LEYDSCHE
WOENSDAG, 15 NOVEMBER.
R1NN ENE AN DSC!! E BEI! IGTEN.
18-18.
l)e Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven
LEY DEN, 14 November.
Zondag 11. werd Ds. D. Chantepie de la Saussaye, beroepen Predikant bij de
Waalsche gemeente alhier, des voormiddags door zijnen Ambtgenoot Ds. van
Goens in de 11. dienst bevestigd, predikende over Job. XXI. vs. 16. Jezus
zcide wederom tot Pctruf: Simon zoon van Jonas! hebt gij mij liefHij
zeide tot hem: ja, Heer! gij weetdat ik u liefheb. Hij zeide tot
hem: hoed mijne schapen. De bevestigde hield des avonds zijne intree rede
naar aanleiding van II Cor. V. vs. 20 en 21. Zoo zijn wij dan gezanten
van Christus wegeals of God door ons bad. Wij bidden van Christus
wegelaat u met God verzoetten! Want dien, die geene zonde gekend
heeftheeft Hij zonde voor ons gemaaktopdat wij zouden worden
regtvaardigheid Gods in hem.
Sedert onze laatste opgave zijn er 11 Cholera lijders bijgekomen, waar
van 2 overleden. Totaal 35, overleden 17, hersteld 3, in behandeling 15.
Uit het Verslag aan den Minister van Ginnenlandsche Zaken van de
Commissie tot het afnemen van het Staats examen, in Aug. 11. te Amersfoort
gehoudenontleenen wij het volgende
De werkzaamheden, waarvan de Commissie de eer beeft Uwe Excellentie
bet verslag aan te bieden, hebben gedurende dertig dagen der maand Au
gustus plaats gehad.
In de voorloopige vergadering, op den laatslen Julij, zijn de vakken van
het examen dus verdeeld, dat de Hoogleeraar Ryke het onderzoek in de
reken- en stelkunsten de Heer Kroon dat in de meetkunde op zich nam.
Bij onderlinge minnelijke schikking werd bepaald, dat het Latijn aan den
Rector Thiehouthet Grieksch aan Professor Karstende oude geschiedenis
aardrijks-, oudheid- en letterkunde en het opgeven van stoffen voor Latijnsche
opstellen aan den Rector Veegens, en de nieuwe en vaderlaudsche geschiede
nis, benevens de Nederduitsche taal en stijl, met opgave van schriftelijk te
behandelen onderwerpen, aan den Lector Hecker zou opgedragen worden.
Het onderzoek begon 's morgens ten acht ure, en werd, met eene tusschen-
poozing van omstreeks een uur, onafgebroken tot 'snamiddags ten vier of
vijf ure voortgezet. Even als bij de vorige Commissiën, werd, terstond na
de zeer moeijelijke. langdurige en afmattende raadplegingen, die meermalen
eerst ten zeven ure 'savonds eindigden, de beslissing der Commissie aan de
geëxamineerden door den Voorzitter medegedeeld, met zoodanige aanmerkin
gen, als, naar de uitkomsten van het examen, geacht konden worden voor
hunne volgende studiën van belang te zijn.
In 23 zittingen werden 267 jongelieden geëxamineerd. Onder het getal
geëxamineerden waren er 47 vroeger afgewezene, en van de 68 die in 1847
niet werden toegelaten zijn er 29 niet teruggekeerd.
Van de 267 adspiranten zijn er 62 afgewezen en 205 tot het bijwonen der
Academische lessen bevoegd verklaard.
Gelijk vroeger, hebben zich de examinatoren van het onderzoek hunner
eigen leerlingen onthouden.
Uit het tabellarisch oveizigt blijkt, dat velen der niet afgewezenen ter
naauwernood zijn toegelaten, verreweg de moesten der toegelatenen niet
meer dan de even toereikende kennis in alle vakken van het examen hebben
erlangd en het getal der toegelatenen betrekkelijk gering is geweest.
Aan sommigen der vroeger afgewezenen, nu toegelatenen, waarvaneenigen
zich twee jaren lang oefendenmag de Commissie den wel verdienden lof
van ijver en volharding niet onthouden; zoowel uit hunne gegeven proeven,
als uit hunne eigene bekentenis, bleek ten duidelijkste, dat zij na het vroe
ger onderzoek zich zeiven beter hadden leeren kennen en de afwijzing zelve,
waarvan zij nu de regtvaardigheid inzageneen krachtig middel was geweest
tot hunne betere vorming.
Aangaande velen der afgewezenen vernam men later uit ontvangen herigten,
dat zij zich tegen uitdrukkelijk verlangen hunner onderwijzers aan het Staats
examen hadden gewaagd.
De uitkomsten van het examen in de Wiskunde AlgebraCijferkunst
Meetkundezijn bijna dezelfde geweest als in bel vorige jaar.
De moesten hadden zich meer op de meetkunde, dan op de cijfer- en
stelkunst toegelegd.
