Den dag van den IS*1611 was zeer slecht; alleen tnsschen 4 en 7 nre na den middag waren de verschijnselen een weinig minder hevig. De nacht, die daarop volgde, was niet gunstiger. Den 16den des morgens werd de ademhaling nog moeijelijkervoortdurend waren de opgegeven stoffen met bloed vermengd. Gedurende het toen ah>e- loopen etmaal, zeide de Koning op twee verschillende tijdstippen en met de grootste kalmte Ik gevoel dat mijn einde nadert. Intusschen namen de verschijnselen gedurende den dag in hevigheid af. Vooral was het ophoesten gemakkelijkeren waren de stoffen van beteren aard. De polslag was wel is waar cenigzins tusschenpoozend doch dit laatste verschijnsel was sedert eenigen tijd niet zeldzaam. In vergelijking met den vorigen dag en nacht, was de toestand des Konings meer geruststellend; de hoop herleefde in aller harten, in weerwil van het bekende gevaar dat het organisch gebrek aan het hart opleverde. De avond bleef rustig, en nog te middernacht deed niets de nabijzijndc noodlottige gebeurtenis vermoeden. Omstreeks twee ure in den morgen gevoelde de Koning eensklaps een he- vigen schok in de hartstreek. Zijn gewone Geneesheer, die zich steeds in de kamer bevond ontwaarde terstond dat de hartkloppingen buitengewoon sterk warenzoozeer zelfs dat Z. M. uit het bed sprong. Weldra verschenen de beide andere Geneesheerenen alle hulpmiddelen werden aangewend, doch te vergeefs. De Koning zeeg in de armen van zijnen Geneesheer neder, en sprak deze laatste woorden: Ik gevoel mij de krachten ontzinken. Op het zelfde oogenhlik gaf Z. M. den geest'. tiet was den 17den Maart, ten half drie ure des morgens. Tilburg 17 Maart 1849. T. F. J. Everard, Med. Dr. van Hees, Officier van gez. 2de kl. Maes Med. Dr. te Tilburg 's GRAVENHAGE24 Maart. Z. M. heeft benoemd tot Grootkruis der Militaire Willemsorde den hem toegevoegden Adjudant, den gepensionneerden Luitenant-Generaal en Buiten gewoon Adjudant van wijlen Koning Willem 11, Jhr. Q. A. Klerck, en tot Generaal der Infanterie den thans uitlandigen Luitenant-GeneraalHertog Bernhard van Saksen Weimar-Eiscnach. Ook heeft Z. M. eene Commissie aangesteld tot onderzoek en afdoening van al de hangende particuliere zaken van zijnen vader. Aan de Leeraars der Protestantsche Kerkgenootschappen is gerigl de na volgende circulaire 's Gravenliage23 Maart 1849. Koning Willem III heeft de Regering aanvaard als wettig opvolger van wijlen Zijnen geëerbiedigden en geliefden Vader, Koning Willem II, over wiens verscheiden het gansehe Vaderland rouw draagtvervuld van weemoed over het verlies van een Vorst, die boven alles waardeerde het geluk en de liefde des volks, waaraan Hij zich met hart en ziel toewijdde. Die roem duurzamer dan de glans der Konings-kroon verheerlijkt Zijne nagedachtenis, en de dank van duizenden, wier weldoener Hij is geweest, volgt Hem na in het graf. Met dit voorbeeld voor oogenen wenschende dat voetspoor te betreden, gevoelt Koning Willem III diep in het hart de behoefte aan de ondersteuning en den zegen van den Almagtigen God, en terwijl Hij vurig daarom bidt, is het zijn godsdienstig verlangen, dat zijn Volk zich met Hem in den gebede veicenige; weshalve Zijne Majesteit mij, bij besluit van heden, den last beeft opgedragen de leeraars der verschillende gezindheden tot mijn departement in betrekking staande, uit te noodigenoin op den eersten Zondag na de ontvangst dezes, hunne gemeente, bij de openbare godsdienst-oefening, daarin te willen voorgaan. Bidden wij den Algoeden en Almagtigen God Dat aan onzen Koning al die zegen en die ondersteuning moge geschon ken worden, welke Hij noodig heelt, om, naar de ernstige begeerte van zijn hart, 's volks welzijn te bevorderen. Dat zijn Troon steeds moge geschraagd worden door wijze raadslieden en getrouwe dienarenen dat de vertegenwoordigers des volksdoor den verlich ten geest en de wijsheid hunner beraadslagingen in vcreeniging met den Ko ning, tot 'slands welvaart krachtig mogen bijdragen. Dat de Regering van onzen Koning lang van duur, voorspoedig en geluk kig moge zijn, en de liefde van een dankbaar volk zijne zorgen loone. Dat de Goddelijke zegen ruste op 's Konings Gemalinonze vereerde en ge liefde Koningin; op 's Konings-Moeder, de beminde en geëerbiedigde Koningin- Weduwe; op al de Prinsen en Prinsessen van het Koninklijk Huis; en dat wij Nederlanders alle, hij het genot van de weldaden des vredes, inagtig met Oranje, door eendragt en welvaart, onder de Regering van Koning Wil lem III, aan de wereld mogen toonen het voorbeeld van een vrij en onafhan kelijk volk, gehecht aan orde en wet, in lief en leed verbonden met zijn Vorst, en in handel en wandel blijk gevende van de overtuiging, dat, voor volken en bijzondere personen, godsdienst en zedelijkheid alleen de regte waarborgen opleveren voor een duurzaam geluk. Laat ons, als geloovige Christenen, al deze wenschen en beden ootmoedig en vertrouwend voor onzen God en Vader uitstorten, in den naam van onzen Heer cn Heiland Jezus Christus. De Minister voor de Zaken der