien, hetwelk dan aan de Regering zou kunnen worden aanbevolen; op.lat zij daartoe, ter vervan ging van haar voorstel, de toevlugt zon kunnen m-meri. In de eerste plaats is het denkbeeld in aanmerking gekomen van renen verkoop van gronden op Java en het te gelde maken van schatkistbiljetten of ander papier, hetwelk op de opbrengst dier gronden znu worden geaffecteerd en daaruit afgelost. In de tweede plaats is door een niet onaanzienlijk aantal leden het denkbeeld voorgestaan der creatie van muntpapier, tot een bedrag hetwelk hoogstens tot 15 millioerien dus tot het cijfer van het door de Regering geraaóid te kort over de heide jaren 1848 en 1849, zoo kunnen klimmen, In de derde plaats is door eenige leden het denkbeeld geopperd, dat heL tegenwoordig te kort te boven zou kunnen worden gekomen door liet tot stand brengen van af doende, diep doortastende bezuininigingen op de loopende dienst in de twee of drie volgende jaren. Eindelijk beeft bet onderzoek der voordragt rij alge meen tot de overtuiging geleid, dat zelfs van bet standpunt, waarop de Re gering zich plaatsten dus geheel afgescheiden van de voorafgaande beschou wingen, die voordragt niet aannemelijk zou zijn. Bij bet onderzoek van bet wets-ontwerp over de verantwoordelijkheid der Ministers in de afdcelingen der Tweede Kamer was algemeen de twijfel gere zen, of men zich bij de opstelling een klaar denkbeeld gevormd bad van liet daarin te behandelen ontwerp, althans werden er bepaaldheid van denk beeld en helderheid van voorstelling in gemist, zoo zelfs, dat in de afdcelin gen soms omtrent de strekking der bijzondere bepalingen onzekerheid heerschte. Een hoofdpunt van twijfel was, of liet wetsontwerp alleen ambtsmisdrijven of alle misdrijven van Ministers bedoelde. Er was ook niet gesproken van de verantwoordelijkheid, betrekking hebbende op het beheer en gebruik van 's Rijks geldmiddelen en eigendommen. Sommige leden vonden bet verkeerd te zwijgen van de civiele verantwoordelijkheid der Ministers jegens den Staat en jegens bijzondere personen. E'-n groot aantal leden beschouwde bet ont werp als ontijdig en wilde andere organieke wetten vooraf zien gaan. 3 April. Naar men verneemt zal de Tweede Kamer Dingsdag, den 17den April hare werkzaamheden hervatten. De Scbout-bij-Nacbt, de Heer Arriensbuitengewoon Adjudant des Ko- nings, is uit deze residentie naar Berlijn en Petersburg vertrokkenom aanjde Hoven van Pruissen en Rusland officieel bekend te maken In t berigt van bet overlijden van Z. M. Koning Willem 11 en de Troonsbestijging van Z. M. Koning Willem UI. In de residentie is aangekomen Z. Exc. Baron Bentinck, Minister van Staat en Gezant der Nederlanden bij bet Belgische Hof. ROTTERDAM, 2 April. Heden morgen is de stoomboot op Geertiuidenherg van hier vertrokken, om het stoffelijk overschot vuil wijlen Z. AI. van die stad af te hah-n. Deze stoomboot is geheel en al zwart, het achterste gedeelte van het verdek met zwarte kleeden bedekt, waarop eerie katafalk geplaatst is van zwart laken, met zilveren lamhrikins en met zilver afgezetin de frontispies achter en voor twee Koningskroonen en op de hoeken zwarte pluimen, terwijl het ge heel gedekt is met eene zwarte tent, van het achterschip af tot tegen den schoorsteen. II. M. de Koningin-Weduwe, II. K. H. de Erfgroolhertogin van Sakscn- Weimar-Eisenach en Z. K. II. Prins Hendrik zullen zich aan boord van die stoomboot bevinden tot aan deze stad, en Dingsdag in den namiddag zal, met een plegtstatigen stoet, het Koninklijk Lijk, in tegenwoordig van Z. Al. J Koning AA illetn III en de Koninklijke Prinsen, in de rouwzaal aan de woning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 1