Er is daarin geen vooruitgang waargenomen. Maar de reden is niet ver
te zoeken. By eenige weinige zeer loffelijke uitzonderingenbewijzen, èn
methode van onderwijs in de meeste openbare en bijzondere inrigtingen èn
de leerboeken aldaar in gebruik, dal het nog ontbreekt aan een juist be
grip van het doel van het onderwijs dier wetenschappen aan de gymnasicn.
Bij het examen in het Latijn, scheen het ook meermalen te blijken dat
aan de beoefening van het Grieksch het Latijn eenigermatc was opgeofferd.
Deze opmerking geldt' in het bijzonder het gebrek aan eene geregelde en
bestendig herhaalde beoefening van de beginselen der Latijnsche etymologie
en syntaxisdie beide dikwijls bleken vlugtig-, ter loops, en alleen als bij
gelegenheid te zijn behandeld terwijl men zich inzonderheid scheen beijverd
te hebben om door vele en veelsoortige cursorische lectuur dit gemis te ver
goeden.
Om de jongelieden in staat te stellen, zich ieder naar zijn aard en oplei
ding met de meest mogelijke vrijheid onder het examen te bewegen, wordt
de keus van eene te behandelen plaats meestal aan hen overgelaten.
Het onderzoek evenwel leverde te dien aanzien de overtuiging op, dal niet
weinigen zich met overhaasting voor het staats examen hadden afgerigt.
De Commissie dringt er daarom op aan dat men den jongelieden den tijd
gunne, zich ter voldoening aan de waarlijk zeer laag gestelde eischen van
het staats-examen behoorlijk toe te rusten en te oefenen.
In het examen voor het Grieksch liet zich nog al gemis- aan grondige
grammaticale kennis en oefening bespeuren. Niet dan een zeer klein getal
was in staat, vrij gemakkelijke volzinnen zonder fouten uit het Ncderduitsch
in het Grieksch te vertalen, of gemakkelijke plaatsen naauwkcurig in het
Nederduitsch over te brengen. Dit gebrek alleen te verbeteren door naauw-
keurig aanleeren der grammatica en veelvuldig oefenenzoowel in het mon-
delijk als schriftelijk vertalen, moet, naar de meening der Commissie, voor
namelijk worden toegeschreven aan het te spoedig overgaan op de scholen
tot het cursorisch verklaren der schrijvers, met achterstelling van schriftelijk
vertalen, waarvan het gevolg is, dat de leerlingen wel eene zekere gemeen
zaamheid met de taal verkrijgen, maar zich niet gewennen aan zulke juist
heid en naauwkeurigheid van opvatting en verklaring en uitdrukking der
gedachten, als niet alleen voor het verstaan der oude schrijvers, maar ook
voor de kennis der taal en oefening van stijl, van zoo groot gevvigt is.
Ook meent de Commissie bij het leeren van het Grieksch vooral opmerkzaam
te mogen maken op de zoo noodzakelijke kennis der afleidingvorming en
zamenslelling van de woorden, als een middel tot het grondig en gemakkelijk
leeren der Grieksche taaltot welk einde het gebruik van etymologische
lexica niet genoeg kan worden aanbevolen.
De Oude Geschiedenis scheen in het algemeen wel beoefend te zijn, doch
geenszins allijd op even doeltreffende wijze. Het ontbrak den meesten aan die
grondige kennis der gebeurtenissen zelve, waardoor alleen een helder begrip
van haar onderling verband, en een dadelijk overzigt van hel geheel kan
verkregen worden..
Het was opmerkelijk hoe zich vele jongelieden aan eene brcede lijst van
namen en jaartallen als vastklampten zonder zich met gemakkelijkheid en
levendigheid toestanden van hoofdtijdvakken van voorname volken en perso
nen te kunnen voorstellen. Was het niet tc ontkennendat de historische
kennis vooral geheugenwerk scheen te zijn, zoo spoedig verloren als verkre
gen even zoo bleek hetdat zij uitsluitend in den laatsten tijd opgezameld
was, met het doel om er zich op het examen vari te ontlasten, of er een
werktuigelijk gebruik van te maken, ten einde ccnigziris ten minste aan de
eischcn van wet of besluit te voldoen. Misschien hadden ook al te omslaglige
leerboeken nadeelig gewerkt en aanleiding gegeven tot velerlei verwarring van
personen en feiten.
Van Romeinsche antiquiteiten scheen men veel werk gemaakt te hebben,
doch minder van Grieksche. Hoogst wenschelijk ware het, dat men zich,
bij de beoefening dezer vakken, van Latijnsche leerboeken bediende, om de
jongelieden beter met den eigenlijken geest der klassieke oudheid en met de
ware benamingen en uitdrukkingen van het maatschappelijk leven der Ouden
gemeenzaam te maken.
Veel geringer waren de vorderingen in de Oude Aardrijkskunde, die ge
heel buiten verband met de nieuwe aardrijkskunde, buiten verband met
de geschiedenis, ja genoegzaam zonder behulp van goede landkaarten scheen
beoefend te zijn.