Herv. Eeredienstenz. Bij deszelfs ongesteldheid De Secretaris-Generaal en Adviseur (Get.) J. J. ROOSEBOOM. Heden hebben de Generaals in activiteit, in deze residentie aanwe zig, met de Adjudanten van den Koning, en die van Z. K. II. den Prins Veldmaarschalk, benevens de Hoofd- en verdere Officieren van den staf, de her nieuwing van den eed van getrouwheid in handen van Zijne Majesteit afgelegd. Bij de eedaflegging der troepen [in onze vorige vermeld] is gelezen eene dagorder voor het leger, door den Koning uitgevaardigd, van den navolgen den inhoud: Dagorder. GeneraalsOfficieren van alle rangenOnderofficieren en Soldaten 1 Door het afsterven van Mijnen onvergetelijken Vader, hebt gij tevens uwen Opperbevelhebber en Aanvoerder verloren, die het leger herhaaldelijk ter over winning geleidde! Dat smartelijk verlies wordt door ons allen diep gevoeld. De innige betrekking waarin de Koning tot het leger stondde liefde welke Hij het toedroeg, maken het Mij tot eenen heiligen pligtmet dezelfde Vaderlijke zorg de belangen daarvan te behartigen. Ik gevoel daartoe te meer behoefte, omdat ik mijne militaire loopbaan bij dat leger heb begonnen, waarvan het welzijn steeds een Mijner vurigste wen schen heeft uitgemaakt. De eedwelken gij op nieuw hebt afgelegdstrekt Mij tot waarborg dat gij de liefde cn trouw waarmede gij aan uwen afgestorven Veldmaarschalk en Koning waart gehecht, op Mij zult overbrengen, en dat gij, zoo als al tijd, met eere en onderscheiding, uwe diensten aan het dierbaar Vaderland zult toewijden. 's Gravenhage, den 23sten Maart 1849. WILLEM. Bij gelegenheid dat door de Ncderlandsche Zeemagt de eed van trouw aan den Koning is afgelegdheeft het Z. M. behaagd de navolgende dagorder te rigtcn aan de Nedcrlandsche Marine: Dagorder. Officieren van alle rangen bij de Nederlandsche MarineOnder- OfficierenMatrozen en Mariniers! Door het afsterven van Mijnen onvergetelijken Vaderhebt gij ook Hem verloren, die de warmste belangstelling koesterde voor het Nederlandsche zee wezen en de vele door u bewezen diensten op hoogen prijs stelde. De liefde, die Hij de Nederlandsche Marine toedroeg en waaraan Hij ook mijnen Broeder wijdde, maakt het Mij tot een heiligen pligt daaraan mijne zorgen te besteden en hare belangen te behartigen. Dit is mijn wensch dit is mijn voornemen Ik heb door den eed van trouwdien gij op nieuw hebt afgelegd de over tuiging verkregen, dat gij aan het Vaderland, voor ons allen zoo dierbaar en waarvan het welzijn zoozeer aan het Zeewezen is verknocht, even als altijd uwe trouwe diensten zult wijden. 's Gravenhageden 24sten Maart 1849. WILLEM. 26 Maart. Z. M. de Koning heeft zich gisteren avond laat wederom uit deze Residentie naar Tilburg begeven en wordt in den aanstaanden nacht alhier terug ver wacht. H. K. 11. Mevrouw de Erfgroothertogin van Saksen-Wcimar-Eisenach is gisteren avond alhier aangekomen en terstond naar Tilburg vertrokken, zij wordt echter spoedig terug verwacht. Op last des Konings heeft de Opper Kamerheer Baron van Doorn van Westcapelle hekend gemaakt, dat de rouw, wegens het overlijden van den Koning, Zijnen Vader, te rekenen van den nader aan te kondigen dag der begrafeniszal gedragen worden vier en dertig wekente weten Vijf en twintig weken de groote rouw. Voor de HeerenZwart laken kleederen met knoopen van laken, gedu rende de acht eerste weken, met pleureuscs van wit batist aan de mouwen, zwarte degen en gespen en zwart floers of krip om den bol van den hoed. Degenen die in betrekkingen zijn waaraan het costuum verbonden is, dra gen zwarte onderkleeding cn een zwart krip of floers om den linker arm. Bijaldien zij dragonnes aan den degen en troetels aan den hoed hebben worden deze met zwart krip of floers overdekt. Voor de Dames: Zwart wollen stoffeD zonder garniturengedurende de acht eerste weken met hangende kappen van krip, zoo als voor vaders-rou- wen gebruikelijk zijn zwart lederen handschoenenzwarte hals- en oor sieraden zwarte waaijers van floers of krip. Zes weken de middelbare rouw. Voor de HeerenZwart laken kleederen met gewerkte of zijden knoopen zwarte of loodkleurige handschoenen, hlaauwe degen en gespen, hoeden zonder floers of krip. Bij costumes worden de dragonnes en troetels van liet krip of floers ontbloot. Voor de Dames: Zwart zijden stoffen en geglaceerde handschoenen, hals- cn oorsieraden blaauw of paarlenmaar geene juweelen of edelgesteenten, garnituren van zwart floers-gaze, geene kanten, de waaijers zwart geglaceerd. En drie weken de lig te rouw. Voor de Heeren: Met gekleurden degen cn gespen en witte handschoenen. Bij costumes als de middelbare rouw, met zwarte of hlaauwe onderklee ding cn witte handschoenen. Voor de DamesZwart zijden of fluweelen stoffen met gekleurde garnitu ren ook witte sloffen zonder gekleurde garnituren; juweelen, edelgesteenten en kantenwitte handschoenengekleurde waaijers. De Heeren militairen dragen den rouw overeenkomstig de dienaangaande bestaande bepalingen voor het leger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2